Onderwijs in relatie tot P2P/ILVO: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 7:
|tekstvolgende=
}}
 
'''Het ILVO en haar eenheid Landbouw en Maatschappij'''
 
 
Het ILVO of Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoerk verricht multidisciplinair, onafhankelijk onderzoek gericht op duurzame landbouw en visserij in economisch, ecologisch en maatschappelijk perspectief. Het ILVO bestaat uit 4 eenheden: Dier, Plant, Technologie en Voeding en Landbouw en Maatschappij. De eenheid Landbouw en Maatschappij is de sociaaleconomische pijler van het ILVO en focust op maatschappelijke keuzes rond een duurzame en competitieve Vlaamse landbouw en visserij. Het onderzoeksdomein bedrijfs- en sectorontwikkeling binnen deze eenheid ontrafelt de complexiteit van keuzes in het verduurzamingsproces van landbouw en visserij.
 
''' Duurzaamheid en de Eenheid Landbouw en Maatschappij'''
 
Enerzijds leeft er een heel sterke maatschappelijke vraag naar duurzamere landbouw. Anderzijds heerst ook binnen de landbouw en de voedselketen een sterke nood aan verduurzaming. Zij willen immers hun competitiviteit ook in de toekomst garanderen. De vertaling van het theoretische en controversiële concept ‘duurzaamheid’ naar de landbouwpraktijk blijkt echter niet eenvoudig. Daarvoor zijn leerprocessen nodig. Leerprocessen creëren nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes bij alle betrokkenen in de voedselketen (landbouwers, onderzoekers, voedingsverwerkers, landbouwbedrijfsvoorlichters, beleidsmakers, consumenten, …). ILVO probeert om door middel van gevalstudies inzicht te verwerven in deze leerprocessen. Onze focus ligt hierbij op:
1. Het opzetten en faciliteren van leertrajecten bij zowel landbouwers als andere betrokkenen in de agrovoedingsketen,
2. De ontwikkeling en implementatie van leer- en meetinstrumenten. Onze leerinstrumenten focussen hoofdzakelijk op de ondersteuning van leerprocessen rond een duurzame bedrijfsvoering bij landbouwers. Onze meetinstrumenten proberen de evolutie van duurzame ontwikkeling in de landbouw in beeld te brengen.
3. Kennis co-creatie, waarbij getracht wordt om de diversiteit aan kennis aanwezig bij de verschillende betrokkenen in de voedselketen te capteren en creatief te combineren.
Geef aan en beschrijf met wie en voor wie jouw organisatie werkt?
Wij werken in hoofdzaak in opdracht van en samen met de overheid, sectororganisaties (bijvoorbeeld Boerenbond en Biobedrijfsnetwerken), en andere onderzoeksinstellingen. Afhankelijk van het project, werken we in onze projecten samen met verschillende types stakeholders in de voedselketen (om een zo groot mogelijk draagvlak te creëren): landbouwers, landbouwersorganisaties, landbouwadviseurs, beleidsmakers, voedingsverwerkende bedrijven, onderzoekers, … .
 
