Lassen en solderen/Lasrook: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Aventicum (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
wikificatie
Regel 3:
Dit is een deel van het eindwerk van Dr. Landtmeters Philippe voor het behalen van een tiltel als Geneesheer Specialist in de Arbeidsgeneeskunde (MaNaMa)(2007)
 
1.2.3 ==Lasprocessen en lasrook==
 
1.2.3.1 ===Procesbeschrijving===
 
In de metaalverwerkende industrie moeten vaak verschillende materialen met elkaar worden verbonden. De meeste van deze verbindingen zijn niet- losneembare verbindingen. Tot deze belangrijke groep behoren de lasverbindingen.
Regel 12:
De warmte hiervoor zal, afhankelijk van het proces, afkomstig zijn van een elektrische boog, een brandbaar gasmengsel of een chemische reactie.
Uiteindelijke bedoeling is dat een continuïteit tussen de verbonden delen ontstaat.
GezienVanwege de enorme diversiteit vanaan metalen heeft er zichis een groot aantal lasprocédés ontwikkeld.
 
Een mogelijkmogelijke manier om de verschillende lasprocessen in te delen, is gebaseerd op de toestand van het basismateriaal tijdens het lassen. Volgens deze methode worden de lasprocessen ingedeeld in de hoofdgroepen smeltlassen en druklassen.
Bij het smeltlassen wordt de lasverbinding tot stand gebracht via de vloeibare fase: er wordt primair gebruik gemaakt van warmte om de lasverbinding te realiseren.
Bij het druklassen gebeurt dit via de vaste fase: hier wordt primair druk toegepast.
Hieronder volgt een korte beschrijving van de belangrijkste
lasprocessen 1, 2, 3, 4, 10, 11.
Kennis van deze lasprocessen kan voor de arbeidsgeneesheer bijdragen tot een betere evaluatie van de gezondheidsrisico’s gezien de invloed van het proces op de ontwikkeling van lasrook.
 
Bij het smeltlassen wordt de lasverbinding tot stand gebracht via de vloeibare fase: er wordt primair gebruik gemaakt van warmte om de lasverbinding te realiseren. Bij het druklassen gebeurt dit via de vaste fase: hier wordt primair druk toegepast.
 
Hieronder volgt een korte beschrijving van de belangrijkste lasprocessen 1, 2, 3, 4, 10, 11. Kennis van deze lasprocessen kan voor de arbeidsgeneesheer bijdragen tot een betere evaluatie van de gezondheidsrisico’s gezien de invloed van het proces op de ontwikkeling van lasrook.
Elektrisch booglassen
 
====Elektrisch booglassen====
 
Bij het booglassen wordt de voor het lassen benodigde warmte verkregen door een elektrische boog, die tussen de elektrode en het te lassen materiaal wordt getrokken.
Regel 29 ⟶ 27:
De in de omgevingslucht aanwezige gassen zuurstof, stikstof en waterstof hebben de eigenschap in het vloeibare materiaal te diffunderen. Zij vormen allerlei verbindingen die het (las)metaal negatieve eigenschappen geven. Een bekend fenomeen is bijvoorbeeld de veroudering van staal waardoor de taaieigenschappen met verloop van de tijd afnemen door vorming van ijzernitriden.
Het gevormde smeltbad en de van de elektrode afkomende metaaldruppels dienen dus beschermd te worden tegen de inwerking van de gassen uit de omgevingslucht. Hiervoor worden verschillende toevoegmaterialen en hulpstoffen gebruikt ter van bescherming van het smeltbad. De meest bekenden zijn:
* Bescherming door slak en gas
* Bescherming door slak
* Bescherming door extra toegevoerd gas
* Bescherming door een vacuüm (sporadisch)
 
