Onderwijs in relatie tot P2P/Meritocratische Hiërarchie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Vangelis (overleg | bijdragen)
sub
k red.
Regel 17:
Men vertrekt bij peer-to-peer vanuit een aantal meritocratische principes, want we zien dat peer-to-peer eveneens vertrekt vanuit de verdiensten (talent en inspanning) van elk individu:
 
Men heeft zijn positie binnen de peerproductie te danken aan de kennis en vaardigheden die men bezit. De mensen worden erkend als deskundigen in hetgeen waar ze goed in zijn. Iedereen kan bijdragen tot de commons (gemeengoed), op voorwaarde dat je ergens goed in bent of er veel over weet. Je hebt nietgeen arbeidsverdeling meer eendie arbeidsverdelingis gebaseerd op het bezit van middelen, maar een taakverdeling waarbij iedereen hetgeen kan doen waar hij of zij goed in is. Men moet hier wel bij opmerken dat de positieverwerving bij peerproductie niet gebaseerd is op diploma’s. Het is net zo dat peerproductie uitgaat van het anticredentialisme. Dit betekent dat je geen referenties of diploma’s nodig hebt om de taak te mogen uitvoeren. Een voorbeeld hiervan is dat iedereen iets op Wikipedia kan delen zolang de informatie correct is, ongeacht de kwalificatie van de auteur (Bauwens, 2014, p. 40). Bij peerproductie mogen diploma’s aanwezig zijn, maar zijn ze geen vereiste om deel te mogen nemen aan de productie. Diploma’s blijven bij de meritocraat echter wel belangrijk, deze worden hier gebaseerd op de verdiensten en niet op de afkomst van het individu. Peer-to-peer legt dus minder de nadruk op kwalificatie in tegenstelling tot de meritocratie (hierbij moeten wel examens worden afgenomen om het niveau van een individu te bepalen).
 
We zien ook dat peer-to-peer vertrekt vanuit de inspanningen die de individuen leveren bij het produceren van een common. De motivatie om inspanningen te leveren bij peer-to-peer ligt geheel anders dan bij de kapitalistische samenleving. Eén van de kerngedachten van peerproductie is dat men zich richt op de productie van gebruikswaarde: ‘iemand die een tekst schrijft voor Wikipedia doet dat niet om geld te verdienen, maar om Wikipedia beter te maken.’ (Bauwens, 2014, p. 42). Men vertrekt bij peerproductie vanuit een vrijwilligheid gebaseerd op een intrinsieke motivatie waarbij elk individu uitgaat van zijn passie. Volgens het meritocratisch principe moeten individuen met de meeste verdiensten het grootste inkomen hebben. Peer-to-peer staat hier wat voorzichtigerterughoudender tegenover, aangezien het de intrinsieke motivatie van de peers kan aantasten. Dit omdat iemand op die manier kan kiezen voor een rol in samenleving waarmee hij het meest verdient i.p.v. waar zijn passie ligt. Peer-to-peer zou eerder vanuit een basisinkomen willen vertrekken dat voor elk individu gelijk is, in tegenstelling tot het kapitalisme dat gebaseerd is op extrinsieke motivatie (bijvoorbeeld een inkomen).
 
Het systeem heeft bepaalde voordelen omdat men hier kan vertrekken vanuit een win-win-win-win-model gebaseerd op intrinsieke motivatie en eigenbelang. Men krijgt geen onderdrukking meer zoals bij het kapitalisme. Men kan bij peer-to-peer werken rond een vrijwillig gekozen thema om bij te dragen aan een sociaal doel. Op deze manier winnen zowel de partijen, als de groep, als de hele samenleving (Bauwens, 2014, p. 28).
Regel 33:
==Theoretische duiding==
 
