Onderwijs in relatie tot P2P/Open source economy: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 8:
}}
 
Open source = “de praktijk die in productie en ontwikkeling vrije toegang geeft tot de bronmaterialen (de source) van het eindproduct.”eindproduct” (Wikipedia, 2014.)
 
'''Open source economy''' = “een economie waarin het ontwikkelen van goederen en diensten gebeurt via open collaboratie/samenwerking tussen onafhankelijke stakeholders op globaal niveau. De open source economie is in essentie een model waar gemeenschappen gebruik maken van open source kennis en middelen om in materiële welvaart te voorzien zonder afhankelijk te zijn van globale toeleveringsketens voor essentiële middelen.”middelen” (Open Source Ecology, 2012).
 
Met andere woorden, een open source economie is een model waarin patenten vervallen en het collectief centraal staat. Mensen gaan op een open manier samen produceren en samen consumeren.
Regel 18:
Michel Bauwens, grondlegger van de P2P Foundation, brengt het idee van open source/open source economie in verband met het peer-to-peer-model. Hij verwijst naar dit concept in zijn boek ‘De wereld redden. Met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving’, alsook in het artikel 'Michel Bauwens inspireert Vaticaan én Occupy-beweging met pleidooi voor open source-economie'. Het peer-to-peer-model en model van de open source economie sluiten nauw bij elkaar aan en lopen vaak in elkaar over. De relatie tussen P2P en open source economie komt onder andere naar voor in volgend citaat uit een interview met Bauwens. “In een open source economie wordt ons kapitalistisch systeem gecorrigeerd door peer-to-peer-netwerken, netwerken zonder centraal commando waarin gelijkgezinde individuen aan collectieve projecten werken” (Michel Bauwens, 2012).
 
Een belangrijk gemeenschappelijk uitgangspunt is dat beide modellen geïnspireerd zijn op open source/open source software. Zowel bij P2P als bij open source economie vervalt het patent of eigendomsrecht. Dit vanuit de ideologie dat een patent een negatieve invloed heeft op innovatie, want volgens Bauwens (2012) beperken patenten de vernieuwing. En dat terwijl men in een open source economie, maar ook in P2P net streeft naar “gemeenschappelijke innovatie die voor iedereen beschikbaar is” (Michel Bauwens, 2012). De strijd tegen de patenten is een factor die beide modellen met elkaar verbindt. Vanuit een gedeeld perspectief ten aanzien van de patenten, kan tevens verwezen worden naar de betekenis van hebzucht binnen een open source economie of binnen P2P. Hoewel in beide systemen het accent op het collectief ligt, en dus niet op persoonlijk belang, is er toch nog enige vorm van hebzucht mogelijk, alleen wordt dit enorm ingeperkt. (Bauwens, 2012).
Ook het idee van ‘collaborative consumption’ (zie theoretische duiding) zit in zowel de open source economie, als in P2P vervat. Het belang van samenwerking en de nadruk op collectief belang zijn in beide modellen duidelijk aanwezig. Volgens Bauwens (2012) speelt de crisis van 2008 daar een positieve rol in. Door de crisis bevinden mensen zich in een onzekere, instabiele situatie. Hierdoor is er meer dan ooit nood aan samenwerken omdat dit nu eenmaal “goedkoper en efficiënter” is (Michel Bauwens, 2012).
 
Regel 25:
==Voorbeeld==
 
Een mooi voorbeeld van open source economie is het transitie-initiatief dat inspeelt op twee hedendaagse problematieken: de klimaatverandering en de piekolie. Met de piekolie wordt vooral geduid op het feit dat er in de toekomst geen overvloed aan goedkope olie meer zal zijn, alsook het groeiend besef dat onze huidige bestaanswijze helemaal gebaseerd is op die beschikbaarheid aan goedkope olie. Vanuit deze twee kwesties is het transitie-initiatief geboren. (Brangwyn & Hopkins, 2008). Volgens Rob Hopkins, het brein achter de transitie-cultuur, spitst het transitie-initiatief zich wel in de eerste plaats toe op de piekolie en de gerelateerde consequenties hiervan op onze voeding, ontspanning, verplaatsing, job… Kortom, op onze manier van leven. (Dhont, 2008).
 
De ideeën en doelstellingen van het transitie-initiatief vertalen zich in een transitiestad, ook wel transition town genoemd. “Een transitiestad is een lokale gemeenschap (stad, dorp of wijk) die zelf aan de slag gaat om hun manier van wonen, werken en leven duurzamer te maken.”maken” (Wikipedia, 2014). In de basishandleiding van transitie-initiatieven (Brangwyn & Hopkins, 2008, p.8) spreekt men ook wel van “een herlokalisering van alle essentiële middelen die een gemeenschap nodig heeft om zichzelf te onderhouden.” Dit onder het motto: “denk globaal, handel lokaal” (Brangwyn & Hopkins, 2008, p.7). Essentiel in zo’n transitiestad is het handelen als een gemeenschap, het samenwerken. Men evolueert van een zogenaamde ‘ik-cultuur’ naar een ‘wij-cultuur’ waarin iedereen zijn talent kwijt kan. (Dhont, 2008). Het gaat hier dus echt om een nieuwe manier van leven waarbij men als gemeenschap intensief gaat samenwerken ter voorbereiding op de negatieve effecten van piekolie. (Wikipedia, 2014).
 
