Ab Urbe Condita/Ab excessu metus Punici: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
AventicumRobot (overleg | bijdragen)
k Robot: automatisch tekst vervangen (-{{GFDL-oud}} + )
Evil berry (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 13:
==Gaius Marius==
[[Afbeelding:Marius Glyptothek Munich 319.jpg|thumb|De zogenaamde Marius (Augusteïsche kopie van buste uit - 2e eeuw, Glyptothek München).]]
Gaius Marius, een {{Uitleg|ruiter|''eques''}} uit Arpinum,{{fn|1}} begon zijn schitterende militaire en politieke loopbaan met de politieke steun van de ''Caecilii Metelli''. Zij zouden hem helpen om in -115. ''praetor'' te worden.{{fn|2}} Nadat hij in Hispania had gediend als ''proconsul'', trok hij met Quintus Caecilius Metellus, ''consul'' in - 109, mee als diens {{Uitleg|legaat|''legatus''}} in de oorlog tegen Iugurtha. Tegen het advies van zijn beschermheer in besloot hij zich kandidaat te stellen voor het consulaat in -107.{{fn|3}} Hij zou dit ere-ambt in totaal zeven maal bekleden.
===Een ''homo novus'' wordt consul===
Toen Marius tot ''consul'' werd gekozen, ondanks de tegenstand van de “oude adel”, zag men in hem een man van de ''populares''. Hoewel sommige van zijn maatregelen op die van een ''popularis'' lijken, nam hij ook maatregelen die een ''optimatis'' had kunnen nemen, zoals zijn verzet tegen graanbedelingen.
 
Nadat de ''comitia tributa'', zonder hierin de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} te kennen, het bevel in de oorlog tegen Iugurtha van Metellus had overgedragen op Marius, stak Marius over om nu als generaal de strijd aan te binden met de opstandige Numidische koning (- 107).{{fn|4}} Maar terwijl Marius zijn handen vol had in Africa, zwierven de Cimbri, Teutoni en Ambroni rond in de ''provincia'' (d.i. de Provence). Deze hadden de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} verzocht om zich daar te mogen vestigen, maar hun verzoek werd afgewezen. Het draaide op 6 oktober - 105 dus uit op een confrontatie tussen de Romeinse legers olv. ''consul'' Gnaius Mallius Maximus én ''proconsul'' Quintus Servilius Caepio en de Germanen. bij Arausio (Orange). De Romeinen werden verpletterend verslagen: slechts tien legionairs zouden de slag hebben overleefd.{{fn|5}}
 
Uit vrees voor een Germaanse invasie sloten het ''plebs'' en de ''equites'' een coalitie om Marius in - 104 terug tot consul te laten verkiezen, hoewel hij zich niet in Rome bevond daar hij nog in de oorlog met Iugurtha was verwikkeld.{{fn|6}} Zijn luitenant Lucius Cornelius Sulla zou echter Bocchus, Iugurtha's schoonvader en medestander, kunnen overhalen om zijn schoonzoon uit te leveren aan de Romeinen, waardoor de oorlog werd beëindigd.{{fn|7}}
 
Teruggekeerd in Rome hield Marius zijn {{Uitleg|triomftocht|''triumphus''}} voor het beëindigen van de oorlog in Africa een dag voor zijn aanstelling als ''consul'' en hij stond erop dat hij de {{Uitleg|triomferetekens|''ornamenta triumphalia''}} mocht dragen in de {{Uitleg|senaat|''senatus''}}.{{fn|8}}
 
Het is in dat jaar, of mogelijk zelfs al in - 107, dat Marius zijn militaire hervormingen zou doorvoeren. Door de verliezen geleden in de oorlogen tegen de Numidiërs en de Cimbri moesten de legers worden aangevuld en uit vrees voor een nieuwe nederlaag tegen de Cimbri werd Marius min of meer carte blanche gegeven: hij zou nu op grote schaal beroep doen op vrijwillige dienst van leden van de ''capite censi'' (d.i. het proletariaat) als aanvulling op de dienstplichtigen, hij zou zijn mannen gedurende de komende jaren onder de wapens houden en de indeling en bewapening van de legioenen standaardiseren (legioen van 6000 man opgedeeld in 10 ''cohortes'' voor een betere mobiliteit) en tot slot zou hij door middel van nieuwe wetten erin slagen zijn rekruten een stuk land als beloning voor hun dienst in het vooruitzicht te kunnen stellen. {{fn|9}}
 
