Onderwijs in relatie tot P2P/Affiniteitsgemeenschap: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 14:
 
 
De term affiniteit creëert enige verwarring en ambiguïteit met betrekking tot de agenda van zogenaamde affiniteitsgemeenschappen. In praktijk gaat het vaak om een groep individuen die zich schaart rond een politiek thema (mensenrechten, natuurbehoud, …) en in functie hiervan acties op poten zet. In Vlaanderen is dan ook meer de term ‘actiegroepen’ in zwang omdat deze meer prijsgeeft van de ware toedracht van dit soort groepen.
 
Hoewel de term ‘affiniteitsgemeenschap’ dus suggereert dat het om allerlei soorten groepen gaat waarbij de leden een gemeenschappelijke interesse delen (zoals bijvoorbeeld hobbyclubs), doelt men hiermee voornamelijk op actiegroepen. De term ''affinity group'' wordt in de Angelsaksische landen gebruikt als aanduiding van wat in Vlaanderen als actiegroep wordt beschouwd.
 
== Affiniteitsgemeenschap en P2P==
 
In het boek “De wereld redden” onderscheidt Bauwens een affiniteitsgemeenschap van nationale en globale gemeenschappen (Bauwens, & Lievens, 2013, p. 39). Een affiniteitsgemeenschap bindt zich niet aan geografische grenzen waarbij het lokale en het nationale en de daaraangekoppelde identiteit het gemeenschappelijke goed is. Een affiniteitsgemeenschap centreert zich rond een gedeelde betrokkenheid van mensen van over de hele wereld, daardoor heeft ze ook steeds een globaal karakter. Wat de p2p-gemeenschap tot een affiniteitsgemeenschap maakt, is vooral de betrokkenheid op onze wereld en hoe wij ons samenleven vandaag vormgeven.
 
Wat de p2p-gemeenschap tot een affiniteitsgemeenschap maakt, is vooral de betrokkenheid op onze wereld en hoe wij ons samenleven vandaag vormgeven.
 
Peer-to-peer betekent an sich niet meer dan het delen van zaken onder gelijken. Deze term deed eerst haar intrede in de wereld van computers en internet . In de cyberopvatting betekent “peer-to-peer” niet meer dan een netwerk van gelijkwaardige computers en nemen affiniteitsgemeenschappen de vorm aan van groepen mensen die met elkaar bestanden delen via een computernetwerk. (“Peer-to-peer”, 2014;”Peer-to-Peer: Wat zijn P2P-netwerken?”, 2012). Bij Bauwens krijgt peer-to-peer nog een andere betekenis naast alleen het delen van zaken met elkaar.
 
 
Bauwens schuift peer-to-peer naar voren als een productie- en samenwerkingsvorm eigen aan een postkapitalisme. Deze wordt gekenmerkt door een mentaliteit van delen en co-produceren als antwoord op een kapitalistische samenleving. Een affiniteitsgemeenschap vormt daarin een netwerk van peers die zich scharen rond een gemeenschappelijke interesse en daar samen rond willen werken. Het gaat dus om personen die een groep vormen op basis van een gemeenschappelijke belangstelling. Er is evenwel een verschil tussen pakweg de (plaatselijke) filatelieclub, wat strikt genomen ook onder de noemer affiniteitsgemeenschap valt, en wat Bauwens met dit begrip bedoelt.
 
