Plato/Plato en Griekse religie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Beetjedwars (overleg | bijdragen)
linkfix
voetnoot weggewerkt
Regel 1:
{{Plato}}
'''Plato en de Griekse religie''' (''Plato and Greek religion'') is de titel van een essay uit ''<span style='color: Blue'>The Cambridge Companion ofto Plato</span>'' van de hand van <span style='color: Blue'>Michael L. Morgan</span>, professor in geschiedenis van de filosofie aan de Oxford universiteit. Hij beschrijft hierin de context waarbinnen de dialogen van Plato ontstonden en duidt Plato's relatie met de diverse vormen van Griekse religie.
 
==Inhoud==
Regel 22:
De proliferatie van nieuwe religies kende een hoogtepunt na de oorlogsjaren met de verering van Bendis, Asclepius (zoon van Apollo), Dionysius en Bacchus. Deze religievormen verspreidden een geloof in de onsterfelijkheid van de ziel en metempsychose (zielsverhuizing). Al deze ontwikkelingen wijzen op een 'verkleining' van de kloof tussen god en mens, die de officiële polisreligie steeds als 'hybris' bestempeld had. De 'sleutel' tot het vermogen van de mens om die afstand te overbruggen was het concept van de ''onsterfelijkheid van de ziel''. De kiem voor dergelijke denkbeelden was natuurlijk al gelegd door Empedocles en Pythagoras.
 
==Plato's toeëigeningtoe-eigening==
Plato neemt zowel elementen van de polis-godsdienst als van de nieuwe religies over, maar zet die wel naar zijn hand. Hij aanvaardt op bepaalde punten de standpunten van de officiële religie, maar spaart aan de andere kant zijn kritiek niet op de festivals, offers, orakels enzovoort. Hij is ook geneigd om soms de alternatieve vorm van vroomheid te adopteren, de vorm die mysteriecultussen en extatische initiatieriten, zuivering en verlossing omvat. Wanneer hij het laatste aanneemt, verandert hij het echter ingrijpend:
*In de oorspronkelijke 'extatische ' context van de mysteriecultussen maakte de ziel van degene die geïnitieerd werd een overgang die he aardse transcendeerde. Zo werd deze 'transformatie' bij de verering van Orfeus en Bacchus bereikt door een soort emotionele opwinding teweeg te brengen, op gang gebracht door muziek, dans en wijn.
*Plato accepteert dit extatische, een <ref>Extase:ervaring van eenheid met het goddelijke</ref> model, waarbij mensen hun ziel in een bepaalde toestand kunnen brengen, en op die manier de goddelijke staat benaderen. Maar: hij wil dit op een totaal andere manier bereiken. Het emotionele karakter van de riten vervang hij door een cognitieve inhoud. Voor Plato betekent dit een leven leiden, gericht op verlossing, door middel van rationeel onderzoek. Een filosofisch leven dus.
 
Plato ontwikkelt op basis van deze overtuiging een epistemologische metafysische visie van wat zulk onderzoek dan wel inhoudt. Hij zoekt dus meer bepaald te begrijpen wat filosofie is. Filosofie dient zich in haar onderzoek zeker bezig te houden met kennis die toebehoort aan de goddelijke voorwerpen, de Vormen of Ideeën. Deze soort kennis zal de ziel dan meer en meer laten gelijken op deze objecten. Leren, in de zin die Plato bedoelt, is dan ook een extatisch ritueel proces omdat het net als een ritueel precies georganiseerd is, religieus gemotiveerd is door de wens om goddelijk te worden, en gefaciliteerd wordt door de aanname dat de menselijke ziel onsterfelijk is en een bijna goddelijke status kan bereiken.
Regel 32:
 
 
{{bron|bronvermelding=The Cambridge Companion to Plato, edited by Richard Kraut - Cambridge University Press, 2008
 
<references/> }}
 
 
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.