Onderwijs in relatie tot P2P/Schaarste: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Bies (overleg | bijdragen)
Bies (overleg | bijdragen)
Regel 31:
Schaarste is elke natuurlijke of menselijke ontoereikendheid van bronnen die objectief of subjectief nodig zijn om eender welk doel die de mens heeft te bereiken (Kincaid, 1983). Schaarste is met andere woorden het verschil tussen wat we kunnen hebben en we nodig hebben of willen.
 
Volgens Percival en Homer-Dixon (1996) kan absolute schaarste op drie manieren ontstaan. De eerste wijze is de ''vraag-gedreven schaarste''. Deze ontstaat als het gevolg van de populatiegroei in een omgeving. De tweede, ''aanbod-gedreven schaarste'', komt tot stand door de vermindering van bronnen. De laatste, ''structurele schaarste'', komt voor wanneer er een ongelijke sociale verdeling is van de bronnen.
 
Matthaei (1984) hanteert in haar studie drie benaderingswijzen tot schaarste. De eerste is ''de neoklassieke stroming''. De grondleggers van het neoclassicisme zien schaarste als de eerste oorzaak van economie. De mens heeft oneindige noden, terwijl de natuur een eindig aantal bronnen heeft om aan deze noden tegemoet te komen. De mens wordt dus geconfronteerd met schaarste. Het economische leven is hier het gevolg van. Als het gevolg van schaarste probeert elk individu zoveel mogelijk bronnen op te eisen en zo wordt privégoed gecreëerd. Neoklassieke economisten zien de economische markt als de oplossing voor het schaarste probleem. Schaarse producten worden extra duur gemaakt, waardoor bedrijven verplicht worden om andere goederen te produceren. Daarnaast zullen enkel diegenen die het zich kunnen veroorloven deze schaarse goederen kunnen kopen (Matthaei, 1984). Het belang van het concept schaarste is in de neoklassieke economie goed voor twee redenen. Aan de ene kant is economie vaak gedefinieerd in termen van schaarste en er wordt vaak van schaarste gezegd dat het de economie zijn raison d’etre geeft. Aan de andere kant is de vraag van schaarste ook belangrijk voor neoklassieke economisten om kapitalistische socio-economische systeem te legitimeren (Panayotakis, 2012).
 
De tweede benaderingswijze is ded''e neomalthusiaanse stroming''. Zowel de neoclassicisten als de neomalthusiaanse economisten zien schaarste als onvermijdelijk, als het gevolg van noden over middelen. De neomalthusiaanse economisten zien noden als vrij en bewust gekozen. Ze hopen mensen te overtuigen om hun noden te beheersen. De aanhangers van de neomalthusiaanse stroming toonden ons de zwakke punten van het neoclassicisme en van het hedendaags economisch systeem. Toch delen zij hun basisconceptie (en eigenlijk ook misvatting) met de neoklassieke stroming (Matthaei, 1984).
 
''De derde stroming'' beweert dat zowel de neoklassieke als de neomalthusiaanse stroming blind is voor het feit dat schaarste een sociaal product is en dus afgeschaft kan worden via sociale en vooral economische verandering. Noden veranderen over culturen en over de tijd heen, omdat ze eerder sociaal dan natuurlijk zijn. Het proces van verbruik is gebouwd binnen een maatschappij, bepaald door gedeelde opvattingen over wat het inhoudt om lid te zijn van de maatschappij. Niet alleen zijn onze noden sociale producten, ze zijn ook nauw verbonden met de structuur van de economie (Matthaei, 1984).
 
==Externe links==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.