Affiniteitsgemeenschappen vormen een soort up-to-date gebrachte versie van groepen en gemeenschappen van voorheen, aangepast aan de technologische mogelijkheden van een postmoderne maatschappij. Een verschil is de intrede van internet en wat dat doet met de plaatselijkheid van groepen. Waar lidmaatschap voor de komst van internet voor een deel nog afhankelijk was van de fysieke plaats waarrond de gemeenschap zich situeerde en de bereikbaarheid van die plaats, valt het aspect van bereikbaarheid volledig weg wanneer internet zijn intrede doet. Dit maakt elk individu bereikbaar voor elk andere individu. Via internetconnecties kan men zich in een mum van tijd verbinden met een ander, zelfs als deze zich zowat aan de andere kant van de wereld bevindt. Bovendien verschuift het idee van plaatselijkheid van een fysieke plaatselijkheid naar een virtuele. Als equivalent van fysieke ontmoetingsplaatsen waar face-to-face gesprekken plaatsvinden ontstaan er allerlei internetfora waar stellingen of meningen geponeerd worden en waarop anderen kunnen reageren. Dit creëert volgens Bauwens enorm veel mogelijkheden, zeker voor p2p. Aan de hand van affiniteitsgemeenschappen kunnen mensen van over de hele wereld met elkaar in verbinding treden en samen kennis produceren. Mensen met een gezamenlijke interesse kunnen op deze manier samen onderzoek voeren naar een hen aanbelangend thema. Dit hoeft zich evenwel niet te beperken tot kennis- of een andere manier van immateriële productie. Het kan uiteindelijk leiden tot materiële productie, de [[wikispeed]] <ref>[[http://WIKISPEED.com]]</ref> als beste voorbeeld.
 
 
Wat de meeste affiniteitsgemeenschappen
Peer-to-peer betekent an sich niet meer dan het delen van zaken onder gelijken. Deze term deed eerst haar intrede in de wereld van computers en internet . In de cyberopvatting betekent “peer-to-peer” niet meer dan een netwerk van gelijkwaardige computers en nemen affiniteitsgemeenschappen de vorm aan van groepen mensen die met elkaar bestanden delen via een computernetwerk. (“Peer-to-peer”, 2014;”Peer-to-Peer: Wat zijn P2P-netwerken?”, 2012).
Bij Bauwens krijgt peer-to-peer nog een andere betekenis naast alleen het delen van zaken met elkaar. Bauwens schuift peer-to-peer naar voren als een maatschappijvisie. Een mentaliteit van delen en co-produceren als antwoord op een kapitalistische samenleving.
 
