Onderwijs in relatie tot P2P/Open source economy: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 37:
==Theoretische duiding==
 
Het concept ‘open source economie’ is voortgevloeid uit de open source software. Open source software duidt op het idee dat de licentie, alsook de broncode van de software voor iedereen beschikbaar zijn. Dit was eerder al het geval in de jaren ’60, maar in de jaren ’70 besloot men deze vrije toegang tot de bron stop te zetten. Dit leidde tot de nodige tegenacties en hieruit ontstond het ‘GNU-project’ (1984), alsook de ‘Free Software Foundation’ (1985), beiden opgericht door Richard Stallman. Beide initiatieven zijn ontstaan als reactie op Unix, een gesloten besturingssysteem. Met zijn projecten streeft Stallman naar vrije software waarbij iedereen toegang tot de bron moet hebben. In de hierop volgende jaren groeide het aantal open source initiatieven in de digitale wereld aanzienlijk. In 1998 werd voor het eerst het begrip ‘open source’ geïntroduceerd ter vervanging van ‘free software’. Het nieuw begrip wordt actief verspreid en uiteindelijk gaan ook media en bedrijven gebruik maken van open source software. Later wordt het idee van open source vertaald naar andere domeinen en zo komt uiteindelijk de open source economie tot stand (Wikipedia, Open source software, 2014).
 
Vanuit economisch perspectief beschikken zowel bedrijven als softwareontwikkelaars over een specifieke motivatie om aan open source projecten deel te nemen. Zo kiezen bedrijven bewust voor open source vanuit de ideologie dat dit goedkoper is. Eenmaal de gratis blauwdruk (code) er is, moeten ze hier niet meer in investeren. Een bedrijf geeft de code vrij en doordat deze door anderen gebruikt en geoptimaliseerd kan worden, zal de kwaliteit van de code alleen maar toenemen. De ontwikkelaars van deze code hebben dan weer andere motieven om bij te dragen tot een open source project. Enerzijds doen ze dit omwille van de zogenaamde carrièreprikkel. Door mee te werken aan een open source initiatief bouwen de ontwikkelaars een hoge reputatie op. Die reputatie maakt dat ze naar de toekomst toe gemakkelijker nieuw of beter werk vinden, een hoger loon krijgen… Er is dus financiële zekerheid op lange termijn. Anderzijds speelt ook de ego-bevredigende prikkel een belangrijke rol. Ontwikkelaars hebben nood aan een zekere bevestiging, erkenning van hun kunnen. Deze krijgen ze van hun peers, van bedrijven waarvoor ze codes schrijven… Tot slot engageren ontwikkelaars zich voor open source projecten vanuit een zekere intrinsieke motivatie. Ze vinden het gewoonweg leuk om te doen en halen er voldoening uit (Lerner en& Tirole, 2002).
 
Wat zijn de voordelen van open source? Doordat iedereen vrije toegang krijgt tot de bron, kan iedereen aanpassingen en aanvullingen maken. Denk hierbij aan Wikipedia. Het is ook mogelijk om eventuele fouten in het systeem aan te geven. Bovendien krijgt men de kans om ideeën uit te wisselen en te delen met anderen, want het is een open systeem. Open source leidt dus ook tot meer samenwerking (Youtube, 2014).
Regel 45:
Het opheffen van de patenten in een open source economie leidt duidelijk tot heel wat voordelen, maar er is meer. Karakteristiek voor de open source economie is volgens Michel Bauwens (2012) dat de controle pas achteraf plaats vindt. Hij verwijst hierbij naar Wikipedia, waaraan iedereen actief kan bijdragen zonder hiervoor een aanvraag te moeten indienen (Bauwens, 2012). “Het gevolg is dat veel meer mensen een bijdrage kunnen leveren, waardoor de kans toeneemt dat er iets waardevols overblijft” (Michel Bauwens, 2012).
 
De consumptie in een open source economie onderscheidt zich ook van de consumptie in een traditionele economie. Open source economie wordt vaak gekoppeld aan het concept collaborative consumption.“De deeleconomie (ook wel collaborative consumption) is een socio-economisch systeem waarin delen en collectief consumeren centraal staan. Het gaat om gezamenlijke creatie, productie, distributie, handel en consumptie van goederen en diensten” (Deeleconomie, Wikipedia, 2014). Rachel Botsman, auteur van het boek “What’s mine is yours” en het brein achter collaborative consumption, beweert dat “we middenin een revolutie zitten waarin bewuste mensen de ik-cultuur van overconsumptie omkeren naar een wij-cultuur waar persoonlijk bezit in dienst staat van het collectief” (Michel Bauwens, 2012). Een gekend voorbeeld van collaboratieve consumptie is: co-housing waarbij mensen een eigen huis hebben, maar bepaalde zaken delen met de medebewoners in hun gemeenschap, zoals bijvoorbeeld een speeltuin of een keuken (Cohousing, Wikipedia, 2014). Dit idee zit ook vervat in de open source economie.
 
==Externe links==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.