Onderwijs in relatie tot P2P/Relationele ontologie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 34:
De nadruk op het sociale karakter van ons menselijke bestaan, is geen nieuw idee. Aristoteles stelde in de 4e eeuw voor Christus reeds dat de mens van nature een sociaal wezen is en alleen in een gemeenschap zijn volmaaktheid kon vinden (Wikipedia, 2014a). Vele denkers bespreken in mindere of meerdere mate het belang van het in-relatie-staan-tot, zoals Plato, Descartes, Rousseau, Newton, Locke, Quine, en talloze anderen. Vaak wordt het aangekaart bij vraagstukken rond hoe (ware) kennis vergaren (epistemologie, zie ook verderop), of –recenter– in het kader van recht doen aan de ander (ethiek, o.a. Arendt, Levinas). Heidegger (1927) gaf in zijn ‘Zijn en Tijd’ een aanzet om dit relationele aspect verder door te trekken tot ontologische vraagstukken. Er is immers een verschil in enerzijds het slechts erkennen van het belang van het relationele, dit is de ‘zwakke vorm’ van relationele ontologie volgens Slife (2010) die bovendien geen echte relationele ontologie is maar een verholen individualisme of atomisme. Anderzijds kan je het relationele zien als dat wat ons fundamenteel constitueert, namelijk dat er niet iets bestaat buiten het relationele, dat ons ''in-relatie-staan-tot'' fundamenteel ons ‘zijn’ bepaalt. Dit is de ‘sterke vorm’ van relationele ontologie volgens Slife (2010). ''“Relationships are not just the interactions of what was originally nonrelational; relationships are relational “all the way down.” Things are not first self-contained entities and then interactive. Each thing, including each person, is first and always a nexus of relations.”'' (Slife, 2010, p. 159). Er is niet zoiets als een toestand van onafhankelijkheid en ‘vrijheid’ die we moeten opgeven in ruil voor sociale orde. Er is énkel een toestand van wederzijdse afhankelijkheid (Stout, 2010). Follett schrijft het treffend neer: ''“The fallacy of self-and-others fades away and there is only self-in-and-through-others”'' (Follett, 1998, p. 8). In het Westerse denken is zulke ‘sterke vorm’ van relationele ontologie redelijk nieuw. Toch stelt Forster (2010) dat het Afrikaanse mensbeeld van oudsher in deze geest begrepen kan worden. Hij verwijst hiervoor naar het welbekende ‘ubuntu’, een begrip uit de Afrikaanse filosofie, hetgeen hij vertaalt als ''“a person is a person throughout other persons”'' (Forster, 2010, p. 243).
Stout (2010) legt vanuit de opvatting dat het in-relatie-staan-tot-elkaar ons maakt tot wie we zijn (relationele ontologie), een link naar onze wil om vanuit deze zijnswijze ook bij te dragen aan het collectieve. Je zou dit kunnen beschouwen als het vrijwillig bijdragen aan de commons zoals Bauwens en Lievens dit uiteenzetten binnen de peer-to-peer maatschapij (2013). ''“This innate mutual recognition fosters empathy and a shared desire for well-being. … It enables us to willingly commit to an evolving collaborative process. In short, although the social bond does not necessitate agreement or goodness among human beings, mutual awareness and recognition of commonality make empathy, trust, and collaboration possible if not probable.”'' (2010, p. 15). Het relationele dat ons constitueert, is volgens haar een voorwaarde om samen te kunnen leven op een zelfregulerende manier (Stout spreekt over ''self-governance'', 2010, p. 15).
Het hierboven geschetste gedachtegoed krijgt reeds praktische invulling in diverse domeinen. Eén voorbeeldje is de arbeidssfeer alwaar men ook een integratie ziet van collectivisme en individualisme in een nieuwe vorm van samenwerken waarbij men (opnieuw) waarde hecht aan het belang van 'zich verbonden weten voelen' en waarbij er ruimte is voor de persoon/ individu en zijn interesse/ passies. Zo zien we dat bepaalde bedrijven afstappen van het idee van strikte hiërarchie en meer en meer evolueren naar vlakke netwerkorganisaties (cfr. beeld van een atomium) waarin iedereen in relatie staat met elkaar, maar zich toch als individu onderscheidt.
Regel 50 ⟶ 52:
Het concept relationele epistemologie wordt hier toegelicht, aangezien de visie die we hebben op de manier waarop we kennis opbouwen en kennis verworven wordt, ook een belangrijk onderwerp is binnen het domein van onderwijs en educatie. Thayer-Bacon (1997) schrijft vanuit deze invalshoek. Zie ook Gergen (2009) met ‘knowledge as co-creation’. Voor meer informatie over relationele epistemologie vanuit diverse invalshoeken, zie links (3), (4) en (5).
==Externe Links==
|