 
====Booglassen: MIG/MAG lassen (halfautomaat)====
 
DitDeze lasprocesmanier van lassen werd ontwikkeld in de jaren 50 en kreeg verschillende benamingen, zoals CO2 lassen, halfautomaat lassen, MIG lassen (MIG=Metaltransfer Inert Gas) en MAG lassen (Metaltransfer Active Gas), TIG lassen (Tungsten Inert Gas), lassen met beklede elektrode.
Bij het MIG/MAG lassen wordt een boog onderhouden tussen een afsmeltend lastoevoegmateriaal en het werkstuk. Het lastoevoegmateriaal wordt wordt continu afgevoerd vanaf een spoel.
Het lastoevoegmateriaal, de elektrische boog en het smeltbad worden omringd door een beschermgas dat deze afschermt tegen de invloed van de omringende lucht.
Wanneer dit beschermgas inert is (gassen die niet reageren met het smeltbad), spreekt men van MIG lassen (Metaltransfer Inert Gas). Als inert gas kunnen argon, helium en mengsels daarvan gebruikt worden. MIG lassen wordt voornamelijk gebruikt voor het lassen van aluminium en non-ferrometalen.
Wanneer actieve gassen (gassen die reageren met het smeltbad) worden gebruikt zoals CO2 en mengsels van argon en CO2 en/of zuurstof, spreekt men van MAG lassen (Metaltransfer Ative Gas). MAG lassen wordt toegepast voor het lassen van staal en roestvrij staal.
Als toevoegmateriaal worden meestal massieve draden toegepast (fig.3), voor staal en roestvrij staal kan men ook gevulde draden gebruiken (continu aangevoerde holle draad, inwendig gevuld met legeringselementen en slakvormers).
 
Bij het MIG/MAG lassen wordt een boog onderhouden tussen een afsmeltend lastoevoegmateriaal en het werkstuk. Het lastoevoegmateriaal wordt wordt continu afgevoerd vanaf een spoel. Het lastoevoegmateriaal, de elektrische boog en het smeltbad worden omringd door een beschermgas dat deze afschermt tegen de invloed van de omringende lucht. Wanneer dit beschermgas inert is (gassen die niet reageren met het smeltbad), spreekt men van MIG lassen (Metaltransfer Inert Gas). Als inert gas kunnen argon, helium en mengsels daarvan gebruikt worden. MIG lassen wordt voornamelijk gebruikt voor het lassen van aluminium en non-ferrometalen. Wanneer actieve gassen (gassen die reageren met het smeltbad) worden gebruikt zoals CO2 en mengsels van argon en CO2 en/of zuurstof, spreekt men van MAG lassen (Metaltransfer Ative Gas). MAG lassen wordt toegepast voor het lassen van staal en roestvrij staal. Als toevoegmateriaal worden meestal massieve draden toegepast. Voor staal en roestvrij staal kan men ook gevulde draden gebruiken (continu aangevoerde holle draad, inwendig gevuld met legeringselementen en slakvormers).
 
Boogglassen: TIG lassen
 
====Boogglassen: TIG lassen====
Bij TIG lassen (Tungsten Inert Gas, ook wel Argon Arc Lassen genoemd) wordt een boog getrokken tussen een niet afsmeltende wolfraam elektrode en het werkstuk.
Elektrode, lasboog en lasbad worden afgeschermd tegen de invloed van de omringende lucht door een inert gas (fig.4). Als inert gas wordt meestal argon gebruikt, soms worden ook argon-helium gasmengsels toegepast. Desgewenst wordt zijdelings materiaal in het smeltbad gedoopt waardoor dit afsmelt. Door de jaren werd de toepassing van het TIG lassen uitgebreid tot bijna alle denkbare materialen. De twee essentiële componenten van dit procédé zijn de wolfraamelektrode en het inert gas.
 