Zie je potentieel voor P2P? Waar en eventueel hoe? Zie je naast de mogelijkheden ook grenzen?
In ons onderzoek zien wij zeker potentieel voor P2P, meer zelfs, na het lezen van Bauwens’ boek viel me op dat we het in onze huidige werking al proberen toe te passen. Voor de 3 onderzoeksfoci die hierboven beschreven zijn betekent dit concreet:
- Voor het opzetten van leertrajecten bij landbouwers gaan we ervan uit dat boeren in de eerste plaats zelf expert zijn op hun bedrijf. Hoewel experts uit de academische wereld of landbouwpraktijk interessante informatie en inzichten kunnen leveren aan de boeren, kunnen ze dus vooral ook veel van elkaar leren. We faciliteren deze kennisuitwisseling door boeren samen te brengen (al dan niet in aanwezigheid van een expert) in discussiegroepen en hen te laten discussiëren vanuit hun eigen ervaringen.
- Voor de ontwikkeling van leer- en meetinstrumenten betrekken we de beoogde eindgebruiker en andere belanghebbenden in het ontwikkelingsproces. In de mate van het mogelijke zijn de eindgebruikers dus ‘produsers’ van het instrument (om het in P2P-terminologie uit te drukken). Een instrument dat op een dergelijke participatieve manier is ontwikkeld is Pigs2win. Pigs2win is een instrument voor adviseurs en boeren dat het bruto saldo en onderliggende kengetallen (voederconversie, groei, worpgrootte, varkensprijs etc.) van gesloten varkensbedrijven analyseert (http://www.remiweb.be/).
- De principes van kennis co-creatie proberen wij te hanteren in bijna al onze projecten. Het impliceert dat we kennis ontwikkelen samen met experts uit verschillende disciplines en achtergronden. Het vereist een echte transdisciplinaire aanpak waarin zowel academische kennis als kennis uit andere maatschappelijke organen en het praktijkveld samengebracht worden. Wij proberen steeds een zo breed mogelijke groep te betrekken, mede om het draagvlak te vergroten. Afhankelijk van het project kent de participatie van de betrokkenen verschillende gradaties. Zij kunnen betrokken zijn vanuit een klankbordfunctie, waarbij hen feedback gevraagd wordt over ontwikkelingen van een project. Ze kunnen betrokken worden om inhoudelijke input te geven. Of ze worden intensief betrokken om effectief samen met de onderzoekers ook al de onderzoeksvragen te ontwikkelen.
Op basis van onze huidige werking heeft deze P2P- aanpak zijn nut dus zeker al bewezen wanneer gewerkt wordt rond duurzaamheid en verduurzaming. Steeds weer botsen wij op conflicten en misvattingen over het concept ‘duurzaamheid’. Boeren associëren het vaak met kostelijke beperkingen die hen opgelegd wordt vanuit ‘groene’ overwegingen, landbouwerorganisaties leggen de focus eerder op de economische aspecten en de economische leefbaarheid van landbouwbedrijven, andere actoren benadrukken de aandacht voor de sociale context waarin een landbouwbedrijf zich bevindt. Deze diversiteit aan visies toont dus aan dat het echt nodig is om verschillende partijen samen te brengen, zodat misvattingen kunnen aangepakt worden en wederzijds begrip kan gecreëerd worden. Van zodra de P2P- principes voor educatie duidelijker zijn, lijkt het me interessant om na te gaan in hoeverre we onze huidige hierboven beschreven aanpak nog verder kunnen verdiepen of verfijnen. Want hoewel de noodzaak van participatie van een brede groep actoren duidelijk is, blijft dit een moeilijk proces.
Onze huidige aanpak leert ons ook dat er grenzen zijn om P2P te implementeren in onze praktijk. De grenzen die wij detecteren zijn:
- We botsten vaak op een moeizame implementatie en doorstroming van onze onderzoeksresultaten naar de landbouwpraktijk. Gaan we nog niet ver genoeg in onze P2P aanpak? Zien we nog zaken over het hoofd?
- Onze opdrachtgevers vragen soms om iets te ontwikkelen of uit te werken waar de doelgroep niet echt op zit te wachten. M.a.w. de doelgroep is geen vragende partij voor de geplande ontwikkelingen of onderzoek. Hierdoor ontbreekt het eventuele belanghebbenden of beoogde eindgebruikers aan motivatie om deel te nemen aan bv. een onderzoek of de ontwikkeling van een instrument en is het moeilijk een actief P2P netwerk op te zetten. Onze ervaring is dat als de eindgebruikers zelf vragende partij zijn voor een project, zowel de participatie als het eindresultaat een groter succes zijn.
- We merken dat steeds dezelfde (selecte) groep boeren/belanghebbenden gemotiveerd zijn om mee te werken, maar een grote meerderheid (boeren) is moeilijk warm te maken om mee te werken of denken rond duurzaamheid. Ze zijn geen ‘produsers’, maar ook geen users. Blijkbaar wordt de nood aan praktijken om verduurzaming te stimuleren niet door iedereen erkend. Ligt de gebrekkige motivatie bij de misvattingen en verwarring (of negatieve connotatie) die het begrip duurzaamheid oproept?
- Betrokkenen in de agrovoedingsketen hebben vaak beperkte beschikbare tijd (en/of middelen) om aan een project mee te werken.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.