Onderwijs in relatie tot P2P/Ruilwaarde
Ruilwaarde wordt door Van Dale (1992) gedefinieerd als waarde die iets heeft in zoverre dat het tegen andere zaken ingeruild kan worden
Ruilwaarde en P2P
bewerkenBauwens (2013) schrijft over ruilwaarde bij de overgang van het feodalisme (het leenstelsel) naar het kapitalisme. Mensen gaan in het kapitalisme namelijk beginnen om voor zichzelf te werken en hun producten ruilen voor gelijkwaardige producten. Ze verliezen, doordat ze niet meer werken voor een leenheer, middelen om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Hierdoor worden ze verplicht om hun arbeid te verkopen in ruil voor een loon. In theorie vinden er dus alleen neutrale transacties plaats. De uitwisseling van geld tegen goederen zijn namelijk transacties waarbij goederen met dezelfde waarde worden uitgewisseld.
Bauwens (2013) schrijft echter dat het bij peer-to-peer niet draait om iets te verkopen om te overleven. Het draait niet om de productie van ruilwaarde, maar om de productie van gebruikswaarde. Bauwens (2013) schrijft dat "Wanneer iemand een tekst schrijft op Wikipedia, dit niet doet om geld te verdienen. Dit wordt gedaan om wikipedia beter te maken. Men kan wel een commerciële activiteit ontwikkelen rond de commons. Het geld dat men daarmee verdient, heeft men te danken aan de gratis gebruikswaarde. Het kapitalisme werkt dus omgekeerd: men produceert goederen om ze te verkopen, niet omdat ze nuttig zijn. Er worden fictieve en sociale noden gecreëerd om de productie kwijt te geraken. In het kapitalisme is de koopwaar zelf de reden waarom men iets maakt, in peer-productie niet." (Bauwens, 2013, p.42).
Ten slotte verwijst Bauwens (2013) naar het netarchisch kapitalisme. "Dit is een vorm van uitbuiting aangezien de eigenaars van de netwerken de aandacht en data van de gebruikers verkopen zonder ruilwaarde te laten terugvloeien naar de gebruikers. De gebruikers creëren dus de gebruikswaarde, terwijl de eigenaars de ruilwaarde realiseren. Dit is echter een probleem, aangezien deze systemen geen sociale reproductie toestaan. Ze parasiteren dus volledig op de oude economie. Een systeem dat niets teruggeeft aan degenen die de waarde produceren, is onevenwichtig en creëert een waardecrisis in de samenleving. De reden daarvoor is dat de geproduceerde gebruikswaarde exponentieel toeneemt, maar de monetisering lineair. We hebben dus wel de productiemiddelen gedemocratiseerd, maar niet de monetiseringsmiddelen" (Bauwens, 2013, p. 57-58).
Voorbeeld
bewerkenEen voorbeeld van hoe ruilwaarde in de praktijk wordt gebruikt, is het verkopen van speelgoed op de rommelmarkt. Men ruilt daar iets dat men zelf niet meer nodig heeft voor geld of een ander product van dezelfde waarde. Deze waarde wordt bepaald door de beide partijen. Een ander voorbeeld is het verkopen van een zak appels door een boer. Een boer zal niet alleen het product zelf in rekening brengen, maar ook het werk dat hij daar in gestoken heeft. Dat telt namelijk ook mee in de waarde van de zak appels. De consument betaalt dus voor de appels en het werk omdat dit samen de ruilwaarde bepaalt.
Theoretische Duiding
bewerkenLinkin (2010) beschrijft ruilwaarde als iets dat niet gesitueerd kan worden in het product zelf. De waarde ontstaat namelijk ook door de hoeveelheid arbeid die er nodig is om het product te maken, wat meestal aangegeven wordt in tijd. Deze waarde kan men niet vergelijken met de prijs, want prijs heeft te maken met vraag en aanbod. Waarde is relatief, dat wordt gekenmerkt door het woord ‘ruil’. Het product wordt geruild met een ander product dat gelijkgesteld wordt aan de hoeveelheid arbeid die erin steekt. Een voorbeeld hiervan is het ruilen van één jas met één stoel, wat ongeveer evenveel arbeid vraagt of het ruilen van één jas met 100 tandenstokers, omdat het meer arbeid vraagt om een jas te maken dan om een tandenstoker te maken. Eén product kan dus ook meerdere ruilwaarden bevatten.
De belangrijkste auteur die in acht moet genomen worden bij ruilwaarde is Karl Marx (n.d.), een filosoof die leefde van 1818 tot 1883. Hij schreef dat elk product dat gebruikt kan worden waarde heeft en dat daarbij een verschil kan worden gemaakt tussen ruilwaarde en gebruikswaarde. Hij schrijft dat de waarde vooral tot stand komt door de arbeid die ervoor nodig is en gaf hieraan de term ‘arbeidswaardeleer’. Door de arbeid krijgt het product namelijk zijn toegevoegde waarde, wat hij ook wel de meerwaarde noemt. Hieronder wordt verstaan dat de waarde van het eindproduct groter is dan de waarde van de producten waaruit het bestaat omdat degene die dit produceert eraan gewerkt heeft. Deze meerwaarde geldt voor de gebruikswaarde omdat door de arbeid het product kan gebruikt worden (je hebt niets aan meel als het nog niet is omgezet in een brood door de bakker). De meerwaarde geldt echter nog meer voor de ruilwaarde. Deze stoelt namelijk volledig op de arbeidstijd om het product te maken. Als er bijvoorbeeld maar 10 minuten nodig is om een brood te maken en 400 minuten om een paar schoenen te maken, dan is de ruilwaarde van het paar schoenen 40 keer zo groot dan dat van het brood.
