Onderwijs in relatie tot P2P/Meritocratische Hiërarchie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
sub |
k red. |
||
Regel 17:
Men vertrekt bij peer-to-peer vanuit een aantal meritocratische principes, want we zien dat peer-to-peer eveneens vertrekt vanuit de verdiensten (talent en inspanning) van elk individu:
Men heeft zijn positie binnen de peerproductie te danken aan de kennis en vaardigheden die men bezit. De mensen worden erkend als deskundigen in hetgeen waar ze goed in zijn. Iedereen kan bijdragen tot de commons (gemeengoed), op voorwaarde dat je ergens goed in bent of er veel over weet. Je hebt
We zien ook dat peer-to-peer vertrekt vanuit de inspanningen die de individuen leveren bij het produceren van een common. De motivatie om inspanningen te leveren bij peer-to-peer ligt geheel anders dan bij de kapitalistische samenleving. Eén van de kerngedachten van peerproductie is dat men zich richt op de productie van gebruikswaarde: ‘iemand die een tekst schrijft voor Wikipedia doet dat niet om geld te verdienen, maar om Wikipedia beter te maken.’ (Bauwens, 2014, p. 42). Men vertrekt bij peerproductie vanuit een vrijwilligheid gebaseerd op een intrinsieke motivatie waarbij elk individu uitgaat van zijn passie. Volgens het meritocratisch principe moeten individuen met de meeste verdiensten het grootste inkomen hebben. Peer-to-peer staat hier wat
Het systeem heeft bepaalde voordelen omdat men hier kan vertrekken vanuit een win-win-win-win-model gebaseerd op intrinsieke motivatie en eigenbelang. Men krijgt geen onderdrukking meer zoals bij het kapitalisme. Men kan bij peer-to-peer werken rond een vrijwillig gekozen thema om bij te dragen aan een sociaal doel. Op deze manier winnen zowel de partijen, als de groep, als de hele samenleving (Bauwens, 2014, p. 28).
Regel 33:
==Theoretische duiding==
Men kan het begrip meritocratie het beste in contrast brengen met het feodalisme van enkele eeuwen geleden of het kapitalisme van de 19e eeuw. Het feodalisme was een standensamenleving waarin maatschappelijke posities toegewezen werden door je afkomst of de status van je familie (bv. de adel). Het kwam er op neer dat wanneer je veel geld en grond bezat, je automatisch een hogere sociale positie bekleedde. Dit was een grote vorm van ongelijkheid, aangezien het voor de lagere arbeidsklassen onmogelijk was om een hogere status te bereiken. Ook het kapitalisme vertrok vanuit een ongelijkheid waarbij de kapitaal bezittende klassen meteen een hogere maatschappelijke positie toegewezen kregen dan de arbeidsklassen. Het idee van meritocratie vertrekt vanuit geheel andere uitgangspunten. Men stelde dat je afkomst niet bepalend moest zijn voor je status, maar wel je verdiensten. Men ging
De meritocraat vindt het rechtvaardig dat de gemeenschap meer middelen investeert in personen met meer talent en inzet, omdat hij verwacht dat
Het woord meritocratie werd voor het eerst gebruikt door de Engelse socioloog M[[w:Michael Young|Michael Young. Hij introduceerde de term in een boek ''The Rise of Meritocracy'' (1958). Young zag meritocratie niet als iets positief en in zijn boek leidde het tot een maatschappelijke ramp. Deze visie werd ook gevolgd door andere sociologen, zoals [[w:Ralf Dahrendorf|Ralf Dahrendorf]]. Ze uitten dan ook zeer veel kritiek. Ze vonden dat meritocratie als maatschappelijk fenomeen opnieuw zou leiden tot een soort maatschappelijke ongelijkheid, waarbij de meest getalenteerde personen bovenaan in de hiërarchie zouden komen te staan. We zien deze nadelen terugkomen op verschillende gebieden van de samenleving, zoals maatschappelijke positie, onderwijs en arbeidsmarkt. Het is vaak zo dat culturele factoren (bv. armoede en sociaal kapitaal) de uiting van bepaalde verdiensten kan verhinderen, wat bijdraagt tot ongelijke maatschappelijke posities. Personen die bijvoorbeeld zeer begaafd zijn en zich heel hard willen inzetten, krijgen misschien niet altijd de mogelijkheden om dit te laten zien en stoten vaak op allerlei grenzen (bv. wanneer het inschrijvingsgeld van universiteiten zeer hoog is). Ook in het onderwijs zijn er knelpunten. Het feit dat meritocratie uitgaat van talent kan bekritiseerd worden volgens Jan Masschelein (cf. filmpje externe link). Door de focus op talenten wordt ongelijkheid eigenlijk gelegitimeerd. Dit omdat de meritocraat ervan uitgaat dat de maatschappelijke status gebaseerd is op talenten die je al dan niet bij je geboorte bezit. De sociale ongelijkheid moet dus aanvaard worden want het gaat om een aangeboren aangelegenheid die onveranderlijk is. Dit in tegenstelling tot een maatschappelijke kwestie waar het systeem in vraag gesteld kan worden en er wel verandering mogelijk is. Een ander punt van kritiek gaat over de meting van talent. Men beweert dit via testresultaten (examens) te doen maar er is al vaak bewezen dat tests niet cultuurvrij zijn en dat deze enkel de intelligentie meten. Ook op de arbeidsmarkt blijft sociale herkomst nog een effect hebben op je inkomen en positie. Sociale mobiliteit blijft een uitdaging voor getalenteerde mensen met een lage sociale status (Goldthorpe, 1996).
==Externe links==
|