Onderwijs in relatie tot P2P/Sociale reproductie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
RobbinHuijers (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
RobbinHuijers (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 15:
== Sociale reproductie en P2P==
 
De link tussen sociale reproductie en peer to peer lijkt in de eerste plaats te gaan over het feit dat peer to peer meer sociale mobiliteit belooft. Dit doordat het bepaalde sociale reproductiepatronen in de samenleving kan doorbreken. In een peer-to-peer samenleving heeft iedereen dezelfdeevenwaardige mogelijkheden om bij te dragen aan het collectief project. Dit wordt aangeduid met de term equipotentialiteit. Elk individu kan bijdragen aan een peer-to-peer project, want iedereen is wel ergens goed in. Dit wiltwil niet zeggen dat in peer-to-peer iedereen gelijke capaciteiten heeft, maar wel dat mensen met verschillende capaciteiten hebbenkunnen met betrekkingbijdragen tot verschillende, weliswaar gelijkegelijkwaardige, domeinen. Het is niet zo dat de ene mens beter is dan de ander. Als het zo is dat een peer-to-peer samenleving aan iedereen gelijke kansen geeft om eender welke sociale positie in de samenleving te verwerven, dan zou het juist zijn te stellen dat peer-to-peer mechanismen van sociale reproductie opheft of doorbreekt (Bauwens & Lievens, 2013). Volgens Bauwens hebben mensen hun ‘positie’ binnen de gemeenschap niet te danken aan (sociale) afkomst of diploma’s, maar aan hun kennis (Bauwens & Lievens, 2013, p. 40). Er zijn geen diploma’s noodzakelijk om een taak uit te voeren (anticredentialisme). Je bouwt je ‘positie’ binnen de samenleving dus op basis van je bijdragen aan commons op (Bauwens & Lievens, 2007, p. 38). Commons zijn hulpbronnen die onder het gezamenlijk beheer van een groep of organisatie vallen. Je bent dan actief in verschillende netwerken en in elk netwerk bouw je een soort van identiteit op. Je identiteit wordt dan een collectieve samenstelling van de verschillende identiteiten die je verwerft in de verscheidene gemeenschappen. Dit staat opnieuw in verband met sociale mobiliteit: je kiest zelf wie je wilt zijn in plaats van dat dit bepaald wordt door middel van sociale reproductie. In peer-to-peer vindt men dus ook niet de uitgesproken klassensamenleving terug. Iedereen draagt namelijk bij tot de commons. De positie en identiteit die mensen verwerven hebben ze te danken aan hun kennis. In die zin kan peer-to-peer gebruikt worden als hefboom voor menselijke emancipatie (Bauwens & Lievens, 2013). Deze invulling van sociale reproductie zal later, onder het stuk ‘theoretische duiding’, verder uitgeklaard worden.
 
