Onderwijs in relatie tot P2P/Relationele ontologie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
 
Het concept '''relationele ontologie''' wordt gebruikt voor een vorm van denken waarbij de identiteit van een object / subject (mede) bepaald wordt door de relaties met andere objecten / subjecten. ''“There is no such thing as an artifact in itself. What an artifact is, is determined in important respects by its relational properties,”'' (Meijers, 2000, p. 84). Meer bepaald gebruikt men het concept relationele ontologie vaak in de context van een bepaald mensbeeld waarbij het relationele (in relatie staan tot elkaar) een essentieel en bepalend element is voor ons Zijn. De basisveronderstelling is dat menselijk leven niet in een sociaal vacuüm mogelijk is. Dit staat tegenover een mensbeeld waarbij men uitgaat van het feit dat we in essentie ‘alleen op de wereld zijn’ (bv. het moderne ‘autonome’ subject, het individualisme).
 
 
==Relationele ontologie en P2P==
Regel 20 ⟶ 19:
 
Bauwens en Lievens zetten dit idee van identiteit verderop in hun boek uiteen, waarbij ze ook een duiding geven op welke manier hun mensbeeld niet blijft steken in het (autoritaire) collectivisme of een overwaardering van het individuele. Men pleit voor een ''“vrije socialisering op basis van affiniteiten,”'' (Bauwens & Lievens, 2013, p. 163).
 
 
==Voorbeeld==
Regel 29 ⟶ 27:
 
Wel, wie is Anton nu eigenlijk? ''Zijn identiteit valt niet samen met zijn herkomst, sociale klasse of deelname aan één groep, maar bestaat uit diverse facetten, waarbij essentieel is welke relaties hij uit vrije wil aangaat met andere personen / groepen en de bijdrage die hij vrijwillig levert aan de betreffende groepen. Dit relationele aspect is wat ons als mens constitueert ('''=relationele ontologie'''). Bepaalde filosofen trekken dit idee verder door en nemen in dit verband ook de relaties in acht die men heeft tot de natuurlijke wereld.'' In dit geval bijvoorbeeld de intense ervaringen van nederigheid, dankbaarheid en pure overgave die Anton beleeft boven op de berg, tijdens het ploeteren in de aarde druk in de weer met tomaten zaaien of tijdens het wandelen in zijn favoriete bos met bordercollie Max.
 
 
==Theoretische duiding==
 
De nadruk op het sociale karakter van ons menselijke bestaan, is geen nieuw idee. Aristoteles stelde in de 4e eeuw voor Christus reeds dat de mens van nature een sociaal wezen is en alleen in een gemeenschap zijn volmaaktheid kon vinden (Wikipedia, 2014a). Vele denkers bespreken in mindere of meerdere mate het belang van het in-relatie-staan-tot, zoals Plato, Descartes, Rousseau, Newton, Locke, Quine, en talloze anderen. Vaak wordt het aangekaart bij vraagstukken rond hoe (ware) kennis vergaren (epistemologie, zie ook verderop), of –recenter– in het kader van recht doen aan de ander (ethiek, o.a. Arendt, Levinas). Heidegger (1927) gaf in zijn ‘Zijn en Tijd’ een aanzet om dit relationele aspect verder door te trekken tot ontologische vraagstukken. Er is immers een verschil in enerzijds het slechts erkennen van het belang van het relationele, dit is de ‘zwakke vorm’ van relationele ontologie volgens Slife (2010) die bovendien geen echte relationele ontologie is maar een verholen individualisme of atomisme. Anderzijds kan je het relationele zien als dat wat ons fundamenteel constitueert, namelijk dat er niet iets bestaat buiten het relationele, dat ons ''in-relatie-staan-tot'' fundamenteel ons ‘zijn’ bepaalt. Dit is de ‘sterke vorm’ van relationele ontologie volgens Slife (2010). ''“Relationships are not just the interactions of what was originally nonrelational; relationships are relational “all the way down.” Things are not first self-contained entities and then interactive. Each thing, including each person, is first and always a nexus of relations.”'' (Slife, 2010, p. 159). Er is niet zoiets als een toestand van onafhankelijkheid en ‘vrijheid’ die we moeten opgeven in ruil voor sociale orde. Er is énkel een toestand van wederzijdse afhankelijkheid (Stout, 2010). Follett schrijft het treffend neer: ''“The fallacy of self-and-others fades away and there is only self-in-and-through-others”'' (Follett, 1998, p. 8). In het Westerse denken is zulke ‘sterke vorm’ van relationele ontologie redelijk nieuw. Toch stelt Forster (2010) dat het Afrikaanse mensbeeld van oudsher in deze geest begrepen kan worden. Hij verwijst hiervoor naar het welbekende ‘ubuntu’, een begrip uit de Afrikaanse filosofie, hetgeen hij vertaalt als ''“a person is a person throughout other persons”'' (Forster, 2010, p. 243).
 