Doordat de Cimbri en Teutoni na hun overwinning bij Arausio naar Hispania uitweken, had Marius de tijd om zijn troepen te trainen om de confrontatie met hen aan te gaan.
Regel 29:
Door deze hervorming kreeg men een sterker leger, moesten kleine grondbezitters niet langer meer legerdienst doen en werden vele armen van een vast inkomen voorzien. De keerzijde van de medaille was echter dat de legionairs nu meer afhankelijk werden van hun generaal, wat de kans op burgeroorlogen zou vergroten. Het zou voortaan moeilijk worden voor een generaal om zijn bevel over het leger over te laten aan een ander zoals dat vroeger het geval was geweest, omdat deze meer dan vroeger een band had met de legioenen die hij vaak zelf had opgericht, getraind en geleid.
 
Opdat Marius de oorlog tegen de Cimbri zou kunnen uitvechten werd hij tot - 100 elk jaar opnieuw verkozen tot consul.{{fn|10}} Deze strategie begon uiteindelijk zijn vruchten af te werpen in - 102 toen Marius bij Aquae Sextiae (huidige Aix-en-Provence) de Teutonen wist te verslaan.{{fn|11}} In - 101 zou hij, met de hulp van zijn luitenant Sulla, een beslissende overwinning behalen op de Cimbri bij Vercellae (Vercelli).{{fn|12}}
 
Marius' ''auctoritas'' (“gezag”, “aanzien”) was enorm, want nog nooit had iemand het consulaat zes maal bekleed (en zeker geen ''homo novus''!). Toch maakte Marius hier geen gebruik van, want een groot staatsman bleek de generaal toch niet te zijn. Hij zou zich voor de kar van de ''factiones'' laten spannen en zich laten verleiden om in een burgeroorlog verwikkeld te raken.
===Marius' neergang===
Nu hij de Cimbri had verslaan, genoot Marius van zijn verdiende soldatenrust in zijn huis in de buurt van het Forum. Maar hij werd niet met rust gelaten door zijn ''populares''-vrienden onder leiding van Saturninus en Glaucia om zich in te zetten voor hun zaak.{{fn|13}}
 
Om aan hen te ontsnappen wist hij in - 98 een ''missio libera'' (ambassade) naar Asia te ontvangen, waarbij hij er in slaagde om de koning van Pontus, Mithridates VI Eupator, te beledigen met de woorden “O koning, ofwel tracht u groter in macht te zijn dan de Romeinen, ofwel voer je stilzwijgend de bevelen uit.”{{fn|114}} Mithridates wist voorlopig zijn trots in te slikken en schikte zich naar de wensen van de Romeinen.
 
In - 90 brak de ''bellum sociorum'' (“bondgenotenoorlog”) uit, nadat de {{Uitleg|volkstribuun|''tribunus plebis''}} Marcus Livius Drusus er niet was in geslaagd om de problemen op te lossen (hij had teveel ineens willen doen, waaronder het toekennen van het Romeinse burgerschap aan de bondgenoten) en was vermoord,{{fn|15}} maar Marius zou erin slagen om zich er grotendeels buiten te houden.
 
Een uitvloeisel van de ''bellum sociorum'' was dat Mithridates VI Cappodocia en Bithynia had veroverd en nu zijn blik had geworpen op de rijke ''provincia'' Asia, waar de inwoners leden onder hoge belastingen en tactloze gouverneurs. Op Mithridates' bevel werden alle Romeinen en ''Italici'' in Klein-Azië vermoord.{{fn|16}} Rome moest reageren.
 
Maar wie moest de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} sturen? Hoewel men meende dat men maar weinig moeite zou hebben om die verwijfde oosterlingen te verslaan, was de in het vooruitzicht gestelde buit veel te aanlokkelijk om zomaar aan de eerste de beste toe te kennen. Sulla, die nog legioenen onder de wapens had in Campania waarmee hij in de ''bellum sociorum'' had gestreden, werd door de glans van zijn overwinning verkozen tot ''consul'' en werd enkele weken later het bevel over de oorlog tegen Mithridates toegewezen.{{fn|17}}
 