Bij TIG lassen (Tungsten Inert Gas, ook wel Argon Arc Lassen genoemd) wordt een boog getrokken tussen een niet afsmeltende wolfraam elektrode en het werkstuk. Elektrode, lasboog en lasbad worden afgeschermd tegen de invloed van de omringende lucht door een inert gas (fig.4). Als inert gas wordt meestal argon gebruikt, soms worden ook argon-helium gasmengsels toegepast. Desgewenst wordt zijdelings materiaal in het smeltbad gedoopt waardoor dit afsmelt. Door de jaren werd de toepassing van het TIG lassen uitgebreid tot bijna alle denkbare materialen. De twee essentiële componenten van dit procédé zijn de wolfraamelektrode en het inert gas.
 
Het TIG lassen wordt vooral gebruikt voor het lassen van dun materiaal (tot ongeveer 3mm), voor het lassen van buizen en voor het lassen van roestvrij staal waarbij hoge eisen aan de afwerking worden gesteld (zeer fijne en propere lasnaad). Dit is veruit de meest gebruikte methode in de Piping industrie.
 
====Booglassen: lassen met beklede elektrode====
 
Bij het lassen met beklede elektrode wordt een elektrische boog getrokken tussen de kerndraad van de elektrode en het werkstuk (fig.5). Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van extra toegevoerd beschermgas. De met de kerndraad mee afsmeltende bekleding zal immers instaan voor de bescherming door vorming vaan een vloeibare slak die de druppels omringt tijdens het transport van de elektrode naar het smeltbad. Hier aangekomen vormt de slak een beschermende laag op het stollend smeltbad. Daarnaast ontstaan vanuit stoffen in de bekleding nog een extra afschermende gaskegel.
Vrijwel alle materialen kunnen gelast worden met dit type elektrode. Nadeel is een belangrijke rookontwikkeling.
 
Regel 63 ⟶ 55:
Als de elektroden voor het lassen van hoog-gelegeerd staal chroom en nikkel bevatten, worden ook chroom- en nikkeloxiden gevormd, het chroom is tri- of hexavalent.
 
====Booglassen: Onder Poederdeklassen (OP-lassen)====
 
Bij dit lasproces wordt eerst een poeder (te vergelijken met de bekleding van de beklede elektrode) op de plaat gestort en wordt dan de lasdraad continu toegevoegd. Er wordt een boog getrokken tussen de lasdraad en het werkstuk. Het poeder smelt gedeeltelijk, geeft een gasbescherming en vormt een slak welke de las beschermt. Dit proces wordt wordt toegepast voor staal, gelegeerd staal en roestvrijstaal.
Omdat de lasboog wordt afgeschermd door het laspoeder is er geen zichtbare lasboog en geen UV straling.
 
====Plasma-lassen====
 
Plasma lassen is te vergelijken met TIG lassen. Bij plasma lassen wordt eveneens een lasboog getrokken tussen een niet-afsmeltende elektrode en het werkstuk, maar de lasboog wordt omgeven door een watergekoelde opening. Daardoor wordt de lasboog ingesnoerd waardoor een kolomvormige lasboog wordt verkregen met een hoge energiedichtheid.
 
====Autogeen lassen====
 
Bij het autogeen lassen wordt de nodige warmte afgeleverd door verbranding van eenhet gas, acetyleen. Voor de verbranding wordt altijd zuivere zuurstof toegepastgebruikt. Als toevoegmateriaal worden onbeklede lasstaven gebruikt en worden er geen additionele beschermgassen gebruikt, de verbrandingsgassen zorgen hier zelf voor.
 
====Weerstandslassen====
 
Bij het weerstandslassen wordt een hoge elektrische stroom door de te verbinden delen geleid. Door de elektrische weerstand van het materiaal wordt het materiaal verhit. Gelijktijdig wordt op de verbinding een uitwendige druk uitgeoefend. Er wordt geen toevoegmateriaal gebruikt.
Zo onderscheid men puntlassen, rolnaadlassen, doordruklassen en drukstuiklassen
 
