Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Vraat- en hebzucht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Beetjedwars (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Beetjedwars (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 15:
*Daaromheen werden [[w:kool (plant)|kool-]], [[w:Wortel (plant)#wortelknol|knol-]], en [[w:knolraap|raap]]soorten geserveerd.
*Het voedsel was gekruid met [[w:knoflook|knoflook]], [[w:ui (plant)|ui]], [[w:specerij|specerijen]], [[w:peper|peper]], [[w:komijn|komijn]], [[w:kruidnagel|kruidnagels]], [[w:kaneel|kaneel]], [[w:nardus|nardus]], [[w:cayennepeper|cayennepeper]] en [[w:muskaat|muskaat]] uit [[w:Chios (eiland)|Chios]]. Van de kruiden geloofde men dat ze de spijsvertering zouden bevorderen.
*Daaroverheen sprenkelde men [[w:Garum|Garum]]<ref>[[Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Keuken#Vissaus|GarumVissaus in het Romeinse rijk]]</ref>, een aftreksel van de gezouten ingewanden van [[w:makreel (vis)|makreel]] en [[w:steuren|steur]] en van [[w:oester|oesters]].
 
==Vraatzucht==
Vraatzucht was al in de vierde eeuw algemeen bij de Germanen. De rijkeren vraten en zopen soms de hele nacht door en bleven in de ochtend liggen waar ze dronken neergezegen waren om de dag te verslapen. Ook de slaven kregen hun deel.
 
Vraatzucht en dronkenschap waren echter niet alleen het voorrecht van de rijken. Wijn was goedkoop en lag binnen ieders bereik. Dronkenschap vond men geen probleem want men zag het als een geschenk der goden. De vreet- en slempfestijnen waren algemeen verbreid, zowel in de [[w:Merovingen|Merovingische]] als in de [[w:Karolingen|Karolingische]] tijd.
 
==Kloosters==
Regel 27:
Elke monnik nuttigde per dag:
*1,7 kg brood, (1,4 kg voor een kloosterzuster)
*1,5 liter wijn of bier. De wijn was met [[w:venkel|venkel]], [[w:munt (geslacht)|munt]] of [[w:echte salie|salie]] gekruid.
*70-100 gram kaas
*230 gram [[w:linze|linzen]]- of erwtensoep[[w:erwt|erwten]]soep (130 gram voor de nonnen).
 
De leken binnen en buiten het klooster kregen per dag:
Regel 38:
*100 gram kaas tot besluit.
 
Het komt allemaal neer op circa 6000 calorieën<ref>Iemand die zware lichamelijke arbeid verricht heeft ca 5000 calorieën nodig.</ref>.
 
Men was ervan overtuigd dat alleen zware en vette gerechten envoedzaam vooralwaren. broodBrood voedzaamzag warenmen als het hoofdgerecht. Alles dat aan het brood werd toegevoegd was eigenlijk bijzaak. Wortels, fruit, vlees en zware soepen waren allemaal bijzaak. Als er geen borden waren, at men de lekkernijen op een snee brood.
 
De zwaar verteerbare schotels moesten uiteraard aangelengdbesprenkeld worden om ze te "laten zakken". En dat deed men met wijn. Sommigen denken dat dit een lichte wijn geweest moet zijn. Dat is echter niet zeker, want als de wijn op was en men over moest gaan op bier, werden de hoeveelheden verdubbeld.
 
Men gebruikte kruiden, specerijen en het garum om de eetlust op te wekken. Tijdens en na de maaltijden klonken er luide scheten en boeren, want dit was een teken van gezondheid en een teken voor de gastheer dat het gesmaakt had. De maaltijden zaten vol [[w:zetmeel|zetmeel]] en [[w:proteïne|eiwitten]] en bevatten nauwelijks [[w:vitamine|vitaminen]]. Er werden dus lange [[w:siësta|siësta's]] gehouden om de zaak te verteren. Omdat de voeding niet evenwichtig was, kwam het hongergevoel snel terug en moest er weer gebunkerd worden. Men werd dus vet. De oudere kloosterzusters leden aan verstopping. De gelovigen gaven hen dan heel lief een paar biggetjes. Om op te eten zodat het beter zou gaan.
 
[[w:Gregorius van Tours|Gregorius van Tours]] ergerde zich over deze vraatzucht en [[w:Columbanus|Columbanus]] hield zijn monniken voor om alleen wortels, knollen, rapen, gedroogde groenten en meelpap te eten om de maag niet te belasten en de geest niet te verstikken. In de tiende eeuw werden de dagelijkse maaltijden van de monniken wat kleiner, maar met de banketten van twee of drie dagen bleef men doorgaan. De Karolingische eetgewoonten en zeker het gebruik van wijn werden door de elfde eeuwse concilies streng verboden voor geestelijken. Maar de andere mensen bleven er gewoon mee doorgaan.
De boeren aten ongeveer hetzelfde en vrijwel dezelfde hoeveelheden, hoewel zij door hun zware arbeid de in de maaltijden aanwezige calorieën ongeveer wel opgebruikten<ref>Of de vele keuterboertjes, landarbeiders en handwerklieden zich deze slemppartijen konden permitteren valt echter sterk te betwijfelen</ref>.
 