Maar door de net beëindigde oorlog en de vreemde voortekens die men had waargenomen, meende het volk en de ''populares'' dat het beter was een ervaren, weliswaar oudere en zieke, man te sturen in plaats van Sulla: Gaius Marius. Met behulp van de {{Uitleg|volkstribuun|''tribunus plebis''}} Publius Sulpicius Rufus wist Marius het commando van Sulla te laten overdragen op zijn persoon, terwijl deze nog in Nola was.{{fn|18}} Na straatgeweld toen Sulla was teruggekeerd naar Rome en ternauwernood aan de dood was ontsnapt door te vluchten in het huis van Marius, maakte deze laatste maakte de ongelooflijke blunder om twee ''tribuni militum'' te sturen om de legioenen die onder Sulla's bevel stonden in zijn naam op te eisen. Dit was een regelrechte belediging voor Sulla en met vijf van zijn zes legioenen trok hij op tegen Rome (zijn officiers weigerden op één na met hem op te trekken).{{fn|19}} Terwijl Sulla Rome binnentrok nam Marius de vlucht naar Africa.{{fn|20}} Sulla slaagt zonder al te veel moeite de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} ervan te overtuigen dat het in hun voordeel was om zijn commando terug te geven, dat hem door Rufus was ontnomen. Deze laatste werd geëxecuteerd nadat men hem had gevonden in een villa te Laurentum en zijn hoofd werd op het forum tentoongesteld, maar Marius wist te ontkomen.
 
Desalniettemin stak Sulla over naar Asia, terwijl de ''populares'' zich terug begonnen te hergroeperen. Toen in - 87 Lucius Cornelius Cinna tot consul werd verkozen, vatte deze het plan op Rufus' maatregelen terug in ere te herstellen en met dit doel stelde hij een leger samen uit ontevreden bondgenoten om op te trekken tegen Rome. Daarop verklaarde de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} dat Cinna was afgezet - iets wat nog nooit eerder was voorgevallen in der Romeinse geschiedenis - en stelde een nieuwe consul aan. Intussen was Marius teruggekeerd uit Africa en aan land gegaan in Etrurië. Ze bundelden hun krachten, namen Ostia in, hielden de Ianiculum bezet en trokken eind 87 Rome binnen. Verscheidene tegenstanders werden omgebracht en terwijl Marius' verbanning werd opgeheven en Sulla tot staatsvijand uitgeroepen. En op 1 januari 86 werden Cinna en Marius aangesteld als consuls voor dat jaar. Maar Marius zou niet lang genieten van zijn zevende consulaat, want op 17 januari stierf hij aan een borstvliesontsteking.
Regel 60:
De “zuivering” richtte een bloedbad aan in Italia (o.a. in Praeneste) en gewiekste zakenlui wisten gouden zaken te doen, door de verbeurd verklaarde goederen aan een prikje op te kopen en met grote winst terug te verkopen. Het levert ook Sulla een enorm persoonlijk fortuin op. Hij werd voortaan ook vergezeld van een lijfwacht van ongeveer 10000 vrijgelatenen, die de voorloper van de {{Uitleg|praetoriaanse garde|''cohortes praetoriae''}} zou zijn.
===Sulla's dictatuur===
Op vraag van Sulla stelde de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} Lucius Valerius Flaccus aan als ''interrex'' om een ''dictator legibus scribundis et rei publicae constituendae'' aan te stellen (lees: Sulla aan te stellen als ''dictator'', en deze mocht zijn ambt behouden tot dat hij vond dat zijn opdracht was vervuld. De ''interrex'' bracht een ''lex Valeria de Sulla dictatore'' voor in de ''comitia'' en liet deze vervolgens goedkeuren door de {{Uitleg|senaat|''senatus''}}. Deze wet legaliseerde Sulla's eerder daden, gaf hem recht over leven en dood, om land van de ''ager publicus'' uit te delen (cf. Marius) alsook ''coloniae'' te stichten (vooral in Italia: ''colonia Cornelia Veneria'' in Pompeii) en om over de veroverde koninkrijken te beschikken (cf. Tiberius Sempronius Gracchus en Pergamon). {{Aut|A. Piganiol}} noemt het “het eerste voorbeeld van een wet die de soevereine autoriteit delegeerde (''lex de imperio''), waarop later de “imperiale” macht zou worden gebaseerd.”{{fn|221}}
 