Het is niet zo dat de ene mens beter is dan de andere. Als het effectief zo is dat een peer-to-peer samenleving aan iedereen gelijke kansen biedt om eender welke sociale positie in de samenleving te verwerven, dan zou het juist zijn te stellen dat peer-to-peer mechanismen van sociale reproductie opheft of doorbreekt (Bauwens & Lievens, 2013). Mensen hebben hun ‘positie’ binnen de gemeenschap niet te danken aan (sociale) afkomst of diploma’s, maar aan hun kennis (Bauwens & Lievens, 2013, p. 40). Er zijn geen diploma’s noodzakelijk om een taak uit te voeren (anticredentialisme). Je bouwt je ‘positie’ binnen de samenleving dus op basis van je bijdragen aan commons op (Bauwens & Lievens, 2013, p. 38). Commons zijn hulpbronnen die onder het gezamenlijk beheer van een groep of organisatie vallen. Je bent dan actief in verschillende netwerken en in elk netwerk bouw je een soort van identiteit op. Je identiteit wordt dan een collectieve samenstelling van de verschillende identiteiten die je verwerft in de verscheidene gemeenschappen. Dit staat opnieuw in verband met sociale mobiliteit: je kiest zelf wie je wilt zijn in plaats van dat dit bepaald wordt door middel van sociale reproductie. In peer-to-peer vindt men dus ook niet de uitgesproken klassensamenleving terug. Iedereen draagt namelijk bij tot de commons. De positie en identiteit die mensen verwerven hebben ze te danken aan hun kennis. In die zin kan peer-to-peer gebruikt worden als hefboom voor menselijke emancipatie (Bauwens & Lievens, 2013).
Naast de invulling van sociale reproductie zoals deze hierboven verduidelijkt is, lijkt Bauwens het begrip nog op een andere manier te gebruiken. Hij geeft aan dat het van belang is dat elk (peer-to-peer) productiesysteem zich sociaal moet kunnen reproduceren. Immers, zo stelt hij ‘een immaterieel peer-productieproject kan slechts collectief duurzaam zijn als voor elk individu dat niet langer bijdraagt aan het project iemand anders in de plaats komt. Sociale reproductie lijkt in onze maatschappij pas mogelijk wanneer dit met het kapitaal verbonden wordt. Wat in onze samenleving niet kan, is dat iedereen zich voortdurend honderd procent vrijwillig inzet. Het is noodzakelijk dat mensen op de een of andere wijze toch een basisinkomen verwerven (Bauwens & Lievens, 2007, p. 30). Het basisinkomen wordt hier gebruikt om mensen een kans te bieden om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. In peer-to-peer kunnen mensen een bijdrage leveren aan gemeenschappelijke goederen op basis van interesse en passie, ze krijgen hier echter niets voor in ruil. Om hieraan tegemoet te komen opteert Bauwens voor het invoeren van een gewaarborgd basisinkomen. Peer to peer reproduceert zichzelf dus als mensen, eventueel los van wat zij doen, onrechtstreeks een soort van tegemoetkoming krijgen. De inspanningen die mensen leveren moeten op een of andere manier gevoed worden (Bauwens & Lievens, 2007).
 
Naast de invulling van sociale reproductie zoals deze hierboven verduidelijkt is, lijktgaat Bauwens het begrip nog op een andere manier te gebruikenaanwenden. Hij geeft aan dat het van belang is dat elk (peer-to-peer) productiesysteem zich sociaal moet kunnen reproduceren. Immers, zo stelt hij ‘een immaterieel peer-productieproject kan slechts collectief duurzaam zijn als voor elk individu dat niet langer bijdraagt aan het project iemand anders in de plaats komt. Sociale reproductie lijkt in onze maatschappij pas mogelijk wanneer dit met het kapitaal verbonden wordt. Wat in onze samenleving niet kan, is dat iedereen zich voortdurend honderd procent vrijwillig inzet. Het is noodzakelijk dat mensen op de een of andere wijze toch een basisinkomen verwerven (Bauwens & Lievens, 20072013, p. 30). Het basisinkomen wordt hier gebruiktdient om mensen eende kans te bieden om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. In peer-to-peer kunnen mensen een bijdrage leveren aan gemeenschappelijke goederen op basis van interesse en passie, ze krijgen hier echter niets voor in ruil. Om hieraan tegemoet te komen opteert Bauwens voor het invoeren van een gewaarborgd basisinkomen. Peer to peer reproduceertkan zichzelf dusrecproduceren als mensen, eventueel los van wat zij doen, onrechtstreeks een soort van tegemoetkoming krijgen. De inspanningen die mensen leveren moeten op een of andere manier gevoedkunnen worden onderhouden (Bauwens & Lievens, 20072013).
Bepaalde productiesystemen zoals Facebook of Youtube laten geen sociale reproductie toe. De eigenaars van deze netwerken verkopen de data die door de gebruikers geproduceerd worden. Dit gebeurt zonder dat er ruilwaarde terugvloeit naar de gebruikers, wat gezien kan worden als een vorm van uitbuiting. De gebruikers creëren de gebruikswaarde, de eigenaars realiseren de ruilwaarde (Bauwens & Lievens, 2007, p. 58). De gebruikers kunnen zich daarmee niet in hun levensonderhoud voorzien (Leyssens, 2013). Dat neemt echter niet weg dat peer-to-peer productiesystemen die dat niet doen automatisch in het levensonderhoud van haar producers kunnen voorzien. Precies daarom pleit Bauwens voor het uitvinden van of zoeken naar manieren om dit op te vangen en op die manier sociale reproductie te garanderen (Bauwens & Lievens, 2007). Een ideaal sociaal netwerk is volgens Bauwens een netwerk dat de gebruikswaarde teruggeeft aan diegenen die het maken zodat ze zich hiervan in levensonderhoud kunnen voorzien.
 
