Nederlands/Grammatica/Bijwoorden: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
MatthiS (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Jcwf (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 33:
 
- onder constructie -
 
Hoewel de grenzen tussen de verschillende soorten bijwoorden soms niet scherp te trekken zijn, zijn er toch een aantal verschillende soorten aan te wijzen
 
==Adjectivale bijwoorden==
 
Dit zijn bijwoorden die ofwel gelijkluidend zijn met bijvoeglijke naamwoorden of er met een achtervoegsel van afgeleid zijn.
Het woord ''snel'' hierboven is een voorbeeld van het eerste.
 
==Voorzetselbijwoorden==
 
Veel, maar niet alle voorzetsels kunnen als bijwoord gebruikt worden. Soms veranderen ze van vorm, bijvoorbeeld ''tot'' wordt ''toe'' en ''met'' wordt ''mede'' of ''mee''. Voorzetselbijwoorden spelen een belangrijke rol in de Nederlandse grammatica omdat zij zich met andere elementen verenigen kunnen, bijvoorbeeld
#met werkwoorden: ''mee'' + ''gaan => ''meegaan'' (Scheidbare en onscheidbare werkwoorden)
#met bijwoorden van plaats: ''hier'' + ''mee'' => ''hiermee'' (Voornaamwoordelijke bijwoorden)
#met een ander voorzetselbijwoord: ''achter'' + ''in'' => ''achterin'' (Samengesteld voorzetselbijwoord)
 
In alle drie deze gevallen kan sprake zijn van scheidbaarheid.
 
Sommige voorzetsels zoals ''gedurende'' of ''via'' kunnen niet als bijwoord gebruikt worden. Daartegenover staat dat er een aantal voorzetselbijwoorden zijn zoals ''af'' en ''heen'' die niet als voorzetsel gebruikt kunnen worden''
 
==Voegwoordelijke bijwoorden==
Deze bijwoorden kunnen aan de ene zin toegevoegd worden om een verband met een andere zin aan te geven. Anders dan de echte voegwoorden staan zij vaak niet op de 'las' tussen de twee zinnen. Woorden als ''desondanks'', ''immers'':
 
:Hij was erg nat geworden. Hij hield desondanks niet op met zoeken
:Hij is een koppig persoon. Hij was er immers niet mee opgehouden.
 
==Voornaamwoordelijke bijwoorden==
Deze bijwoorden nemen de plaats in van de combinatie voorzetsel + voornaamwoord. Anders dan in andere Germaanse talen, waar ze weinig productief meer zijn, zijn ze in het Nederlands een belangrijk en actief deel van de grammatica.
 
Qua vorm bestaan ze uit een locatief bijwoord + een voorzetselbijwoord, bijvoorbeeld in plaats van ''met + het'' gebruiken we ''ermee''. ''Met'' en ''het'' worden dus kruiselings vervangen, het persoonlijk voornaamwoord ''het'' door het overeenkomstig locatief ''er'' en het voorzetsel ''met'' door het voorzetselbijwoord ''mee''.
 
 
{{sub}}
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.