Onderwijs in relatie tot P2P/Deproletarisering: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 59:
 
Marx analyseerde het kapitalisme en vond twee belangrijke conflicten: het klassenconflict en het uitbuitingsconflict. In het kapitalisme zijn er twee klassen die tegenover elkaar staan: de bourgeoisie en het proletariaat. De bourgeoisie zijn de eigenaars van de productiefactoren. Productiefactoren zijn dat wat de productie mogelijk maakt of bepaalt, bijvoorbeeld kapitaal. Ze controleren dus de productie. Het proletariaat is de groep zonder bezittingen. Ze verkopen hun arbeidskrachten en zo worden ze loonslaven. De bourgeoisie buit het proletariaat uit door hen slechts een klein deel van de winst van hun arbeid te betalen. Zo vergaart de bourgeoisie het overschot van hun loon als winst. Als alles wat geproduceerd wordt gebruikswaarde blijft hebben, zal het ruilwaarde hebben. Dat wil zeggen dat wanneer een product geen gebruikswaarde meer heeft, het geen ruilwaarde meer zal hebben. Als niemand het wil gebruiken, wordt het dus niet geruild. Deze uitwisseling gebeurt dan door de uitwisseling van grondstoffen of door met andere woorden te betalen voor het product. Binnen het kapitalisme verdringt ruilwaarde de gebruikswaarde (Arik, 2011).
 
Het proletariaat was de revolutionaire tegenstrever van de bezittende klasse binnen het kapitalisme. Hun doel was om het kapitalisme omver te werpen en te vervangen door een socialistisch, economisch en politiek regime. Het was de strijd van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie en men streefde naar een klasseloze maatschappij ("Marxisme", n.d.).
 
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.