Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Achtergrondkennis schip: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pjetter (overleg | bijdragen)
k titel 'Achtergrond: kennis schip' gewijzigd in 'Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Achtergrondkennis schip': Wijziging conform Help:Boekstructuur
Pjetter (overleg | bijdragen)
Links aangepast aan de nieuwe bamingen
Regel 8:
[[Afbeelding:zeilstanden.png|600px|thumb|none|zeilstand bij verschillende koersen]]
 
A is aan-de-wind, B is halve wind, C is ruime wind, D is voor de wind met de [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#FOK TE LOEVERT|fok te loevert]]. De zeilen staan niet allemaal even “dicht” ten opzichte van het schip. Het [[#Grootzeil|grootzeil]] staat het verst naar binnen. De [[#Fok|fok]] iets verder naar buiten en de eventuele [[#Kluiver|kluiver]] nog verder.
 
Op een voordewindse koers komt de fok in de luwte van het grootzeil terecht. Hij vangt dan geen wind meer en levert geen voortstuwing. De fok kan dan “te loevert” worden gezet: aan [[w:nl:loefzijde|loef]] in plaats van aan [[w:nl:lijzijde|lij]]. Daarbij is het nodig om de schoothoek met een boom uit te duwen. Zie hoofdstuk “fok te loevert”.
 
Om te zien of een zeil dicht genoeg staat kijk je naar het [[#Zeilen algemeen|voorlijk]]: de schoot moet zóver aan, dat het voorlijk net niet meer kilt. Zie verder hoofdstuk [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#ZEILTRIM|zeiltrim]].
 
===De zwaarden===
Regel 139:
|style="text-align:right;"|27||<b>smeerreeptalie</b>||drieschijfs takel, tussen een vast oog op de giek en het eind van de smeerreep. Het halend part wordt belegd op een kruisklamp op de giek.
|-
|style="text-align:right;"|28||[[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#BULLETALIE|<b>bulletalie</b>]]||<font color="red">veiligheidslijn</font> vanaf de giek naar de voorbolder. Voorkomt dat het grootzeil onverwachts kan gijpen op voordewindse koersen.
|-
|style="text-align:right;"|29||<b>''huik''</b>||afdekkleed om opgedoekte fok of grootzeil mee af te dekken.
Regel 165:
|style="text-align:right;"|36||<b>''kleine gei''</b>||benaming voor fok die driemaal gereefd is.
|-
|style="text-align:right;"|37||<b>gordijn</b>||lijn van halverwege het voorstag naar de voorste kruisklamp in de zij, aan loef. Als de fok bij het [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#Overstag|overstaggaan]] wind vangt over de nieuwe boeg, wordt hij opgevangen door het gordijn. De fok kan daardoor niet te wild tekeer gaan en de maat kan zonder gevaar de fokkeschoot te beleggen.
|-
|style="text-align:right;"|38||<b>buiketouw of rijger</b>||lijn, die de buik van de fok in bedwang houdt bij het [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#OVERSTAG|overstaggaan]]. Eén eind zit aan de ring van de fokoverloop gesplitst. Loopt vandaar via een kousleuver aan het onderlijk van de fok, terug via de ring, naar de kruisklamp op de waterbalk. Op ruime koersen moet de rijger losgemaakt worden. Kan evt. ook als [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#BULLETALIE|bulletalie]] dienstdoen.
|-
|style="text-align:right;"|39||<b>fokkeschoot</b>||schoot, waarmee de stand van de fok t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt vanaf de schoothoek met een lus rond achterste kruisklamp in de zij. Dan via een kousleuver of stropblok in de schoothoek, weer terug naar diezelfde kruisklamp, daarop belegd. Het losgooien van het geheel bij overstaggaan is een handigheidje.
Regel 175:
|style="text-align:right;"|41||<b>leuvers achterlijk</b>||in het achterlijk van de fok zitten een paar kousleuvers en een touwleuver. Deze worden benut om op bepaalde koersen een grote of kleinere boom in de fok te kunnen zetten. En bij het reven, om de functie van schoothoek over te nemen.
|-
|style="text-align:right;"|42||<b>''fokkeboom of fokkeloet''</b>||hiermee wordt de grote boom aangeduid, waarmee de fok "[[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#FOK_TE_LOEVERT|te loevert]]" kan worden gezet op voordewindse koersen. Een enorm lang kreng, dat door minstens drie man gehanteerd moet worden. Daarom bij dagcharters nooit gebruikt. Hoort ook niet thuis in de originele uitrusting van een kwak (te onpraktisch).
|-
|style="text-align:right;"|43||<b>''bindtouw''</b>||touw aan het voorstevenbeslag. De opgerolde fok kan hiermee worden vastgebonden tegen de voorstag. Tevens in gebruik bij het reven, om de onderste stagringen op elkaar te binden, en daarmee het onderste stuk van het zeil uit de wind te halen.
Regel 210:
===Bezaan===
 
De bezaan is net als de kluiver een driehoekig zeil. De benaming van de onderdelen komt overeen met de kluiver. De bezaan wordt achter het grootzeil gevoerd. De top wordt [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#Bezaan hijsen|gehesen]] met de [[#Grootzeil|dirk]]. De hals wordt met een lijntje of stropje belegd op een [[#Roer|dol]] aan lij. De schoothoek wordt naar achteren uitgeboomd met de bezaanstutter. Daaraan zit een enkele schoot. Die wordt belegd op een dol aan loef. Het schrooflijntje ontbreekt.
 
 
Regel 300:
|style="text-align:right;"|76||<b>''spaak''</b>||stok die in de gaten van het spil wordt gestoken, als hefboom.
|-
|style="text-align:right;"|77||<b>''neuringlijn''</b>||dunne lijn, aan een arm van het anker geknoopt. Dient om het anker [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#ANKEREN|gemakkelijk]] uit de grond te kunnen trekken.
|-
|style="text-align:right;"|78||<b>''neuringboei''</b>||boeitje of stootwil, aan een lijntje op het anker geknoopt. De boei markeert de plek waar het anker ligt.
Regel 479:
*twee lijnen aan elkaar knopen: schootsteken of twee zoeteliefjes.
*stopperknoop om te voorkomen, dat een lijn door een blok kan schieten: achtknoop. Wordt b.v. in het eind van de [[#Zwaarden|zwaardloper]] gelegd.
*om de fokkeschoot (bij [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#FOK_TE_LOEVERT|fok-te-loevert]]) of de dirkloper(bij [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#Bezaan hijsen|bezaan hijsen]]) in te korten: trompetsteek.
 
 
Regel 493:
Het oprollen van touwen tot ronde “matjes” op de plecht ziet er leuk uit, maar is niet best voor het touw en plecht: de onderkant van de mat blijft vochtig, de bovenkant is aan de zon blootgesteld
 
De vallen worden na het hijsen van de zeilen wel opgeschoten, maar niet persé opgehangen aan de mast, zie hoofdstuk [[vaarpraktijkPlatbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#ZEIL_ZETTEN|“zeil zetten”]].
 
Touwwerk van natuurvezel ([[w:nl:hennep|hennep]], manilla) nooit nat opbergen in het vooronder. Dan verrot het.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.