Bepaalde productiesystemen zoals Facebook of Youtube laten geen sociale reproductie toe. De eigenaars van deze netwerken verkopen de data die door de gebruikers geproduceerd worden. Dit gebeurt zonder dat er ruilwaarde terugvloeit naar de gebruikers, wat gezien kan worden als een vorm van uitbuiting. De gebruikers creëren de gebruikswaarde, de eigenaars realiseren de ruilwaarde (Bauwens & Lievens, 2007, p. 58). De gebruikers kunnen zich daarmee niet in hun levensonderhoud voorzien (Leyssens, 2013). Dat neemt echter niet weg dat peer-to-peer productiesystemen diewaar datdit mechanisme niet doenplaatsvindt automatisch in het levensonderhoud van haar producers kunnen voorzien. Precies daarom pleit Bauwens voor het uitvinden van of zoeken naar manieren om dit op te vangen en op die manier sociale reproductie te garanderen (Bauwens & Lievens, 2007). Een ideaal sociaal netwerk is volgens Bauwens een netwerk dat de gebruikswaarde teruggeeft aan diegenen die het maken zodat ze zich hiervan in levensonderhoud kunnen voorzien.
 
==Voorbeeld==
 
In de huidige kennissamenleving is de rol van ‘herverdeler van kansen’ verschoven naar het onderwijs. Dit is potentieel de krachtigste hefboom voor sociale integratie van achtergestelde groepen. Tegelijkertijd is het onderwijs echter ook de instelling bij uitstek die bijdraagt tot de sociale reproductie van ongelijkheden (Hirtt et al., 2007). Nico Hirtt, verantwoordelijke van de studiedienst Oproep Voor een Democratische School (OVDS), publiceerde in 2012 een kwantitatief onderzoek op basis van de Pisa-resultaten. De naam van dit rapport is: PISA 2012 ontsluierd: de naakte cijfers (Hirtt, 2014, Retrieved from http://www.skolo.org/IMG/pdf/dossier_pisa_nl.pdf). Grafiek 20A, in dit rapport, toont het onderwijstype op 15 jaar naargelang de sociale herkomst (Hirtt, 2014, p. 37). Dit wordt bepaald op basis van socio-economische decielen (ESCS). Uit de grafiek blijkt dat de oriëntering in het Vlaams onderwijs sterk sociaal gedetermineerd is. De oriëntering naar de verschillende vormen in ons onderwijs hangt sterk samen met de sociale afkomst van de leerlingen. Van de kinderen van het eerste socio-economisch deciel lopen slechts twee op tien kinderen nog school in het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) op de leeftijd van 15 jaar. In het tiende deciel daarentegen, loopt de deelname aan het ASO op tot 87% van de leerlingen (Hirtt, 2014, p.38). De oriëntering in het Vlaams onderwijs wordt dus sterk bepaald door onder andere de sociale afkomst van leerlingen. Sociale ongelijkheid wordt hier gereproduceerd. Deze sociale reproductie start echter reeds in het lager of zelfs kleuteronderwijs en zet zich voort gedurende de hele schoolcarrière van de leerling. Sociale ongelijkheid speelt dus een niet te onderschatten rol in het onderwijs.
 