====Laserlassen====
 
Bij het laserlassen (light Amplification by Stimulated Emission of Radiation) wordt licht gebruikt als warmtebron. De laser is een zeer geconcentreerde lichtbundel van hoge energie, waardoor plaatselijk hoge temperaturen kunnen worden bereikt. De indringdiepte is regelbaar, waardoor deze techniek kan worden toegepast voor zeer dunne tot dikkere platen.
Regel 89 ⟶ 81:
De American Welding Society identificeerde meer dan 80 lasprocessen 11.
De belangrijkste proberen we dan ook hieronder samen te vatten:
* Manual Metal Arc Welding (MMAW): booglassen zonder beschermgas met beklede electrode
* Gas Metal Arc Welding (GMAW): halfautomatisch lassen. Metal Inert Gas lassen (MIG) of Metal Active Gas lassen (MAG) naargelang het gebruikte beschermgas
* Flux-cored Arc Welding (FCAW): booglassen met gevulde draad.
* Gas Tungsten Arc Welding (GTAW): TIG-lassen (Tungsten Inert Gas)
* Plasma Arc Welding (PAW): Plasma-lassen
* Submerged Arc Welding (SAW): onder poederdeklassen (zonder beschermgas).
 
Tenslotte volgt een kort schematisch overzicht van de verschillende types elektrisch booglassen 4 :
* Zonder beschermgas:
* Beklede elektrode
* Onder poederdeklassen
* Met beschermgas:
* TIG lassen
* Plasma lassen
* MIG/MAG lassen (halfautomatisch lassen)
* Gevulde draad lassen (halfautomatisch lassen)
 
1.2.3.2 ==Lasrook==
 
===Inleiding===
 
De verontreinigingen van de lucht bij het lassen kunnen ingedeeld worden in gasvormige en deeltjesvormige verontreinigingen 2, 4, 5, 6, 10, 11. Lasrook bestaat dus uit vaste deeltjes, damp en gas.
Regel 126 ⟶ 118:
Ook de te lassen metalen (staal, roestvrij staal, aluminium,...) en de oppervlaktelagen zijn belangrijk (gegalvaniseerd of verzinkt staal, primers (verf, organische coatings), olie. Bijzonder gevaarlijk is het voorafgaandelijk gebruik van gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen zoals trichloorethyleen of perchloorethyleen als ontvetter voor het lassen: door inwerking van UV-straling van de lasboog ontstaan hierbij dan fosgeen, mosterdgas, waterstofchloride en chloor 4, 10, 11.
 
===Hoeveelheid lasrook===
 
Per lasproces komt een hoeveelheid gasrook vrij. Bij booglassen met beklede elektrode ontstaat veel lasrook en weinig gassen, bij MIG/MAG lassen zowel lasrook als gassen, bij onder poederdeklassen weinig lasrook en weinig of geen gassen en bij TIG lassen weinig lasrook en veel gassen 4.
Regel 134 ⟶ 126:
In het algemeen geven TIG lassen, onder poederdeklassen en plasmalassen minder lasrookproblemen op. Zoals gezegd is een groot voordeel van het TIG lassen dat er geen materiaaltransport in de boog plaatsvindt waardoor de rookontwikkeling merkelijk lager ligt.
 
===Samenstelling lasrook 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 19, 20===
 
De dominerende kristallijne fase in lasrook heeft een soort spinelstructuur.<br />Deze spinelstructuur kan algemeen voorgesteld worden met de formule
Deze spinelstructuur kan algemeen voorgesteld worden met de formule
AB 2 O4<br />
Waarin A = kobalt, ijzer, magnesium, mangaan en zink en B = aluminium, chroom, kobalt en ijzer 6 .
Regel 159 ⟶ 150:
 
 
===Lasrook : gassen.===
 
- NO en NO2: de aanwezige stikstof in de omgevingslucht zal bij hoge temperaturen oxideren tot NO en NO2. Stikstofoxiden zijn zwaarder dan de lucht en werken irriterend op de slijmvliezen van de bovenste luchtwegen. Blootstelling aan zeer hoge dosissen kan lijden tot longoedeem. Chronische blootstelling kan leiden tot restrictief longlijden 11. Maag- en darmklachten werden eveneens beschreven
Regel 166 ⟶ 157:
- Andere beschermgassen zoals helium, argon, waterstof en stikstof zijn op zichzelf niet giftig maar kunnen bij gebruik in grote hoeveelheden, zeker in besloten ruimten, de zuurstofconcentratie verdringen en zodoende een verstikkingsgevaar betekenen vanaf een zuurstofconcentratie van 18% of lager.
 