==Boeren==
[[w:Gregorius van Tours|Gregorius van Tours]] ergerde zich over deze vraatzucht en [[w:Columbanus|Columbanus]] hield zijn monniken voor om alleen wortels, knollen, rapen, gedroogde groenten en meelpap te eten om de maag niet te belasten en de geest niet te verstikken.
De boeren aten ongeveer hetzelfde en vrijwel dezelfde hoeveelheden als de monniken, hoewel zij door hun zware arbeid de in de maaltijden aanwezige calorieën ongeveer wel opgebruikten<ref>Of de vele keuterboertjes, landarbeiders en handwerklieden zich deze slemppartijen konden permitteren valt echter sterk te betwijfelen.</ref>.
 
===Feesten===
Regel 56 ⟶ 57:
 
==Achtergronden==
Deze slemppartijen hadden Germaanse gebruiken als achtergrond: offermaaltijden voor de goden en de samenzweringen<ref> van de [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwen/Bevolkingsgroepen#Gilden|Samenzweringen van de gilden]]</ref> van de gilden. Men dacht dat de vreetpartijen een goede groei en voortplanting garandeerden. Ze werden vaak opgedragen aan het heil van de Karolingische familie en gingen vergezeld van verplichte gebeden opdat de koningin of keizerin nageslacht zouden krijgen. De dikke pens van de monnik zou dan de dikke buik van de koningin moeten bevorderen. De gebeden aan de banketten zouden het welzijn van het rijk en de keizer, de gezondheid van zijn vrouw en kinderen, de overwinning van het leger en het slagen van de oogst bevorderen. Zelfs een flink deel van de [[w:liturgie|liturgische]] tijd werd aan deze banketten besteed.
Dronkenschap vond men geen probleem want men zag het als een geschenk der goden.
 
De maaltijden zaten vol [[w:zetmeel|zetmeel]] en [[w:proteïne|proteïnen]] en bevatten nauwelijks [[w:vitamine|vitaminen]]. Er werden dus lange [[w:siësta|siësta's]] gehouden om de zaak te verteren.
 
Omdat de voeding niet evenwichtig was, kwam het hongergevoel snel terug en moest er weer gebunkerd worden. Men werd dus vet. De oudere kloosterzusters leden aan verstopping. De gelovigen gaven hen dan heel lief een paar biggetjes. Om op te eten zodat het beter zou gaan.
 
Deze slemppartijen hadden Germaanse gebruiken als achtergrond: offermaaltijden voor de goden en de samenzweringen<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwen/Bevolkingsgroepen#Gilden|Samenzweringen van de gilden]]</ref> van de gilden. Men dacht dat de vreetpartijen een goede groei en voortplanting garandeerden. Ze werden vaak opgedragen aan het heil van de Karolingische familie en gingen vergezeld van verplichte gebeden opdat de koningin of keizerin nageslacht zouden krijgen. De dikke pens van de monnik zou dan de dikke buik van de koningin moeten bevorderen. De gebeden aan de banketten zouden het welzijn van het rijk en de keizer, de gezondheid van zijn vrouw en kinderen, de overwinning van het leger en het slagen van de oogst bevorderen. Zelfs een flink deel van de [[w:liturgie|liturgische]] tijd werd aan deze banketten besteed.
 
Ergens in de tiende eeuw veranderde dit, voorzover het de dagelijkse maaltijden betrof. Maar de banketten van twee of drie dagen bleven. De Karolingische eetgewoonten en zeker het gebruik van wijn werden door de elfde eeuwse concilies streng verboden voor geestelijken. Maar andere mensen bleven er gewoon mee doorgaan.
 
==Hebzucht==
Regel 71 ⟶ 64:
Hebzucht was alom. Aan het einde van de Merovingische tijd begonnen de adel en de rijke geestelijkheid geld te verzamelen en enorme persoonlijke of kerkelijke schatten op te stapelen en te verbergen. Karrevrachten vol goud, zilver, sieraden en juwelen. Kostbare kleren en edelstenen. Vergulde zwaarden, met edelstenen ingezet, ivoren opzetstukken, marmeren of hoornen vazen bedekt met goud. Pracht en praal werden bepalend voor iemands rang.
 
De hebzucht werd aan de kaak gesteld door [[w:Gregorius van Tours|Gregorius van Tours]]. In de Karolingische tijd werd men iets gematigder.
 
De Merovingische goudsmeedkunst vervaardigde aanvankelijk vooral beschermende amuletten, maar tussen de vijfde en de achtste eeuw werden de producten steeds groter en mooier. Men maakte ceintuurgespen, kelken, sabelriemen met filigraan, beurssloten, oorhangers en haarspelden en gouden [[w:zegelring|zegelringen]]<ref>Men kon met een zegelring een teken onder een oorkonde in het was drukken hetgeen de rang en de rijkdom van de uitvaardiger zichtbaar maakte.</ref>. De Merovingische en Karolingische goudsmeedkunst stond op een hoog peil, maar er is helaas niet veel van overgebleven.
 
==Noten==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.