Men kan het begrip meritocratie het beste in contrast brengen met het feodalisme van enkele eeuwen geleden of het kapitalisme van de 19e eeuw. Het feodalisme was een standensamenleving waarin maatschappelijke posities toegewezen werden door je afkomst of de status van je familie (bv. de adel). Het kwam er op neer dat wanneer je veel geld en grond bezat, je automatisch een hogere sociale positie bekleedde. Dit was een grote vorm van ongelijkheid, aangezien het voor de lagere arbeidsklassen onmogelijk was om een hogere status te bereiken. Ook het kapitalisme vertrok vanuit een ongelijkheid waarbij de kapitaal bezittende klassen meteen een hogere maatschappelijke positie toegewezen kregen dan de arbeidsklassen. Het idee van meritocratie vertrekt vanuit geheel andere uitgangspunten. Men stelde dat je afkomst niet bepalend moest zijn voor je status, maar wel je verdiensten. Men ging erervan vanuituit dat ijverige personen met veel talent lukraak verdeeld waren over de bevolking (zowel arme én rijke mensen) en dat door mensen te selecteren op basis van hun kunnen en niet hun afkomst de sociale ongelijkheid zou verdwijnen.
 
De meritocraat vindt het rechtvaardig dat de gemeenschap meer middelen investeert in personen met meer talent en inzet, omdat hij verwacht dat zedeze personen in de toekomst ook meer zullen bijdragen tot de sociale welvaart van de samenleving. Meritocratie streeft naar gelijke kansen (d.w.z. een gelijke toegang), maar niet naar gelijke uitkomsten of een gelijke behandeling. De meritocraat vindt het efficiënt en rechtvaardig dat getalenteerde personen die zich inzetten meer kansen moeten krijgen. Maar in de personen zonder talent en inzet wordt niet geïnvesteerd, want deze kunnen geen bijdrage leveren in de samenleving. Hier zien we dat er opnieuw een vorm van ongelijkheid naar boven treedt. Deze keer niet meer bepaald door afkomst, maar door verdiensten van de individuen (Van den Bosch, Tan & De Maesschalck , 2001).
 
Het woord meritocratie werd voor het eerst gebruikt door de Engelse socioloog M[[w:Michael Young|Michael Young. Hij introduceerde de term in een boek ''The Rise of Meritocracy'' (1958). Young zag meritocratie niet als iets positief en in zijn boek leidde het tot een maatschappelijke ramp. Deze visie werd ook gevolgd door andere sociologen, zoals [[w:Ralf Dahrendorf|Ralf Dahrendorf]]. Ze uitten dan ook zeer veel kritiek. Ze vonden dat meritocratie als maatschappelijk fenomeen opnieuw zou leiden tot een soort maatschappelijke ongelijkheid, waarbij de meest getalenteerde personen bovenaan in de hiërarchie zouden komen te staan. We zien deze nadelen terugkomen op verschillende gebieden van de samenleving, zoals maatschappelijke positie, onderwijs en arbeidsmarkt. Het is vaak zo dat culturele factoren (bv. armoede en sociaal kapitaal) de uiting van bepaalde verdiensten kan verhinderen, wat bijdraagt tot ongelijke maatschappelijke posities. Personen die bijvoorbeeld zeer begaafd zijn en zich heel hard willen inzetten, krijgen misschien niet altijd de mogelijkheden om dit te laten zien en stoten vaak op allerlei grenzen (bv. wanneer het inschrijvingsgeld van universiteiten zeer hoog is). Ook in het onderwijs zijn er knelpunten. Het feit dat meritocratie uitgaat van talent kan bekritiseerd worden volgens Jan Masschelein (cf. filmpje externe link). Door de focus op talenten wordt ongelijkheid eigenlijk gelegitimeerd. Dit omdat de meritocraat ervan uitgaat dat de maatschappelijke status gebaseerd is op talenten die je al dan niet bij je geboorte bezit. De sociale ongelijkheid moet dus aanvaard worden want het gaat om een aangeboren aangelegenheid die onveranderlijk is. Dit in tegenstelling tot een maatschappelijke kwestie waar het systeem in vraag gesteld kan worden en er wel verandering mogelijk is. Een ander punt van kritiek gaat over de meting van talent. Men beweert dit via testresultaten (examens) te doen maar er is al vaak bewezen dat tests niet cultuurvrij zijn en dat deze enkel de intelligentie meten. Ook op de arbeidsmarkt blijft sociale herkomst nog een effect hebben op je inkomen en positie. Sociale mobiliteit blijft een uitdaging voor getalenteerde mensen met een lage sociale status (Goldthorpe, 1996).
 
==Externe links==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.