1.2.4 ==Respiratoire gezondheidseffecten van lasrook==
 
1.2.4.1 ===Acute respiratoire effecten ===
 
 
Regel 175 ⟶ 166:
Acute blootstelling aan zinkdampen geeft aanleiding tot een goedaardige griepachtige aandoening (metaaldampkoorts) maar acute blootstelling aan cadmiumdampen kan leiden tot een levensgevaarlijke chemische pneumonie 42.
 
===Metaaldampkoorts===
 
Metaaldampkoorts werd in het verleden uitvoerig in de literatuur beschreven en kent dan ook verschillende synoniemen zoals gietkoorts, zinkkoorts, metal malaria, metal fume fever, fièvre des metaux, fièvre des fondeurs, fièvre du lundi. Metaaldampkoorts treedt voornamelijk op bij het lassen, branden of snijden van gegalvaniseerd (verzinkt) staal of van met zinkhoudende verf behandeld metaal. Door de verhitting van zink boven het smeltpunt (420°) ontstaat zinkoxyderook. Metaaldampkoorts werd ook beschreven bij het lassen van koper, magnesium en in mindere mate aluminium, cadmium, mangaan, nikkel, selenium, zilver en
Regel 183 ⟶ 174:
4 tot 8 uren na de blootstelling ontstaat een koortsaanval met rillingen en een sterke leukocytose alsook een neutrofieleninflux in de alveolen 42. De longauscultatie toont geen maieure afwijkingen en infiltraties zijn bij een RX-thorax, indien genomen, meestal afwezig. Het ziektebeeld resorbeert steeds spontaan binnen één tot twee dagen zonder blijvende letsels. Metaaldampkoorts kan optreden vanaf de eerste blootstelling en is niet te wijten aan een allergische sensibilisatie. Differentieel diagnose met een chemische of een allergische pneumonitis is soms moeilijk op klinische basis. Deze aandoeningen kunnen zich ook manifesteren onder vorm van een koortsaanval, waarbij de inflammatoire kenmerken echter meer uitgesproken zijn: afwijkingen bij de auscultatie, diffuse infiltraten op een RX thorax.
 
===Chemische en hypersensitivity (allergische) pneumonitis===
 
Alhoewel de pathofysiologische mechanismen vrij verschillend zijn, is het onderscheid tussen een pneumonitis op allergische of op chemische basis soms zeer moeilijk bij een lasser met acute interstitiële infiltraten en hypoxemie. Het gelijkaardig klinisch beeld maakt dat beide termen door elkaar worden gebruikt. Meestal zal de differentieel diagnose gemaakt worden op basis van de anamnese.
De chemische pneumonitis kan zich ontwikkelen na blootstelling aan irriterende gassen of stofdeeltjes uit de lasrook en kan oorzaak zijn van een acute inflammatoire reactie in het longweefsel. In ernstige gevallen zal dit zich uiten onder vorm van een acute respiratoir distress syndroom met longoedeem.
Regel 191 ⟶ 181:
Blootstelling aan cadmiumoxyderook wordt frequent als oorzaak van ernstige chemische pneumonitis vernoemd, met soms dodelijke afloop 10, 11, 42. Een cadmiumpneumonitis gaat gepaard met koorts, dyspnoe en een algemeen ziektegevoel. Er kan een latentieperiode zijn van 24u. Inademing van 5 mg/m³ gedurende 8 u kan dodelijk zijn 43.
 
