Ab Urbe Condita/De imperio: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Evil berry (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
(geen verschil)

Versie van 13 jun 2006 17:40

Het imperium was de term die men in Rome gebruikte om de (militaire en/of politieke) macht aan te duiden. Het heeft zowel een ruimere als engere betekenis.
In brede zin betekent het elk militaire opperbevel dat aan een (ook niet-Romeinse) bevelhebber werd gegeven. In enge zin sloeg het op het militaire opperbevel van de hoogste republikeinse ambtenaren (consul, praetor, dictator, magister equitum).
In de vroege republiek was het imperium een aspect van het auspicium (beschikkingsrecht) van een opperbevelhebber. Ten laatste vanaf de 4e eeuw v. Chr. werd ook het auspicium imperiumque (Plaut., Amph. 192, 196.) toegekend aan opperbevelhebbers in buitenlandse oorlogen. In de late republiek was het imperium een begrip dat zowel militair als civiel beschikkingsrecht van een magistraat inhield1. Het zogenaamde "totale imperium" behoorde dus niet tot de koningstijd of vroege republiek, maar was het resultaat van een politiek evolutie in de late republiek2. De iurisdictio (recht om recht te spreken) was niet in dit imperium ingebegrepen3.
De magistraten cum imperio ("met imperium") werden vergezeld van lictores met fasces, die de coercitio (recht om burgers te tuchtigen) van de magistraat cum imperio ten uitvoer moesten brengen. Deze coercitio werd echter ingeperkt door het ius provocationis (het recht op provocatio ad Populum (beroep bij het volk) tegen een uitspraak van een ambtenaar) sinds 300 v. Chr.4
De magistraten (cum imperio) waren gebonden aan collegialiteit en annuïteit van hun ambt en gehouden aan het verbod op continuering, iteratie en cumulatie van hun ambt5. De lagere ambten hadden ook het ius intercessionis (het recht tot intercessio ("tussenkomst"); o.a voor tribunus plebis). De ambtsbevoegdheden werden bepaald door de potestas ("gezag") van de ambtenaar, dat maior (hoger) of minor (lager) was1.
De ambtenaren cum imperio werden gekozen in de comitia centuriata, waarbij hij ook het auspicium (het recht om de vlucht van vogels te bestuderen) kreeg. De auspicia militiae (militaire competenties) werden pas ná de verkiezing in de comitia centuriata door een door de comitia curiata gestemde lex curiata de imperio toegekend. Dit was nog een overblijfsel uit de tijd dat de hoge ambtenaren in de comitia curiata gekozen werden1.

Koningstijd en vroege republiek

Zoals gezegd werden de ambtenaren cum imperio (in de koningstijd de rex (koning) en mogelijk ook de praetor maximus) door de comitia curiata gekozen bij lex curiata de imperio.

Republiek

In de republiek hadden de magistraten cum imperio vooral militaire, maar ook steeds meer administratieve, bevoegdheden in de gebieden buiten Rome (militae).
Rond het midden van de 3e eeuw v. Chr. werden andere voorwaarden verbonden aan de nieuwe ambten van de praetor peregrinus en de praetores voor de provinciae Sicilia, Sardinia et Corsica, Hispania citerior en Hispania ulterior1. Sinds 327/326 v. Chr. werd de prorogatio imperii (verlening van het imperium), waartoe in de regel door de senaat en het volk werd besloten, toegekend. Hierdoor kreeg men het imperium pro consule ("imperium voor een consul; proconsul) en het imperium pro praetore ("imperium voor een praetor; propraetor). De dragers van een imperium pro consule vel praetore mochten niet binnen het pomerium komen. Opdat men toch een triomftocht kon houden, werd het een imperiumdrager door een volksbesluit voor één dag toegestaan mét zijn imperium in het bereik domi (van thuis) te komen6.

Late republiek

In de late republiek werd het imperium bijgeschaafd onder de dictator Lucius Cornelius Sulla en het Tweede Triumviraat.

Lucius Cornelius Sulla

Dictator Lucius Cornelius Sulla liet de reguliere magistraten cum imperio hun ambtstermijn in Rome zelf uitoefenen (domi), terwijl promagistraten buiten Rome hun imperium pro consulare vel praetore uitoefenden (militae). Na hun ambtstermijn kregen ze als promagistraat een imperium militae (imperium voor het "buitenland"). Tussen 80 en 49 v. Chr. werd het militaire commando steeds meer gescheiden van het civiele gezag. Door een senatus consultum uit 53 v. Chr. en een lex Pompeia werd er een interval van vijf jaar tussen de magistratuur en promagistratuur ingesteld, waardoor de promagistratuur niet langer een verlenging van een imperium was, maar eerder een nieuwe ambtsvorm met een imperium militae. Onder Augustus zou Sulla's hervorming pas echt afgesloten worden7.