Marx analyseert de begrippen meerwaarde en kapitalisme en geeft daarbij kritiek op het winststreven en het privébezit. Binnen het kapitalisme draait het immers niet om de behoeftenbevrediging, dit is slechts het middel om het doel te realiseren en dat doel is het vergroten van zijn eigen kapitaal. Voor de kapitalist geldt enkel de ruilwaarde en niet de gebruikswaarde aangezien de ruilwaarde bepaalt of men winst zal maken of niet. In de periode voor het kapitalisme werkte men met de cyclus waar-geld-waar, daarbij draait het om het maken van een product, dat men ruilt voor geld en met dit geld een ander product kocht. In het kapitalisme veranderde deze cyclus echter in geld-waar geld, daarbij steekt men geld in het maken van een product en dat product verkoopt men met een meerwaarde. De menselijke behoeftenbevrediging wordt dus niet meer als doel gezien, maar als een alibi voor het kapitalisme. Dit alibi is het aangeven dat je een bepaald product nodig hebt om in je behoeftes te voorzien, terwijl dit eigenlijk niet zo is. De behoeftenbevrediging zal daardoor niet efficiënt verlopen en zal nefast zijn voor een deel van de samenleving.
Wells (2009) beschrijft het ontstaan van ruilhandel vanuit het verhaal van Robinson Crusoë. Het verhaal gaat over de periode waarin mensen zich gaan beperken tot één vakgebied. Hierbij worden de eigen goederen geruild tegen goederen of diensten van een ander. Dit zorgde echter voor problemen omdat men het ene product al wat vaker nodig heeft dan een ander. Men heeft bijvoorbeeld elke dag brood nodig, maar niet elke dag een jas. Een ander probleem waar ze op stootten was het feit dat men meer tijd stak in het maken van een jas dan in het maken van een brood. Men wist niet hoe men een eerlijke ruil dan zou moeten volbrengen. Hierin zit het concept ruilwaarde. Deze problemen werd opgelost door één artikel uit te kiezen dat iedereen zou accepteren in ruil voor hun product zodat iedereen elk product dat hij of zij op dat moment nodig had kon aankopen. Dit loste ook het probleem van evenwaardigheid op want vanaf dan kon gekozen worden of er één muntstuk aangerekend wordt voor een brood en bijvoorbeeld 10 voor een jas. Zo wordt de tijd die in een product steekt evenwaardig gecompenseerd.
Adam Smith (1776) schreef over de regels die in acht moeten genomen worden bij het uitwisselen van goederen tegenover geld. Dit zijn namelijk de regels die de ruilwaarde van goederen bepalen. Er moet bij het woord waarde echter een dubbele betekenis in acht genomen worden. Langs de ene kant is er het nut van een object, wat ook beschreven wordt als gebruikswaarde. Anderzijds heb je de hoeveelheid andere producten dat je kan kopen in plaats van een product, wat wordt beschreven als koopkracht of ruilwaarde. Hij schreef ook dat producten met een hoge ruilwaarde, meestal een lage gebruikswaarde hebben en visa versa. Voorbeelden hiervan zijn water, wat een grote gebruikswaarde heeft, maar een lage ruilwaarde, en diamanten, wat een lage gebruikswaarde heeft, maar een hoge ruilwaarde (Heemskerk-Van den Burg, 2008).
Externe Links
bewerkenEen extra uitleg over ruilwaarde kan je vinden op : http://anargisme.wordpress.com/2013/08/17/waarde-en-ruilwaarde/ en http://www.cognitieve-evolutie.nl/index/waarden-en-markten
Extra informatie over Karl Marx: https://www.marxists.org
Verschil tussen gebruiks- en ruilwaarde: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1847/armoede/1a.htm
Nog eens de visie van Karl Marx, iedere schrijver gebruikt een ander oogpunt: http://www.vonk.org/klassiekers/marx-engels/1867/kapitaal/1.htm
Artikels over de crisis van het kapitalisme en de link met ruilwaarde: http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2011/08/20/de-crisis-van-het-kapitalisme-een-andere-economie-noodzakelijk-n-mogelijk en http://www.socialisme.be/nl/582/kapitalisme
Uitleg over het ontstaan van het kapitalisme: http://www.vonk.org/Economie/waren-a-meerwaarde.html
Referenties
bewerkenBauwens, M. (2013). De wereld redden. Met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving. Antwerpen, Belgium: Houtekiet.
Heemskerk-van den Burg, A. (2008). De waarde van Waarden (unpublished doctoral dissertation). Universiteit Utrecht, Universiteit voor humanistiek, The Netherlands. Klassieke waardeparadox (2014). Retrieved from: http://nl.wikipedia.org/wiki/Klassieke_waardeparadox
Linkin. (2010). Econoom Marx I: ruilwaarde en gebruikswaarde. Retrieved from: http://www.anarchiel.com/stortplaats/toon/econoom_marx_i_ruilwaarde_en_gebruikswaarde
Over Karl Marx (n.d.). Retrieved from: www.detuinvanhetgeluk.be/publicaties/Over%20Karl%20Marx.doc
Van Dale (1992). Groot woordenboek der Nederlandse taal. Antwerpen, Belgium: Van Dale Lexicografie.
Wells, D.A. (2009). Het geld van Robinson Crusoë. Retrieved from: http://www.gutenberg.org/files/28525/28525-h/28525-h.htm