1.2.4.2 ===Chronisch Obstructief Longlijden===
 
1.2.4.2 Chronisch Obstructief Longlijden
 
COPD, de universeel gebruikte afkorting van de Engelstalige benaming Chronic Obstructive Pulmonary Disease, is een verzamelnaam voor chronische longziekten (obstructieve chronische bronchitis, longemfyseem) met als gemeenschappelijk kenmerk een –over jaren- progressief toenemende expiratoire luchtstroombeperking of luchtwegobstructie.
Regel 204 ⟶ 193:
Het grote probleem bij het epidemiologisch onderzoek van industriële populaties is echter het zogenaamde “healthy worker effect”, waarbij selectiemechanismen voor en tijdens de tewerkstelling ervoor zorgen dat de meest gevoelige werknemers niet of minder lang blootgesteld zijn aan het schadelijk werkmilieu doordat zij uit het beroep stappen of bij de aanvang een ander beroep kiezen en aldus aan het onderzoek ontsnappen 11, 42.
 
1.2.4.3 ====Bronchiaal astma====
 
1.2.4.3 Bronchiaal astma
 
Astma behoort samen met COPD tot de pulmonale aandoeningen gekenmerkt door een diffuse luchtwegenobstructie. Aan de basis ligt een chronische inflammatie van de luchtwegen. De pathofysiologie van astma wordt gekenmerkt door een diffuse, wisselende vernauwing van de luchtwegen en door een overprikkelbaarheid van deze luchtwegen. Ongeveer 30 % van de algemene bevolking wordt gesensibiliseerd voor één of meerdere inhalatie-allergenen. Deze sensibilisatie gebeurt meestal op jonge leeftijd.
Regel 220 ⟶ 208:
De associatie tussen lasrook en astma blijft een onzekere zaak 11.
 
1.2.4.4 ====Interstitiële longafwijkingen====
 
1.2.4.4 Interstitiële longafwijkingen
 
Metaalhoudende stoffen kunnen op verschillende wijzen aanleiding geven tot interstitiële longaandoeningen 10, 11, 42. Enerzijds zijn er de pneumoconiosen die het gevolg zijn van een opstapeling van metalen in het interstitieel weefsel met min of meer uitgesproken ontsteking en fibrose tot gevolg, anderzijds zijn er longaandoeningen zoals berylliose (“chronic beryllium disease”), klinisch en histologisch verwant aan sarcoïdose en de hardmetaallong of de kobaltlong, beschreven bij diamantslijpers door gebruik van gediamanteerde slijpschijven waarin microdiamanten en kobalt worden samengeperst 42.
Regel 233 ⟶ 220:
zeldzaamheid 42.
 
1.2.4.5 ====Respiratoire infecties en immuniteit====
 
De ernst, frequentie en de duur van acute luchtweginfecties ligt hoger bij lassers. Etiopathogenetisch zou men dit kunnen verklaren door een chemische irritatie van de luchtwegen na blootstelling aan metaaloxiderook 11.
Regel 240 ⟶ 227:
 
 
1.2.4.6 ====Repercussie op Longfunctie=====
 
=====Acute effecten=====
 
Zowel de stofdeeltjes als de gassen aanwezig in lasrook hebben het vermogen bronchoconstrictie uit te lokken. Multipele studies hebben dan ook in het verleden de acute, transiënte repercussies van lasrook op de longfunctie nagekeken (bijvoorbeeld longfunctie aan het begin en het einde van de shift of “across-shift changes). De meeste studies toonden geen duidelijk acuut effect op de respiratoire parameters, andere toonden zeer kleine veranderingen aan zoals significante afname in de mid-expiratory flow 10, 11, 19. Andere transiënte niet significante veranderingen in de longfunctieparameters konden worden gerelateerd aan het gebruikte lasproces en de gebruikte materialen 11.
Of deze transiënte veranderingen in de longfunctieparameters uiteindelijk een effect hebben op lange termijn (chronische respiratoire insufficiëntie) blijft een onderwerp van verdere studie 17.
=====Chronische effecten=====
.
 
