Basisstructuur van de kosmos/De snaartheorie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k →Probleem 1: de door de trillingspatronen voorspelde massa's: red., ingekort |
|||
Regel 26:
===Probleem 1: de door de trillingspatronen voorspelde massa's ===
De snaartheorie is echter natuurlijk niet alleen nog verre van volledig, maar vooralsnog onbewezen. Wat allereerst moet worden aangetoond, wil de theorie echt levensvatbaar blijken, is dat er trillingspatronen bestaan die ''exact'' overeenkomen met de eigenschappen die de bekende elementaire deeltjes hebben. Hierbij doet zich helaas een groot probleem voor. Volgens de berekeningen van Schwarz en Scherk uit 1974 moet er - om de zwaartekracht op de juiste manier te kunnen verklaren - op de snaren - gezien hun minieme lengte - een enorme, maar dan ook werkelijk enorme spanning staan: ongeveer 10<sup>41</sup> keer de spanning die op een aangeslagen pianosnaar gemiddeld wordt uitgeoefend. Hieruit volgt dat alleen al één enkele snaartrilling al een naar verhouding reusachtige hoeveelheid energie oplevert. Volgens Einsteins bekende formule ''E = mC<sup>2</sup>'' leidt dit op zijn beurt ook tot een
Op het eerste gezicht lijkt dit een onoverkomelijk bezwaar tegen de snaartheorie, maar het kan goeddeels worden weggenomen wanneer men bedenkt dat uit andere experimenten is gebleken dat zware elementaire deeltjes sterk de neiging hebben instabiel te zijn, m.a.w. snel uit elkaar vallen in lichtere deeltjes. De naar verhouding extreem zware deeltjes die uit de door de snaartheorie voorgestelde trillingspatronen voortkomen zouden dan dus tevens uiterst instabiel zijn en bijgevolg heel snel desintegreren. Het is daarom goed mogelijk dat dergelijke zware deeltjes in de allervroegste stadia van het heelal daadwerkelijk zijn geproduceerd en toen veel talrijker waren dan nu, waarna ze al heel snel in kleinere en lichtere deeltjes (zoals fotonen) uiteen zijn gevallen. De hoeveelheid energie die in de huidige deeltjesversnellers kan worden geproduceerd is bij lange na ontoereikend om deze zware deeltjes te kunnen nabootsen. Er is dus ook geen sprake van enige strijdigheid met wat tot nu toe empirisch is waargenomen.
|