In de periode 81-80 hield Sulla zich zowel intensief met politiek als met zijn imago bezig. Hij zou vooral de macht van de ''tribunes plebis'' (de “aanstichters” van het conflict met Marius) inperken, door hen te verplichten hun {{Uitleg|plebiscieten|''plebiscita''}} terug ter goedkeuring voor te leggen aan de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} en hun {{Uitleg|« ik verbied »|''veto''}} in te perken, ten voordele van de {{Uitleg|senaat|''senatus''}}. Hij schafte tevens het verbod tegen {{Uitleg|senators|''senatores''}} als {{Uitleg|rechters|''iudices''}} af, zodat de {{Uitleg|ruiters|''equites''}} hun invloed in de rechtspraak terug zagen afnemen. Anderzijds was de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} door de ''prosciptiones'' van Sulla uitgedund en de voordien driehonderd leden tellende {{Uitleg|senaat|''senatus''}} zou door Sulla worden aangevuld tot zeshonderd, waarvan praktische alle nieuwelingen vertrouwelingen van Sulla waren. Maar hij deed ook aan stadsvernieuwing, zowel in Rome als daarbuiten (en dan vooral in Italia). In zijn propaganda trachtte hij zijn tegenstanders zwart te maken, maar door de propaganda die na hem door de ''dictator'' Caesar zou worden gevoerd, werd het beeld dat Sulla van zichzelf had gecreëerd in de schaduw gesteld door dat van Caesar.
 