Chronische effecten
 
Sinds de jaren ’50 hebben heel wat onderzoekers de niet-transiënte of chronische effecten van blootstelling aan lasrook op de longfunctie bestudeerd.
Regel 259 ⟶ 244:
Verschillen in FVC of FEV1 worden echter op minder consequente manier aangetoond.
Geen enkele van deze transversale studies kon echter aantonen dat chronische blootstelling aan lasrook in afwezigheid van acute inhalatietrauma, zoals een chemische pneumonie na inhalatie van cadmiumoxiderook , kan leiden tot een belangrijke of klinische waarneembare verstoring van de longfunctie 10. Wel wordt frequent een interactie vermoed tussen het roken van sigaretten en blootstelling aan lasrook.
Het effect op de midexpiratoire parameters zou kunnen verklaard worden door de diameter van de stofdeeltjes in lasrook, meestal variërend van 0.01 tot 1 µm, met hierdoor een depositie voornamelijk in de kleinere luchtwegen 10. Enkel een hogere luchtwegenobstructie zal daarentegen een weerslag hebben op de éénsecondewaarde of FEV1 23, 33. Inderdaad, de FVC, FEV1 en PEF geven een beeld van de respiratoire musculatuur, de longelasticiteit, en de flow doorheen de grotere luchtwegen, terwijl de MMEF en andere parameters zoals FEF een beeld geven van de flow doorheen de kleinere luchtwegen 33.
In tabel 10Heronder vindt men een overzicht van de belangrijkste studies betreffende lasrook uitgevoerd tussen 1950 en 1989 10.
 
 
Overzicht studies betreffende lassers en longfunctie tussen 1950 en 1990 10
 
Tabel 10
Overzicht studies betreffende lassers en longfunctie tussen 1950 en 1990 10
 
 
Land Jaar Lassers/ctrl selectiecriteria resultaten en commentaar
Regel 309 ⟶ 287:
1.2.4.7 ====Longkanker====
 
1.2.4.7 Longkanker
 
Het IARC (International Agency for Research on Cancer) heeft lasrook in 1990 geklasseerd onder groep 2B (mogelijk carcinogeen voor de mens), na een review van 23 studies betreffende de incidentie van kanker na blootstelling aan lasrook.
Regel 317 ⟶ 294:
 
 
{{bron|bronvermelding=
Bron:
''Ademhalingsgezondheid bij lassers in de Antwerpse Chemische Industrie'', Dr.Philippe Landtmeters, Geneesheer Specialist in de Arbeidsgeneeskunde. Eindwerk ManaMa Arbeidsgeneeskunde Interuniversitaire opleiding UIA-VUB-UGent 2007
 
"Ademhalingsgezondheid bij lassers in de Antwerpse Chemische Industrie"
Dr.Philippe Landtmeters
Geneesheer Specialist in de Arbeidsgeneeskunde
Eindwerk ManaMa Arbeidsgeneeskunde
Interuniversitaire opleiding UIA-VUB-UGent 2007
 
Referenties
 
1. NL praktijkrichtlijn Versie 13 maart 2002 “Beschrijving doeltreffende maatregelen bij blootstelling aan rook en /of gassen afkomstig van lassen en /of aanverwante processen geënt op NL beleidsregel 4.9 -2 (dd; 1997)<br />
Regel 371 ⟶ 341:
43. Verberk M.M. en Zielhuis R.L. Giftige stoffen uit het beroep 1980 Stafleu’s Wetenschappelijke uitgeversmaatschappij B.V. Alphen aan den Rijn/Brussel.<br />
44. Vincken, W. Chronisch obstructieve longziekten. Tempo Medical.<br />
}}
 
 
OTRS ticket 2009091110049618
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.