==Voorbeelden==
Bauwens stelt affiniteitsgemeenschappen ook voor als remedie tegen de fragmentatie van de mens en als manier om een collectieve identiteit op te bouwen (Bauwens, & Lievens, 2013, p. 163). Hij stelt vast dat in onze postmoderne maatschappij, in navolging van de moderniteit, de traditionele instituties hun grip op de samenleving en dus ook het individu hebben verloren. De socioloog Elchardus spreekt in die zin van ‘detraditionalisering’, waarbij onderwijs en massamedia de socialiserende functies van de voormalige zuilen hebben overgenomen (Schnabel en de Hart, 2008). De moderniteit breekt met het idee van vaste sociale rollen: mensen behoren niet langer tot een bepaalde zuil; een groep of klasse die meerdere facetten van hun leven inricht zoals dat voorheen was. Een zuil omkaderde haar leden gedurende de hele levensloop via netwerken van organisaties die dezelfde levensbeschouwing uitdroegen. Deze hingen ook vast aan een politieke partij die als belangenbehartiger van haar leden optrad. Als lid van een bepaalde zuil, nam men deel aan de activiteiten van de zuil, schreef men zich in bij diens vakbond en stemde men ook op de aanverwante partij. De inrichting van het eigen leven lag dus grotendeels buiten het individu en diens identiteit werd veelal gelijkgesteld aan die van ‘lid van’(Laermans, 2012). Met de detraditionalisering als kenmerk van de moderne samenleving is er vooreerst sprake van sociale mobiliteit en verhoogde autonomie. De postmoderniteit trekt dit nog wat verder, individualiteit en zelfbeschikkingsrecht (of zelfs –plicht) staan centraal. Het individu dient het eigen leven in te richten zoals deze dat zelf wenst en de mogelijkheden zijn (quasi) onbegrensd (“Het postmodernisme: massaproductie en postmodernisme”, n.d.). Het is in deze zin dat men weleens spreekt over de teloorgang van de gemeenschappen en gemeenschapszin. Allereerst zijn de grote gemeenschappen verdwenen. Mensen kiezen nu zelf van welke gemeenschappen ze deel of geen deel wensen uit te maken en in welke mate. Hier duikt ook de notie van ‘meervoudige identiteit’ op. Identiteit wordt niet meer ingevuld op basis van lidmaatschap van één allesomsluitende groep, maar door lidmaatschap van kleinere en meer verdeelde groepen die in meer of mindere mate (naar keuze) mee de eigen identiteit vormen(op vlak van religie, hobby, beroep, keuze van levenspartner, …). De levensinrichting krijgt de vorm van een soort walking dinner: vrijblijvend en volledig naar eigen voorkeur (Boelsums, 2007). De postmoderne samenleving wordt bovendien gekenmerkt door enorme technologische mogelijkheden en daardoor soms verweten asociaal te zijn. De uitgebreide ict-mogelijkheden zouden de mens hebben geïsoleerd en vereenzaamd. Volgens technosceptici voert het internet mensen weg van de plekken waar gemeenschap ontstaat: het café, het buurtpleintje, etc. Zij koppelen gemeenschap aan een fysieke ruimte en beschouwen de virtuele ruimte daardoor logischerwijs als een bedreiging voor gemeenschapsvorming (de Haan, 2008). Anderen zien het dan weer in een meer positief licht, zoals Bauwens zelf. Met het idee dat het leven van de postmoderne mens gefragmenteerd vorm krijgt, staan we voor een voldongen feit. Mensen zijn op zichzelf aangewezen en dienen uit een uitgebreid aanbod een persoonlijk pakket samenstellen. Bauwens geeft in zijn boek aan dat mensen nood hebben aan een gevoel van gemeenschap en dat affiniteitsgemeenschappen deze vraag kunnen beantwoorden. Volgens hem vertaalt de aangehaalde fragmentatie, die een verlies van de voormalige eenduidigheid en saamhorigheid belichaamt, zich in een (gevoel van) eenzaamheid die alleen door gemeenschap opgevuld kan worden. Bauwens meent dus dat mensen nood hebben aan gemeenschap en stelt in onze huidige Westerse samenleving affiniteitsgemeenschappen voor als iets wat mensen kan samenbrengen en waarrond men een collectieve identiteit kan opbouwen –als onderdeel van de eigen (meervoudige) identiteit. Een zinstichtend gedachtegoed dat mensen kan verenigen en een gevoel van verbondenheid bewerkstelligt.
 
 
===Affiniteitsgemeenschappen binnen p2p===
==Voorbeeld==
 
===Affiniteitsgemeenschappen als actiegroepen===
Sinds februari 2013 is in Leeds, een stad in het Verenigd Koninkrijk, een project van kracht dat de naam “The Real Junk Food Project” draagt. Aan de hand van dit project probeerden de bedenkers ervan de wereldwijde voedselverspilling aan te kaarten, te beginnen in eigen land, in eigen stad. Door een erg strenge voedselwetgeving in het Verenigd koninkrijk gooien grootwarenhuizen dagelijks enorme hoeveelheden voedsel weg dat nog voor consumptie kan dienen. Ook in Leeds, waar de armoedegraad in sommige buurten erg hoog ligt. Als antwoord hierop verzamelde een aantal mensen het weggegooide voedsel van de plaatselijke supermarkt en boden dit aan in bepaalde wijken van de stad. Ze hanteerden ook een ''“pay-as-you-feel policy”'' (PAYF; betaal naar eigen goeddunken) waarbij de mensen zelf konden kiezen hoeveel ze wilden neertellen voor het verkregen voedsel. Een erg sociale oplossing omdat ook mensen in armoede hier ook van konden genieten. Zij hebben vaak niet voldoende geld hebben om kwaliteitsvolle voedingsproducten aan te schaffen. Het project groeide gestaag en kon op steeds meer steun rekenen. Zo contacteren bepaalde supermarkten hen nu reeds op voorhand wanneer er een grote hoeveeleheid voedsel weggegooid zal worden. Momenteel baten ze ook het PAYF Café uit. Wat daar geserveerd wordt, is voedsel dat anders rechtstreeks de vuilnisbak was ingegaan (the real junk food project, n.d.).
 
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.