typo, link
(→Inhoud: typo) |
(typo, link) |
||
'''Alcibiades''', ook ''Alcibiades I''' is een van de betwiste dialogen van Plato. Socrates gaat er een gesprek aan met de Atheense politicus en veldheer Alcibiades.
In de oudheid werd Alcibiades I beschouwd als de beste tekst om de filosofie van Plato te introduceren. Onder invloed van [[w:Friedrich Schleiermacher|Friedrich Schleiermacher]] veranderde dit in de 19e eeuw, toen onderzoekers er begonnen aan te twijfelen of Plato wel de auteur was van deze dialoog. Op grond van linguïstisch onderzoek is er vanaf einde 20e eeuw weer enige steun voor de authenticiteit van de Alcibiades.
==Inhoud==
Socrates brengt de arme Alcibiades helemaal in verwarring wanneer deze zegt dat hij kennis over recht en onrecht van anderen heeft geleerd. Socrates brengt hem echter zo ver dat hij inziet dat mensen het onder elkaar niet eens zijn over recht en onrecht en het dus geen goede leermeesters kunnen zijn. Op dat punt lijkt de conclusie te zijn dat de schone Alcibiades, zoon van Clinias, van recht en onrecht geen verstand had en toch dacht van wel en zelfs van plan was om in de volksvergadering de Atheners te adviseren over dingen waarvan hij niets af weet... Socrates dringt erop aan om het gesprek verder te zetten. Als Alcibiades in staat moet zijn om een massa mensen te overtuigen, dan moet het toch mogelijk zijn om dit met één gesprekspartner te doen?
Oefen je redeneerkunst maar op mij! zegt Socrates. Dus: hoe komt het dat hij uit zichzelf of van een ander weet, wat (de Atheners) voordeel brengt? Alcibiades zegt dat wat voordeel brengt (
Welnu, zegt Socrates (als hij de verwarring bij Alcibiades merkt!): als je in de war geraakt als iemand je vraagt om te zeggen wat eerlijk is en wat oneerlijk, wat mooi en lelijk, goed en kwaad, voordelig en nadelig is... is dit dan niet het gevolg is van je onwetendheid in die dingen? Socrates vergelijkt deze situatie met iemand die op goed geluk wat aan het roer van een schip trekt, maar het eigenlijk beter aan een echte stuurman zou overlaten. Foei, foei toch, Alcibiades! roept Socrates, je begeeft je dus in de politiek om anderen raad te geven terwijl je zelf in de war bent over wat eerlijk, mooi, goed en voordelig is! Zo is het ook gesteld met de doorsnee politicus. Alleen Alcibiades' voogd, Pericles, stijgt daar bovenuit. En heeft niet hij zijn kennis en bekwaamheid aan Alcibiades doorgegeven? Zo vanzelfsprekend is dit dan ook weer niet, want er zijn ook domoren die niets opsteken van de aanwezigheid van een wijs man. Om niet in zijn toestand van onwetende te blijven, zal Alcibiades een of andere opleiding moeten volgen. Om te regeren zal hij eerst zelfkennis moeten verwerven, want zichzelf kennen is kennis hebben van zijn ziel.
|