Zoals eerder vermeld is Rob Hopkins de grondlegger van het transitie-initiatief. Inspiratie voor het initiatief vond de Brit in de permacultuur, waarover hij doceerde in Kinsale, Ierland. (Wikipedia, 2014). In essentie streeft de permacultuur naar “samenwerking tussen de mens en de natuur, gericht op een lange termijnoverleving van beide” (Netwerk PermacultuuR). Vanuit deze ideologie verdiepte Hopkins zich samen met zijn studenten in de piekolie en hoe hierop te reageren, te ageren. (Wikipedia, 2014). Zo komt men uiteindelijk tot de eerste transitiestad: Totnes, Hopkins’ geboortestad in Engeland. Het ultieme uitgangspunt van deze transitie-stad is om minder olieafhankelijk te worden, wat enerzijds zal leiden tot een meer weerbare gemeenschap en anderzijds wordt hierdoor een veel aangenamer woon- en leefklimaat gecreëerd. (Dhont, 2008).
 
Het transitie-initiatief illustreert duidelijk het idee van een open source economie. Het is een zeer open project waarin samenwerken en het collectief belang centraal staan. Mensen gaan hier samen produceren en consumeren. Bovendien kan iedereen vrij participeren aan dit project.
 
Een ander interessant voorbeeld in het kader van open source economie is home sharing. Een goed voorbeeld hiervan is Airbnb. Dit is een online, open marktplaats dat huurders en verhuurders van vakantielogementen wereldwijd samenbrengt. Lokale verhuurders die een kamer, studio, appartement… ter beschikking hebben, kunnen deze op de website van Airbnb plaatsen. Toeristen kunnen op hun beurt via diezelfde website een leuke vakantieverblijfplaats boeken. Het biedt dus voordelen voor zowel de huurder, als de verhuurder. Airbnb is een open, lokaal, goedkoop en duurzaam alternatief om op reis te gaan (Airbnb). Ook hier is sprake van een open systeem waarin de nadruk ligt op samenwerken,het collectief belang en samenwerken/samen delen centraal staat.
 
==Theoretische duiding==
 
Het concept ‘open source economie’ is voortgevloeid uit de open source software. Open source software duidt op het idee dat de licentie, alsook de broncode van de software voor iedereen beschikbaar zijn. Dit was eerder al het geval in de jaren ’60, maar in de jaren ’70 besloot men deze vrije toegang tot de bron stop te zetten. Dit leidde tot de nodige tegenacties en hieruit ontstond het ‘GNU-project’ (1984), alsook de ‘Free Software Foundation’ (1985), beiden opgericht door Richard Stallman. Beide initiatieven zijn ontstaan als reactie op Unix, een gesloten besturingssysteem. Met zijn projecten streeft Stallman naar vrije software waarbij iedereen toegang tot de bron moet hebben. In de hierop volgende jaren groeide het aantal open source initiatieven in de digitale wereld aanzienlijk. In 1998 werd voor het eerst het begrip ‘open source’ geïntroduceerd ter vervanging van ‘free software’. Het nieuw begrip wordt actief verspreid en uiteindelijk gaan ook media en bedrijven gebruik maken van open source software. Later wordt het idee van open source vertaald naar andere domeinen en zo komt uiteindelijk de open source economie tot stand. (Wikipedia Open source, 2014).
 
Vanuit economisch perspectief beschikken zowel bedrijven als softwareontwikkelaars over een specifieke motivatie om aan open source projecten deel te nemen. Zo kiezen bedrijven bewust voor open source vanuit de ideologie dat dit goedkoper is. Eenmaal de gratis blauwdruk (code) er is, moeten ze hier niet meer in investeren. Een bedrijf geeft de code vrij en doordat deze door anderen gebruikt en geoptimaliseerd kan worden, zal de kwaliteit van de code alleen maar toenemen. De ontwikkelaars van deze code hebben dan weer andere motieven om bij te dragen tot een open source project. Enerzijds doen ze dit omwille van de zogenaamde carrièreprikkel. Door mee te werken aan een open source initiatief bouwen de ontwikkelaars een hoge reputatie op. Die reputatie maakt dat ze naar de toekomst toe gemakkelijker nieuw of beter werk vinden, een hoger loon krijgen… Er is dus financiële zekerheid op lange termijn. Anderzijds speelt ook de ego-bevredigende prikkel een belangrijke rol. Ontwikkelaars hebben nood aan een zekere bevestiging, erkenning van hun kunnen. Deze krijgen ze van hun peers, van bedrijven waarvoor ze codes schrijven… Tot slot engageren ontwikkelaars zich voor open source projecten vanuit een zekere intrinsieke motivatie. Ze vinden het gewoonweg leuk om te doen en halen er voldoening uit. (Lerner en Tirole, 2002).
 
Wat zijn de voordelen van open source? Doordat iedereen vrije toegang krijgt tot de bron, kan iedereen aanpassingen en aanvullingen maken. Denk hierbij aan Wikipedia. Het is ook mogelijk om eventuele fouten in het systeem aan te geven. Bovendien krijgt men de kans om ideeën uit te wisselen en te delen met anderen, want het is een open systeem. Open source leidt dus ook tot meer samenwerking. (Youtube, 2014).
 
Het opheffen van de patenten in een open source economie leidt duidelijk tot heel wat voordelen, maar er is meer. Karakteristiek voor de open source economie is volgens Michel Bauwens (2012) dat de controle pas achteraf plaats vindt. Hij verwijst hierbij naar Wikipedia, waaraan iedereen actief kan bijdragen zonder hiervoor een aanvraag te moeten indienen (Bauwens, 2012). “Het gevolg is dat veel meer mensen een bijdrage kunnen leveren, waardoor de kans toeneemt dat er iets waardevols overblijft” (Michel Bauwens, 2012).
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.