 
Stout (2010) legt vanuit de opvatting dat het in-relatie-staan-tot-elkaar ons maakt tot wie we zijn (relationele ontologie), een link naar onze wil om vanuit deze zijnswijze ook bij te dragen aan het collectieve. Je zou dit kunnen beschouwen als het vrijwillig bijdragen aan de commons zoals Bauwens en Lievens dit uiteenzetten binnen de peer-to-peer maatschapij (2013). ''“This innate mutual recognition fosters empathy and a shared desire for well-being. … It enables us to willingly commit to an evolving collaborative process. In short, although the social bond does not necessitate agreement or goodness among human beings, mutual awareness and recognition of commonality make empathy, trust, and collaboration possible if not probable.”'' (2010, p. 15). Het relationele dat ons constitueert, is volgens haar een voorwaarde om samen te kunnen leven op een zelfregulerende manier (Stout spreekt over ''self-governance'', 2010, p. 15).
 
 
Het hierboven geschetste gedachtegoed krijgt reeds praktische invulling in diverse domeinen. Eén voorbeeldje is de '''arbeidssfeer''' alwaar men ook een integratie ziet van collectivisme en individualisme in een nieuwe vorm van samenwerken waarbij men (opnieuw) waarde hecht aan het belang van 'zich verbonden weten voelen' en waarbij er ruimte is voor de persoon/ individu en zijn interesse/ passies. Zo zien we dat bepaalde bedrijven afstappen van het idee van strikte hiërarchie en meer en meer evolueren naar vlakke netwerkorganisaties (cfr. beeld van een atomium) waarin iedereen in relatie staat met elkaar, maar zich toch als individu onderscheidt.
 
 
Bepaalde hedendaagse filosofen denken de idee van de relationele ontologie radicaal door, en bespreken ook onze diepe relatie met de natuur. Er zijn diverse filosofen die hieruit een filosofie ontwikkelen waarin mens- en wereldbeeld essentieel gelinkt zijn aan het ecologisch denken. Een belangrijke filosoof in deze is Arne Naess. Naess werkte een filosofie uit onder de naam ‘ecosofie T’ (1989) en vormde hierbij de grondlegger van de deep ecology, een filosofische stroming die als kerngedachte behoudt dat de natuur intrinsiek haar eigen waarde heeft (los van het nut voor de mens). Een zeer duidelijke en verdiepende toelichting over '''milieufilosofie''' wordt gegeven door Belderbos (2013), wiens masterthesis online te vinden is (1).
 
Op basis van onze relatie tot de natuur, wordt er een ethiek ontwikkeld die – in plaats van de mens centraal te stellen – de natuur ook intrinsieke waarde toebedeelt. Het is op basis van zo’n visie dat respect en verantwoordelijkheid voor de natuur als onderdeel van ethiek ter sprake kan komen. Zweers (1996) spreekt in dat verband over een houding ten opzichte van de natuur als ‘participant’ waarbij de participant deel heeft aan een gebeuren dat hem omvat, dat groter is dan hemzelf. De natuur is ''"een geheel waarvan hij deel uitmaakt, niet slechts biologisch maar vooral ook zodanig dat er een ervaring van verbondenheid is waaraan hij een betekenis ontleent die tenminste mede-bepalend is voor zijn zelfbeeld"'' (Zweers, 1991, p.64). Voor meer info, zie link (2).
 
 
De ideeën over relationele ontologie worden vaak in verband gebracht met ideeën binnen de '''epistemologie''' (de tak binnen de filosofie die de aard, oorsprong, voorwaarden voor en reikwijdte van kennis en het weten onderzoekt, Wikipedia, 2014b). Als je het Zijn / de Zijnden bestudeert en vaststelt dat er enkenl ‘relaties’ zijn, en dat er niet zoiets bestaat als een artefact los van diens relaties, beïnvloedt dit immers ook je ideeën over het verwerven van kennis. De denkkaders die filosofen hanteren met betrekking tot de (relationele) ontologie beïnvloeden onze ideeën over epistemologie. Het creëren van kennis (en waarheid) is dan een relationeel proces. Kennis is als een interactief proces voorbij de subject/ object oppositie. Dit idee past ook goed binnen de idee van kennisopbouw in peer-2-peer netwerken zoals Bauwens en Lievens (2013) deze uiteenzetten.
Regel 52 ⟶ 45:
 
Het concept relationele epistemologie wordt hier toegelicht, aangezien de visie die we hebben op de manier waarop we kennis opbouwen en kennis verworven wordt, ook een belangrijk onderwerp is binnen het domein van onderwijs en educatie. Thayer-Bacon (1997) schrijft vanuit deze invalshoek. Zie ook Gergen (2009) met ‘knowledge as co-creation’. Voor meer informatie over relationele epistemologie vanuit diverse invalshoeken, zie links (3), (4) en (5).
 
 
==Externe Links==
Regel 64 ⟶ 56:
 
(5) Voor meer info over relationele epistemologie, zie http://link.springer.com/chapter/10.1007%2F978-1-4020-6596-5_19
 
 
==Referenties==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.