Een tweede voorbeeld van sociale reproductie, ditmaal in de context van productiesystemen, is het volgende. In een peer-to-peer samenleving creëren de gebruikers de gebruikswaarde. Er moet echter een manier bedacht worden om de gebruikswaarde die de gemeenschap voortbrengt beter te beschermen. Dmytri Kleiner, een Duitse softwareontwikkelaar, stelt een oplossing hieromtrent voor, namelijk de peer production license. Deze licentie zou bepalen dat de commons vrij beschikbaar blijven voor iedereen die ertoe bijdraagt, inclusief ethische bedrijven gedefinieerd als verenigingen voor maatschappelijke nut. Een kapitalistisch bedrijf dat geen rekening houdt met externaliteiten zal echter wel moeten betalen voor de gebruikswaarde. Zo komt er een financiële stroom op gang ten gunste van de vereniging voor maatschappelijk nut die de commons beschermt en beheert. Mensen kunnen op diedeze manier voorzien worden in hun levensonderhoud. Bauwens haalt in dit boek aan dat zewil daarom in de eerste plaats peer-to-peer systemen stimuleren die beheerd worden door verenigingen voor maatschappelijk nut. Deze organisaties zouden dan wel ‘winst’ mogen maken, om zich in hun basisonderhoud te voorzien, maar de ‘winst’ moet echter wel ondergeschikt zijn aan het sociale doel. Deze ‘winst’ kan dus eerder gezien worden als een indirect inkomen dan als winst in de kapitalistische zin van het woord. Daarnaast gebeurt op die manier de sociale reproductie van de commons voortaan binnen de commons zelf. De productiemiddelen zijn eigendom van de commoners, niet van externe aandeelhouders of kapitalistische bedrijven (Bauwens & Lievens, 2013).
 
==Theoretische duiding==
 
De meest gebruikelijke invulling van het concept sociale reproductie – en waarvan we gezegd hebben dat Bauwens/peer-to-peer zich hier op een bepaalde manier toe verhoudt (zie boven) – is deze die verwijst naar de reproductie of overerving van de sociale positie of plaats in de samenleving. Twee van de auteurs die een theoretische duiding geven van dit mechanisme zijn Bourdieu en Passeron in hun boek: Reproduction in Education, Society and Culture. Volgens Bourdieu en Passeron (1977) is er in elke samenleving een dominante cultuur te vinden. Dit is de cultuur van de midden- en hogere klasse. De hele samenleving is hierop gebaseerd en wordt tevens ook door deze cultuur gedomineerd. De dominante cultuur bezit dus een enorme macht, dit is altijd zo geweest. Doordat deze cultuur zich steeds opnieuw reproduceert kan het deze macht behouden. De lagere klasse heeft niet de macht om zich te reproduceren en zal hierdoor ook niet aan de macht kunnen komen. Een klassenstructuur reproduceert zichzelf dus voortdurend.
De reproductie van cultuur gebeurt volgens Bourdieu en Passeron (1977) zowel onbewust als bewust. In de opvoeding geven ouders waarden en normen mee aan hun kinderen. Zij worden als het ware gesocialiseerd door hun ouders. Bourdieu spreekt hier over het doorgeven van verschillende soorten kapitaal: sociaal kapitaal, cultureel kapitaal, economisch kapitaal en symbolisch kapitaal. Hier gebeurt de reproductie van cultuur vaak onbewust. In de onderwijscontext wordt de dominante cultuur vaak bewust gereproduceerd. Leerkrachten vertegenwoordigen de dominante cultuur en geven ook de waarden en normen hiervan door aan de leerlingen. Op die manier ontstaat er een afstand tussen de leerlingen uit een lagere cultuur en de leerkrachten, wat een negatief effect heeft op de schoolloopbaan van deze leerlingen. De hele schoolloopbaan van een leerling is dus afhankelijk van de sociale afkomst. Leerlingen die in een lagere sociale klasse geboren worden hebben het reeds vanaf de start van hun schoolloopbaan moeilijk in het onderwijs. Dit hele proces zal uiteindelijk de plaats van deze ‘leerling’ in de maatschappij bepalen. Als conclusie kan dus gesteld worden dat de ongelijkheid in de samenleving gereproduceerd wordt in de school (Mariën & Van den Cruyce, 2013).
 
 
==Externe links==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.