Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Familie en erfrecht op het platteland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Beetjedwars (overleg | bijdragen)
Beetjedwars (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 20:
 
==Stamhuishouding==
Het systeem van de stamhuishouding kwam vooral voor in streken waar het wat beter ging. Heel globaal ten zuiden en ten oosten van de Loire, in de noordelijke [[w:Provence (Frankrijk)|Provence]], in de dalen van de [[w:Pyreneeën|Pyreneeën]] maar ook in Italië en Duitsland. In deze streken leefden veel uitgebreide families en bleven de kinderen lang bij hun ouders wonen. De vader benoemde een erfgenaam (meestal zijn oudste of meest capabele zoon of zijn lievelingszoon) die het grootste deel van de erfenis zou krijgen. Deze erfgenaam bleef bij zijn ouders wonen en werken tot aan hun dood en daarna nam hijdaarna de boerderij over. Eveneens bleef de zoon van een winkelier of ambachtsman in diens winkel of werkplaats werken om die na de dood van zijn ouders over te nemen. De andere kinderenzonen kregen bij hun huwelijk een som geld en gingen het huis uit.
 
Zo gauw daar geld voor was, trouwde de erfgenaam. Men had echter liever niet dat hij met zijn vrouw in het ouderlijk huis bleef wonen. Men richtte liever een nieuwe woning voor ze in, in een van de bijgebouwen op het erf van het ouderlijk huis (bijvoorbeeld in een schuur). De trouwdatum werd wel eens verschoven totdat die woning af was. Als het niet anders ging, bleven de zoon en zijn vrouw in huis wonen, maar dan werd de woning verdeeld.
Regel 55:
 
De andere zonen kregen vaak geld mee als zij trouwden en het huis verlieten. Op dat moment hief de vader zijn vaderlijke macht over hen op. Maar niet over de erfgenaam die in huis bleef. Soms was die erfgenaam al 40 jaar en getrouwd en toch mocht hij nog steeds niets beslissen, niet onderhandelen en niet getuigen. Nog in de achttiende eeuw accepteerden de oudste zonen dit gezag dat hun vader over henzelf, hun vrouw en hun kinderen uitoefende.
 
Soms verlieten de andere zonen het huis niet maar bleven vrijgezel en gingen als knecht werken op de boerderij of in het bedrijf van de erfgenaam.
 
Het huwelijkscontract van de oudste zoon, waarin hem het familiebezit werd geschonken, bevatte meestal een ontbindingsclausule. Het kwam bijvoorbeeld wel eens voor voor dat de schoondochter en de moeder niet met elkaar overweg konden. De weinige keren dat dit gebeurde, werd het meestal al in de eerste maanden van het huwelijk duidelijk. Dan verliet de oudste zoon met zijn vrouw het huis. De vader gaf hem dan wat stukken grond zodat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien. Als er daarna nog genoeg van de erfenis over was, probeerde de vader om een jongere zoon tot zijn erfgenaam te maken en in zijn huis te laten introuwen.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.