Antwerps/Les 1: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 11:
| algemeen || '''ne''' vent || ''''n''' vrouw || ''''n''' kind
|-
| voor een klinker || '''nen'''
|}
In het meervoud valt het onbepaalde lidwoord weg, zoals in het Nederlands.
De bepaalde lidwoorden zijn gaan als volgt:
Regel 41 ⟶ 40:
|'''mannelijk''' || '''vrouwelijk''' || '''onzijdig'''
|-
| de '''
|}
Zoals men ziet wordt de onregelmatigheid van 'kind/kinderen' gewoon overgenomen.
Het verkleinwoord wordt in het Antwerps niet gevormd met de uitgang -tje, maar met de uitgang -(
{| class="prettytable"
|-
|'''-
|-
| 't '''
|}
Het meervoud van het verkleinwoord vormt men door er -s aan te plakken:
In het Antwerps wordt het verkleinwoord anders gebruikt dan in het Nederlands. In het Nederlands drukt het simpelweg uit dat iets klein is, in het Antwerps wordt eerder gebruikt om iets te bespotten of te bagatelliseren. Het wordt wel vaak (bijna
Regel 62 ⟶ 61:
| || '''mannelijk''' || '''vrouwelijk''' || '''onzijdig'''
|-
| enkelvoud || nen '''
|-
| meervoud || '''ouw'''
|}
'''Let op:''' 'vrouw' heeft de onregelmatigheid dat men soms een -
== Werkwoorden ==
===Het werkwoord '
De werkwoorden in het Antwerps lijken sterk op die in het Nederlands, maar zijn vervormd en er zijn onregelmatigheden bijgekomen die soms zeer moeilijk te begrijpen zijn. Daarom beginnen we met '
Een werkwoord heeft net als in het Nederlands een '''onderwerp''' nodig. Dit zijn de persoonlijke voornaamwoorden die het onderwerp vertegenwoordigen
Regel 78 ⟶ 77:
| || '''enkelvoud''' || '''vertaling''' || '''meervoud''' || '''vertaling'''
|-
| 1ste persoon || ik, 'k || ''ik'' || we || ''we''
|-
| (beklemtoond) || ik || ''ik'' ||
|-
| 2de persoon || ge || ''je, ge'' || ge || ''jullie, je''
Regel 86 ⟶ 85:
| (beklemtoond) || gij || ''jij, gij'' || golle || ''jullie''
|-
| 3de persoon ||
|-
| || ze (z') || ''ze'' || ||
|-
| (beklemtoond) ||
|-
| || 't || ''het'' || ||
Regel 98 ⟶ 97:
'''Let op:'''
1. De beleefdheidsvorm u wordt nog maar zeer zelden gebruikt.
2. De tweede persoon is hetzelde in het enkelvoud en meervoud, tenzij hij beklemtoond is.
3. Er bestaat geen vertaling voor 'men'. In de plaats daarvan gebruikt men 'ge' als de spreker en aangesprokene tot de groep behoren ''(ge moogt da ni doen!)'', 'ze' als dat niet het geval is ''(ze gon ier 'n brug bouwe)'' en ' 'r/der word' voor iets algemeens ''(der word ier hard gewerkt)''
4. De beklemtoonde vormen ook onbeklemtoond voorkomen, maar niet omgekeerd
Nu we het '''onderwerp''' hebben, hebben we nog een element nodig dat in het Nederlands niet bestaat: het '''
{| class="prettytable"
|-
| || '''enkelvoud''' || '''
|-
| 1ste persoon || ik,
|-
| 2de persoon ||
|-
| 3de persoon || em ||
|-
| || ze (z') || (ze) || ||
|}
In de 2de persoon meervoud gebruikt men normaal geen aanvoeglijk voornaamdwoord, tenzij men 'ge' als onderwerp heeft, bij 'het' en 'u' nooit.
Nu we dit allemaal kennen kunnen we eindelijk overgaan tot de vervoeging. Die is zoals men ziet stukken ingewikkelder dan in het Nederlands.
{| class="prettytable"
|-
|
|-
| '''ik''' || ik/'k ''zèn'' || 'k ''zenne'' 'kik
|-
| '''ge''' || ge ''zijt'' || ge ''zijt/zijde'' gij
|-
| '''gij''' || gij ''zijt'' || gij ''zijde'' gij
|-
| '''hij''' || hij ''is'' || hij ''is'' em
|-
| '''zij''' || zij ''is'' || zij ''is'' zij
|-
| '''ze''' || z' ''is'' || z' ''is'' ze/zij
|-
| ''''t''' || 't ''is'' ||
|-
| '''u''' || u ''zijt'' ||
|-
| '''wij''' || wij ''zèn'' || wij ''zèn'' wij
|-
| '''we''' || we/wij ''zèn'' || we/wij ''zèn'' wij
|-
| '''golle''' || golle ''zijt'' || golle ''zijt'' gij
|-
| '''ge''' || ge ''zijt'' || ge ''zijde'' golle / ge ''zijt'' gij
|-
| '''zij''' || zij ''zèn'' || zij ''zèn'' zij
|-
| '''ze''' || ze ''zèn'' || ze ''zèn'' zij
|}
Let erop dat de persoonlijke voornaamworden op -ij slechts zelden een aanvoegend voornaamwoord hebben als ze beklemttond zijn, in normaal gebruik wel.
Als het onderwerp en het werkwoord van plaats verwisselen noemt dat '''inversie'''. Inversie komt voor in vraagzinnen ''(Gaat hij?)'' en na tijdbepaling ''(Als hij zin heeft, dan gaat hij)''. Bij inversie in het Antwerps neemt het onderwerp de positie en vorm in van het aanvoegend voornaamwoord, en het werkwoord wordt ook zo vervoegd:
''Ik zen - zenne 'kik?''
''hij ga, gaat 'em?''
|