Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Recht en belasting: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 25:
Varkens, runderen, schapen, geiten, honden, jachtvogels, hanen, kippen, pauwen, ganzen, tortelduiven, gevogelte, bijenkorven en bijenzwermen (de enige bron van suiker in die tijd) konden gestolen worden. Verder konden slaven gestolen worden: zwijnenhoeders, wijnverbouwers, schildknapen, smeden, timmerlieden en goudsmeden. De meest uitzonderlijke vormen van diefstal werden in het Frankische recht beschreven en voor elk vergrijp was er een vaststaande boete. Op het stelen van een honingvat stond een boete van 45 schelling, maar een slaaf of een paard kostten slechts 35 schelling. Maar als de slaaf een ambacht kende, kostte hij weer 62,5 schelling. Een trekpaard of hengst kostten 45 schelling. De bel van een zeug, de bel van een leidend dier van een kudde, het ijzeren ophangwerk van een molensteen, een hengelsnoer, een wijnton, hooi, helemaal niets werd vergeten in deze maatschappij waarin de geringste verdwijning als een zware persoonlijke belediging werd opgevat.
Voor de Franken
*rijkdom het angstvallig bewaren en verbergen van goederen
*mensen die weinig of niets hadden, waren vaak jaloers op de rijken. Zij konden hun gemis aan rijkdom compenseren door van de rijkeren te stelen.
*de steeds groter wordende sociale ongelijkheid werd een bron van spanningen. De (eerst gelijke) krijgers werden steeds ongelijker. Er kwamen machtsverschillen tussen (en binnen) de parenteles.
===Geweld===
De boeren moesten de ene keer op hun land werken en de andere keer aan een van de vele oorlogen meedoen. In de oorlog moesten ze moorden en plunderen ten koste van de vijand. Als die boeren hetzelfde in vredestijd en in hun eigen land deden, heette het opeens diefstal en moord. De boeren waren echter dermate aan geweld gewend geraakt, dat ze elkaar om het minste of geringste begonnen af te maken. De maatschappij was doordrenkt met geweld en feiltelijk gold alleen het recht van de sterkste.
Het Salische recht bevatte een lange lijst van klappen en verwondingen met elk denkbaar letsel dat ze konden veroorzaken. En ook hoeveel weergeld er precies voor betaald moest worden. Van een klap met een vergiftigde bijl tot een klap die hard genoeg was om bloed te doen vloeien. Het aantal vuistslagen bepaalde de hoogte van de boete, een afgeslagen hand, vinger of voet, een uitgestoken oog, een afgesneden oor of neus. Het was een heel gereken, want als het lichaamsdeel er nog een beetje aanhing, werd de boete weer minder. Een wijsvinger (nodig om de boog te spannen) kostte meer dan een pink. Al dit geweld werd meestal uit wraak gepleegd. Een uitgerukte tong als wraak voor kwaadspreken of een belediging. Veel boetes voor dit soort verwondingen waren (vreemd genoeg) hoger dan die voor moord. En dat, terwijl diefstal met de dood bestraft kon worden.
|