In 81 had hij een rijkelijke {{Uitleg|triomftocht|''triumphus''}} gehouden waarbij hem ook het recht op 24 {{Uitleg|lictors|''lictores''}} werd verleend, door sommigen een “koninklijk” aantal genoemd, om aan te tonen dat Sulla het {{Uitleg|militair opperbevel|''imperium''}} van de twee {{Uitleg|consuls|''consules''}} in één persoon verenigde. Zijn Griekse bijnaam ''Epaphrodites'' (“Aphrodite's lieveling”) zou hij in Rome als ''Felix'' aan zijn naam toevoegen. Dit was de eerste keer dat een godin werd verbonden met een ''imperator''. In 80 (of 79?) tenslotte legde de zieke Sulla “de macht neer”{{fn|322}} om aan zijn memoires te beginnen schrijven. Hij zou in 78 overlijden, waarop hij als eerste van de ''Cornelii'' werd gecremeerd, mogelijk uit vrees dat men met hem hetzelfde zou doen als hij had gedaan met Marius' lijk (namelijk zijn lichaam opgraven en in de Tiber gooien).
==Gnaius Pompeius==
[[Afbeelding:Pompejus.JPG|thumb|Buste van Gnaius Pompeius (ca. - 50, Ny Carlsberg Glyptotek).]]
Gnaius Pompeius werd geboren in - 106 of - 105 als zoon van de ''eques'' Gnaius Pompeius Strabo, die tijdens de {{Uitleg|bondgenotenoorlog|''bellum sociorum''}} Picenum beheerste en zich had kunnen verrijken. Hij erfde niet alleen de immense rijkdommen van zijn vader, maar ook diens uitgebreide kring aan ''clientes''. Zo kon de prille twintiger met zijn uit eigen tas betaald leger Sulla in - 83 ter hulp komen. Hij zou vervolgens ingezet worden tegen de Mariaanse strijdkrachten in Africa, waar zijn troepen hem in 81 de bijnaam ''Magnus'' zouden geven. Een minder vleiende bijnaam die hij in deze periode kreeg was die van ''adulescentulus carnifex'' (“tiener-beul”).{{fn|423}}
===Pompeius' opkomst===
In - 79, toen Sulla nog maar net de macht had neergelegd, stelde de ambitieuze Marcus Aemilius Lepidus (ooit nog een medestander van Sulla) zich kandidaat voor het consulaat van 78 met de belofte het merendeel van Sulla's beslissingen terug te draaien. Hij kreeg hierbij de steun van Pompeius, maar Sulla meende dat zijn “herstelde” republiek sterk genoeg was om een Lepidus te weerstaan. Lepidus programma omvatte onder meer het (terug) invoeren van gesubsidieerde graanuitdelingen, teruggave van door Sulla geconfisqueerd land en het herstel van de macht van de ''tribunes plebis''. Verkozen met een grote meerderheid van de stemmen kwam hij in conflict met zijn collega Quintus Lutatius Catulus, waarop Lepidus een opstand begon in Etruria die zich zou uitbreiden naar Gallia. Begin 77 riep de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} hem dan ook uit tot staatsvijand en zijn ex-collega Catulus werd samen met Gnaius Pompeius (!) aangesteld om Lepidus aan te pakken. Nadat hij was verslagen door Catulus, werd hem de absolute nederlaag toegediend door Pompeius te Cosa.
Regel 103:
{|
|valign=top|{{fnb|1}}
|Sallustius, ''Bellum Iugurthinum'' 63, cfr. Valerius Maximus, ''Facta et dicta memorabilia'' VI 9.14. Plutarchus (''Marius'' 3.1.) spreekt van het stadje Cirrhaeaton, maar dit is zeer waarschijnlijk een corrupte vorm van Cereatae.
|Plutarchus, ''Marius'' 31.5.
|-
|valign=top|{{fnb|2}}
|Plutarchus, ''Marius'' 5.2. Men dateert zijn praetorschap op basis van een passage uit een werk van Marcus Tullius Cicero (''De Officio'' III 20 § 79.).
|{{Aut|A. Piganiol}}, ''La conquête romaine'', Parijs, 1974, p. 461.
|-
|valign=top|{{fnb|3}}
|Sallustius, ''Bellum Iugurthinum'' 64-65, 73, Plutarchus, ''SullaMarius'' 34.38-9.
|-
|valign=top|{{fnb|4}}
|Plutarchus, ''Marius'' 9, Eutropius, ''Breviarium'' IV 11, Velleius Paterculus, II 11, Sallustius, ''Bellum Iugurthinum'' 84.
|Valerius Maximus, VI 2 § 8.
|-
|valign=top|{{fnb|5}}
|Sallustius, ''Bellum Iugurthinum'' 114, Eutropius, ''Breviarium'' V 1, Titus Livius, ''Periochae'' LXVII 1, Granius Licinianus, XXXIII.
|-
|valign=top|{{fnb|6}}
|Eutropius, ''Breviarium'' V 1, Plutarchus, ''Marius'' 14.
|-
|valign=top|{{fnb|7}}
|Plutarchus, ''Sulla'' 3, Sallustius, ''Bellum Iugurthinum'' 102ff.
|-
|valign=top|{{fnb|8}}
|Eutropius, ''Breviarium'' V 1.
|-
|valign=top|{{fnb|9}}
|Plutarchus, ''Marius'' 9.1.
|-
|valign=top|{{fnb|10}}
|Eutropius, ''Breviarium'' V 1, Plutarchus, ''Marius'' 28.
|-
|valign=top|{{fnb|11}}
|Plutarchus, ''Marius'' 18-22, Titus Livius, ''Periochae'' 68, Orosius, V 16.10-13, Florus, I 38.7-10.
|-
|valign=top|{{fnb|12}}
|Plutarchus, ''Marius'' 25.
|-
|valign=top|{{fnb|13}}
|Plutarchus, ''Marius'' 28.5.
|-
|valign=top|{{fnb|14}}
|Plutarchus, ''Marius'' 31.5.
|-
|valign=top|{{fnb|15}}
|Velleius Paterculus, II 14.
|-
|valign=top|{{fnb|16}}
|Valerius Maximus, ''Facta et dicta memorabilia'' IX 2 (80.000), Plutarchus, ''Sulla'' 24.4 (150.000 doden).
|-
|valign=top|{{fnb|17}}
|Plutarchus, ''Sulla'' 6.
|-
|valign=top|{{fnb|18}}
|Plutarchus, ''Sulla'' 8.
|-
|valign=top|{{fnb|19}}
|Plutarchus, ''Sulla'' 8, Appianus, ''Bellum Civile'' I 57.
|-
|valign=top|{{fnb|20}}
|Plutarchus, ''Sulla'' 9ff, ''Marius'' 35.6.
|-
|valign=top|{{fnb|21}}
|{{Aut|A. Piganiol}}, ''La conquête romaine'', Parijs, 1974, p. 461.
|-
|valign=top|{{fnb|22}}
|Plutarchus, ''Sulla'' 34.3.
|-
|valign=top|{{fnb|23}}
|Valerius Maximus, ''Facta et dicta memorabilia'' VI 2 § 8.
|}
==Referenties==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.