Onderwijs in relatie tot P2P/Affiniteitsgemeenschap: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 8:
'''Affiniteit(s)gemeenschap''' is een samenstelling bestaande uit de zelfstandige naamwoorden “affiniteit” en “gemeenschap”. Het wijst op een groep mensen die zich op grond van een gezamenlijke interesse of belangstelling verbonden voelt en in deze verbondenheid een op zichzelf staande entiteit vormt. Datgene wat gemeenschappelijk is, geldt als legitimering van de groep.
Affiniteit (de -; zelfst. naamw. (v.) ) : aantrekkingskracht; structurele overeenkomst; aantrekking door overeenkomst; verwantschap; neiging tot verbinding; voeling (“Affiniteit”, 2014) ▼
Gemeenschap (de -; zelfst. naamw. (v.)): groep mensen of landen die bij elkaar horen; groep die zich vormt op basis van wat gemeenschappelijk is; personen die iets delen; samenleving. (“Gemeenschap”, 2014)▼
Regel 13 ⟶ 19:
In het boek “De wereld redden” onderscheidt Bauwens een affiniteitsgemeenschap van nationale en globale gemeenschappen (Bauwens, & Lievens, 2013, p. 39). Een affiniteitsgemeenschap bindt zich niet aan geografische grenzen waarbij het lokale en het nationale en de daaraangekoppelde identiteit het gemeenschappelijke goed is. Een affiniteitsgemeenschap centreert zich rond een gedeelde betrokkenheid van mensen van over de hele wereld, daardoor heeft ze ook steeds een globaal karakter.
Wat de p2p-gemeenschap tot een affiniteitsgemeenschap maakt, is vooral de betrokkenheid op onze wereld en hoe wij ons samenleven vandaag vormgeven.
Peer-to-peer betekent an sich niet meer dan het delen van zaken
Bij Bauwens krijgt peer-to-peer nog een andere betekenis naast alleen het delen van zaken met
Bauwens stelt affiniteitsgemeenschappen ook voor als remedie tegen de fragmentatie van de mens en als manier om een collectieve identiteit op te bouwen (Bauwens, & Lievens, 2013, p. 163). Hij stelt vast dat in onze postmoderne maatschappij, in navolging van de moderniteit, de traditionele instituties hun grip op de samenleving en dus ook het individu hebben verloren. De socioloog Elchardus spreekt in die zin van ‘detraditionalisering’, waarbij onderwijs en massamedia de socialiserende functies van de voormalige zuilen hebben overgenomen (Schnabel en de Hart, 2008). De moderniteit breekt met het idee van vaste sociale rollen: mensen behoren niet langer tot een bepaalde zuil; een groep of klasse die meerdere facetten van hun leven inricht zoals dat voorheen was. Een zuil omkaderde haar leden gedurende de hele levensloop via netwerken van organisaties die dezelfde levensbeschouwing uitdroegen. Deze hingen ook vast aan een politieke partij die als belangenbehartiger van haar leden optrad. Als lid van een bepaalde zuil, nam men deel aan de activiteiten van de zuil, schreef men zich in bij diens vakbond en stemde men ook op de aanverwante partij. De inrichting van het eigen leven lag dus grotendeels buiten het individu en diens identiteit werd veelal gelijkgesteld aan die van ‘lid van’(Laermans, 2012). Met de detraditionalisering als kenmerk van de moderne samenleving is er vooreerst sprake van sociale mobiliteit en verhoogde autonomie. De postmoderniteit trekt dit nog wat verder, individualiteit en zelfbeschikkingsrecht (of zelfs –plicht) staan centraal. Het individu dient het eigen leven in te richten zoals deze dat zelf wenst en de mogelijkheden zijn (quasi) onbegrensd (“Het postmodernisme: massaproductie en postmodernisme”, n.d.). Het is in deze zin dat men weleens spreekt over de teloorgang van de gemeenschappen en gemeenschapszin. Allereerst zijn de grote gemeenschappen verdwenen. Mensen kiezen nu zelf van welke gemeenschappen ze deel of geen deel wensen uit te maken en in welke mate. Hier duikt ook de notie van ‘meervoudige identiteit’ op. Identiteit wordt niet meer ingevuld op basis van lidmaatschap van één allesomsluitende groep, maar door lidmaatschap van kleinere en