Tweede Triumviraat

Het imperium pro consulare van de triumviri van het Tweede Triumviraat paste in het rijtje van de imperia extraordinaria of infinita die toegekend waren aan promagistrati of privati (privaatpersonen) (o.a. Gnaius Pompeius Magnus maior, Gaius Iulius Caesar). Het ging hierbij om imperia militae (dus enkel geldend in de provinciae), dat concureerde met dat van de promagistraten in een provincia (Cic., Att. 4.1,7; Phil. 11,30.)7.
Het Tweede Triumviraat zou op grond van de lex Titia een uitzondering vormen door het consulaat ook een imperium pro consulare over meerdere provinciae bezatten én bevoegdheden van een magistraat binnen het pomerium. Hiermee was de opdeling van het imperium door Sulla in een imperium domi en een imperium militae definitief, daar zelfs het triumviraat zich hield aan deze scheiding (zij het wel dat ze deze twee cumulerden)8.

Principaat

In de praktijk hadden de hoge ambtenaren onder het principaat de facto geen militair bevel meer9. Het imperium consulare en imperium proconsulare (voor het eerst aangetroffen bij Val. Max 6,9,7;8,1, amb. 2.) vormde samen met de tribunica potestas het fundament van de princeps zijn macht. In 23 v. Chr. werd het dit imperium toegestaan ook in Rome zelf zich te laten gelden (Cass. Dio, LIII 32.5.). Omdat de volgende principes dit imperium door de senaat (en later vooral door het leger) werd toegekend, werd zijn regeringsaantreding dies imperii genoemd.
Het was onder het principaat dat het imperium maius zich ontwikkeld, dat gebaseerd was op een potestas maior ten opzichte van een proconsul10. De princeps zou zich tot Nero of zelfs Traianus geen proconsul noemen. Het praenomen imperatoris (toegekend aan Gaius Iulius Caesar, zijn adoptiezoon Gaius Iulius Caesar Augustus, en vele andere principes na hem.) en het uitroepen van de princeps tot imperator na een overwinning (die vaak door een ander werd behaald) toonden het militaire karakter van dit imperium.
Het geheel van bevoegdheden van de princeps zou imperatoria potestas genoemd worden in de lex de imperio Vespasiani (cf. CIL VI 930.) die Vespasianus in 69 zijn bevoegdheden als princeps schonk11.

Dominaat

Door het verlies van militaire bevoegdheid van het imperium onder Augustus werd er door de juristen in de 3e eeuw het imperium merum (zuiver imperium) en het imperium mixum (gemengd imperium) onderscheiden, waarbij de iurisdictio als belangrijkste elemente gezien werd van het imperium van hoge magistraten (Dig. 2,1,3-; Dig. 1,21,5,1; 50,1,26.)12.
Rond dezelfde periode werd de imperatoria potestas niet langer door senaat toegekend, maar bij acclamatie tot imperator door het leger13. Voortaan zou de keizer verkozen worden door het leger en moest de senaat hier slechts met instemmen.

Voetnoten


1 J. Bleicken, Zum Begriff der römischen Amtsgewalt; auspicium - potestas - imperium, Göttingen, 1981.
2 Vroegere visie: T. Mommsen, Römisches Staatsrecht, I, Leipzig, 1871, pp. 22-, 116-; nieuwe visie: A. Heuß, Gedanken und Vermutungen zur frühen römischen Regierungsgewalt, Göttingen, 1982.
3 W. Kunkel - R. Wittman, Staatsordnung und Staatspraxis der römischen Republik. Zweiter Abschnitt. Die Magistratur, München, 1995. ISBN: 3406338275
4 J. Martin, Die Provokation in der klassischen und späten Republik, in Hermes98 (1970), pp. 72-96.
5 J. Bleicken, Die Verfassung der Römischen Republik. Grundlagen und Entwicklung, Paderborn, 19957.
6 W. Kunkel - R. Wittman, Staatsordnung und Staatspraxis der römischen Republik. Zweiter Abschnitt. Die Magistratur, München, 1995, pp. 15-21; W.F. Jashemski, The Origins and History of the Proconsular and Propraetorian Imperium to 27 B.C., Chicago, 1950.
7 J. Bleicken, Imperium consulare / proconsulare im Übergang von der Republik zum Prinzipat, in J. Bleicken (ed.), Colloquiumaus Anlaß des 80. Geburtstages von Alfred Heuß (Frankfurter Althistorische Studien 13), Kallmünz, 1993, pp. 117-133; A. Giovannini, Consulare Imperium (Schweizerische Beiträge zur Altertumswissenschaft 16), Basel, 1983. ISBN: 3796516823
8 J. Bleicken, Zwischen Republik und Prinzipat. Zum Charakter des Zweiten Triumvirates, Göttingen, 1990.
9 J. Bleicken, Imperium consulare / proconsulare im Übergang von der Republik zum Prinzipat, in J. Bleicken (ed.), Colloquiumaus Anlaß des 80. Geburtstages von Alfred Heuß (Frankfurter Althistorische Studien 13), Kallmünz, 1993, pp. 117-133.
10 W. Eck – A. Caballos – F. Fernández (edd.), Das Senatus Consultum de Cn. Pisone Patre, München, 1996.
11 P.A. Brunt, Lex de imperio Vespasiani, in JRS67 (1977), pp. 95-116.
12 W. Kunkel - R. Wittman, Staatsordnung und Staatspraxis der römischen Republik. Zweiter Abschnitt. Die Magistratur, München, 1995, pp. 27-.
13 F. De Martino, Storia della Costituzione romana, 4.1, Napels, 1974², pp.460-;5, Napels, 1975², 228-.

Referenties

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.