Geschiedenis van de filosofie/Moderne filosofie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
wikilinks
linkfix Arthur Schopenhauer
Regel 4:
De eerste Renaissancefilosofen zetten zich af tegen het [[w:particularisme|particularisme]] dat gedurende lange tijd de gevestigde opvatting had gekenmerkt en en streefden in plaats daarvan naar een ruimer perspectief van het Christendom. Erasmus, [[w:Francis Bacon (wetenschapper)|Francis Bacon]], Niccolò Machiavelli en filosofen die ook natuurwetenschapper waren zoals [[w:Galileo Galilei|Galileo Galilei]] kunnen in een overzicht voorgesteld worden als vertegenwoordigers van de opkomst van het [[Filosofisch woordenboek#R|rationalisme]] (vooral vertegenwoordigd door Galileï), het [[Filosofisch woordenboek#E|empirisme]] (vooral vertegenwoordigd door Bacon) en het [[w:humanisme|humanisme]], disciplines die in de plaats kwamen van de scholastieke traditie van de Middeleeuwen.
 
Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw was sprake van een duidelijke omslag. In plaats dat van dat men elkaar op het religieus vlak betwistte, werd er nu gezocht naar meer tolerantie en zekerheid en onbetwistbare uitgangspunten. Deze tweede periode in de geschiedenis van de moderne filosofie is door [[w:Michel Foucault|Michel Foucault]] later ''L' Âge classique'' genoemd<ref>http://www.fss.uu.nl/wetfil/96-97/foucault.htm</ref>. De 17de-eeuwse filosofie wordt verder gedomineerd door de noodzaak om filosofie te organiseren op rationele, sceptische, logische en axiomatische gronden, zoals in het werk van [[w:René Descartes|René Descartes]], [[w:Blaise Pascal|Blaise Pascal]] en [[w:Thomas Hobbes|Thomas Hobbes]]. Dit type filosofie poogt anderzijds ook religieuze opvattingen te integreren binnen een filosofisch denkkader. Op die manier wilde men het ongeloof van het [[Filosofisch woordenboek#A|atheïsme]] en andere overtuigingen bestrijden door het idee van de stoffelijke werkelijkheid te aanvaarden, en het [[Filosofisch woordenboek#D|dualisme]] tussen geest en materie te verdedigen. Als reactie hiertegen, en tegelijk als uitbreiding hiervan, kan men het [[w:Monisme (filosofie)|monisme]] van [[w:George Berkeley|George Berkeley]] (idealisme) zien, en de [[w:dubbel-aspect theorie|dubbel-aspect theorie]] van [[w:Benedictus de Spinoza|Benedictus de Spinoza]]. Tijdens deze periode werd het empirisme door [[w:John Locke|John Locke]], George Berkeley en anderen ontwikkeld als alternatief voor het [[Filosofisch woordenboek#S|scepticisme]]. Hierbij moet worden vermeld dat John Locke, [[w:Thomas Hobbes|Thomas Hobbes]] en [[w:Edmund Burke|Edmund Burke]] gedurende deze tijd ook hun eigen bekende [[w:politieke filosofie|politieke filosofie]]ën ontwikkelden.
Een behandeling van de 18e-eeuwse filosofie heeft dan in het algemeen weer betrekking op de vroege periode, het eerste deel van de "Verlichting" en richt zich hoofdzakelijk op de opkomst van het systematische empirisme, volgend na [[w:Isaac Newton|Isaac Newtons]] 'natuurlijke filosofie'. Aldus maken enerzijds [[w:Denis Diderot|Diderot]], [[w:Voltaire|Voltaire]], [[w:Jean-Jacques Rousseau|Rousseau]], [[w:Charles de Montesquieu|Montesquieu]], [[w:Immanuel kant|Kant]] - die met name bijdroeg aan de definitieve scheiding tussen wetenschap en religie - en anderzijds de politieke filosofieën belichaamd door en beïnvloed door de [[w:Amerikaanse Revolutie|Amerikaanse Revolutie]] en de Amerikaanse Verlichting deel uit van de Verlichting. Andere prominente filosofen van deze periode waren [[w:David Hume|David Hume]] en [[w:Adam Smith|Adam Smith]], die samen met [[w:Francis Hutcheson|Francis Hutcheson]] ook de voornaamste filosofen van de [[w:Schotse Verlichting|Schotse Verlichting]]<ref>De Schotse Verlichting was een periode in de 18e eeuw in Schotland die werd gekenmerkt door een opvallende bloei van intellectuele en wetenschappelijke prestaties. Omstreeks 1750 behoorden de Schotten tot de meest geletterde burgers van Europa.</ref> waren, en [[w:Thomas Paine|Thomas Paine]] en [[w:Thomas Jefferson|Thomas Jefferson]], de belangrijkste filosofen van de Amerikaanse Verlichting.
 
In de 19de eeuw - de periode van de [[w:Romantiek (stroming)|Romantiek]] - was het werk van [[w:Georg Hegel|Hegel]] toonaangevend. Zijn ''Logica en fenomenologie van de geest'' leverde een [[w:dialectiek|dialectisch]] kader voor de filosofie om kennis - met name van de exacte wetenschappen - in te ordenen. In deze tijd werd ook [[w:Arthur Schopenhauer|Schopenhauers]] ''ontkenning van de wil'' een begrip. Net als in de 18e eeuw al het geval was, zouden het echter vooral de ontwikkelingen in de wetenschap zijn die de beweringen van de filosofische traditie zouden uitdagen. Zo was het werk van [[w:Charles Darwin|Charles Darwin]] gebaseerd op het idee van organische zelfregulering dat filosofen als [[w:Adam Smith|Adam Smith]] voorstonden, maar in wezen betwistte het de gevestigde filosofische opvattingen. Filosofen als [[w:Auguste Comte|Auguste Comte]] en [[w:John Stuart Mill|John Stuart Mill]] kunnen als de 19e-eeuwse voortzetters van het empirisme van Bacon worden gezien.
 
In de 19e eeuw laaide ook de onenigheid op het theologische gebied weer op, nu in die zin dat het hele Christendom en het bestaan van de christelijke God ter discussie kwamen te staan.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.