meer verdeelde groepen die in meer of mindere mate (naar keuze) mee de eigen identiteit vormen(op vlak van religie, hobby, beroep, keuze van levenspartner, …). De levensinrichting krijgt de vorm van een soort walking dinner: vrijblijvend en volledig naar eigen voorkeur (Boelsums, 2007). De postmoderne samenleving wordt bovendien gekenmerkt door enorme technologische mogelijkheden en daardoor soms verweten asociaal te zijn. De uitgebreide ict-mogelijkheden zouden de mens hebben geïsoleerd en vereenzaamd. Volgens technosceptici voert het internet mensen weg van de plekken waar gemeenschap ontstaat: het café, het buurtpleintje, etc. Zij koppelen gemeenschap aan een fysieke ruimte en beschouwen de virtuele ruimte daardoor logischerwijs als een bedreiging voor gemeenschapsvorming (de Haan, 2008). Anderen zien het dan weer in een meer positief licht, zoals Bauwens zelf. Met het idee dat het leven van de postmoderne mens gefragmenteerd vorm krijgt, staan we voor een voldongen feit. Mensen zijn op zichzelf aangewezen en dienen uit een uitgebreid aanbod een persoonlijk pakket samenstellen. Bauwens geeft in zijn boek aan dat mensen nood hebben aan een gevoel van gemeenschap en dat affiniteitsgemeenschappen deze vraag kunnen beantwoorden. Volgens hem vertaalt de aangehaalde fragmentatie, die een verlies van de voormalige eenduidigheid en saamhorigheid belichaamt, zich in een (gevoel van) eenzaamheid die alleen door gemeenschap opgevuld kan worden. Bauwens meent dus dat mensen nood hebben aan gemeenschap en stelt in onze huidige Westerse samenleving affiniteitsgemeenschappen voor als iets wat mensen kan samenbrengen en waarrond men een collectieve identiteit kan opbouwen –als onderdeel van de eigen (meervoudige) identiteit. Een zinstichtend gedachtegoed dat mensen kan verenigen en een gevoel van verbondenheid bewerkstelligt.
▲Bij Bauwens krijgt peer-to-peer nog een andere betekenis naast alleen het delen van zaken met een ander. Bauwens schuift peer-to-peer naar voren als een visie. Een mentaliteit van delen en co-produceren als antwoord op een kapitalistische samenleving.
Regel 29 ⟶ 34:
==Theoretische duiding==
▲Affiniteit (de -; zelfst. naamw. (v.) ) : aantrekkingskracht; structurele overeenkomst; aantrekking door overeenkomst; verwantschap; neiging tot verbinding; voeling (“Affiniteit”, 2014)
▲Gemeenschap (de -; zelfst. naamw. (v.)): groep mensen of landen die bij elkaar horen; groep die zich vormt op basis van wat gemeenschappelijk is; personen die iets delen; samenleving. (“Gemeenschap”, 2014)
Affiniteitsgemeenschappen zijn veelal privé en in eerste instantie niet op handel gericht. Het is een koepelbegrip omdat het strikt genomen op alle groepen van toepassing is: er immers steeds iets wat (willekeurig genomen) mensen gemeenschappelijk hebben en verenigt tot groep. Een affiniteitsgemeenschap vormt zich op basis van voeling met een bepaald onderwerp of thema. Omdat “affiniteit” echter geen eenduidig gedefinieerd begrip is, is het moeilijk om af te bakenen wanneer men nog van affiniteit en affiniteitsgemeenschappen spreekt en wanneer niet. Deze reiken namelijk van hobbyclubs(gemeenschappelijke hobby) tot politiek geëngageerde groeperingen(gemeenschappelijk ideeëngoed). Er moet sprake zijn van een zekere verbondenheid enerzijds met de desbetreffende belangstelling en anderzijds tussen de leden van de groep, maar ook een begrip als “verbondenheid” valt moeilijk aan de hand van criteria af te bakenen. De concrete organisatie, evenals de levensduur van dergelijke groepen varieert vanwege de ruime definitie. Affiniteitsgemeenschappen ontstaan meestal om met een kleine groep mensen iets te bereiken en druk te zetten op de politieke agenda. (“Why Do We Form Affinity Groups?”, 2014)
Regel 46 ⟶ 48:
In de marketingwereld
http://www.emeraldinsight.com.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/doi/full/10.1108/03090560810840943
|