Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Leven in de absolute monarchie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
CommonsDelinker (overleg | bijdragen)
k Jacques_Bertaux_-_Prise_du_palais_des_Tuileries_-_1793_.jpg vervangen door [[commons:Image:Jacques_Bertaux_-_Prise_du_palais_des_Tuileries_-_1793.jpg|Jacques_Bertaux_-_Prise_...
k red.
Regel 9:
| [[Bestand:Jacques_Bertaux_-_Prise_du_palais_des_Tuileries_-_1793.jpg|thumb|left|200px|[[w:fr:Jean Duplessis-Bertaux|Jacques Bertaux]], Bestorming van het [[w:Tuilerieënpaleis|Tuilerieënpaleis]]]]
|}
De [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwen/Feodalisme en adel#Feodalisme|feodalisering]] van Europa begon feitelijk al in de vijfde eeuw, maar het hoogtepunt ervan lag rond 1100, toen er zeer veel feodale heren waren. <br>
1) Zij bestreden elkaar op leven en dood. <br>
2) Zij maakten het volk tot hun lijfeigenen. <br>
Regel 17:
Na de dood van [[w:Lodewijk XIII van Frankrijk|Lodewijk XIII]] in 1643 werd Frankrijk feitelijk geregeerd door kardinaal [[w:Jules Mazarin|Mazarin]], tot in 1661 [[w:Lodewijk XIV van Frankrijk|Lodewijk XIV]] de macht overnam. Vooral Mazarin was erg veel belasting gaan heffen en dit leidde tot een opstand van de adel in de zogenaamde [[w:fr:Fronde (histoire)#La Fronde des princes (1649-1653)|prinsenopstand]] tussen 1649-1653. Lodewijk XIV zou de adel (mede) daarom sterk beteugelen. Onder hem kreeg de [[w:absolute monarchie|absolute monarchie]] zijn definitieve vorm.
 
De hoge adel was meestal schatrijk. Zij waren door de absolutistische vorst naar het hof gehaald omdat hij zehen daar beter in de gaten kon houden en ze dus minder schade konden aanrichten. Ze konden daar niet veel meer doen dan in hun vriendenklieken allerlei intriges uit te broeden.
 
Als de adel en de burgerij zich samen tegen de koning hadden gericht, had zijndiens absolute macht in gevaar kunnen komen. Maar daarvoor waren er teveel verschillen tussen de beide groeperingen.
 
De absolute monarch was een alleenheerser die alleen aan God verantwoording schuldig was. Hij had een onbeperkte greep op zijn onderdanen. Dit absolutisme viel samen met de [[w:Verlichting (stroming)|Verlichting]] of de eeuw van de Rede (het verstand): de verlichte absolute vorst wist wat het beste was voor zijn volk, hij gold als onfeilbaar en vrij van corruptie. De [[w:Franse Revolutie|Franse Revolutie]] van 1789-1799 wilde de mensen bevrijden van het machtsmisbruik dat daar vaak uit voortvloeide.
Regel 26:
Als burger moest je je directe meerdere altijd gehoorzamen en hem dankbaar zijn voor alles dat hij deed, of althans doen alsof, want daar hing je broodwinning vanaf. Die directe meerdere kon zijn: de magistraat, de officier, de pastoor, de leermeester en in het huwelijk de echtgenoot.
 
Wie zich hardop afvroeg of zijn meerdere, zoals de pastoor of de [[w:schepen|schepen]], wel het juiste deed voor de samenleving, werd in de eeuw van de Verlichting een "republikein" genoemd. Met republikein bedoelde men dus niet iemand die het koningshuis omver wilde werpen, want vrijwel geen mens haalde het in zijn hoofd om zoiets ookzelfs maar te denken, maar iemand werd voor republikein uitgemaakt wegens een gebrek aan gehoorzaamheid aan zijn directe meerderen. Je moest je niet ongeduldig opstellen tegenover het gezag en je zeker niet verzetten tegenover de bezorgdheid en het toezicht daarvan, want het gezag was een afspiegeling van het gezag dat God over al zijn schepselen had.
 
Er waren ook autoriteiten die verder van de mensen afstonden zoals de leden van het parlement en de leden van het hof. Zij werden "Onze Heren" genoemd en men had er groot ontzag voor. De meerdere was doorlopend zeer aanwezig in het leven en in de fantasie van elke ondergeschikte.
Regel 45:
In die volkshuizen was het een komen en gaan van buren en bekenden. De armen lieten zelfs overdag de buitendeur openstaan. Zo kon iedereen zien dat ze niets verkeerds deden en daardoor kregen ze een goede naam. Als een vrouw zich verdacht wilde maken in de buurt, moest ze vooral haar deur gesloten houden, de gordijnen sluiten en niet meedoen aan het geroddel. Toch kon niet iedereen zomaar altijd binnenlopen. Kinderen leerden al dat je niet overal naar binnen mocht en riepen hun vriendjes vanuit het trapportaal of vanaf de straat. De buitendeur ging dicht als men at en als de nacht viel. En hoewel er geen grendel op zat, kon men dan ongestoord met elkaar praten, of zelfs schreeuwen, of lachen, of zeuren. Dan kon men zeggen wat men wilde. Binnen de volksgezinnen had men hechte onderlinge relaties, of ze nu goed waren of slecht. Dit privéleven, deze tijdelijke afsluiting accepteerde men in de volksbuurten van elkaar.
 
Door die open-deur-politiek in de volksbuurten kon men zich dus met andermans zaken bemoeien en kon men ook gemakkelijk iets stelen. Maar de meeste mensen deden niets verkeerds, dus ze vonden het niet erg om doorlopend door de buren in de gaten gehouden te worden, en als er een verdacht figuur binnen kwam, zouden de buren het zien en hen waarschuwen, net zoals zijzelf de buren zouden waarschuwen. Men hielp elkaar wel, maar zei het ook als de grens bereikt was. Wie niet totaal zonder inkomsten was, moest niet net doen alsof hij blut was om geld te krijgen. Men was onderling wel vriendelijk, maar je moest vreemden niet alles vertellen, dat werd kinderen al geleerd. Over gezinskwesties, ambities, huwelijksplannen, geld en goederen sprak men nauwelijks met anderen. Je moest jejezelf niet teveel blootgeven, want je kon altijd in je hemd gezet worden.
 
Toch had de bemoeizucht van de buren ook wel nadelen. Nieuwkomers in een dorp werden nogal eens door hun buren in een kwaad daglicht gesteld. Ze werden dan niet zozeer beschuldigd van oneerlijkheid, maar wel van een lage afkomst of een twijfelachtige eerzaamheid. En dat gebeurde ook met mensen die al lang in de buurt woonden maar die in de ogen van de buurt overlast veroorzaakten. De buren gingen dan meestal eerst naar de [[w:fr:Dizainier|diezenier]] (een stadsmagistraat) of naar de parochiepastoor in de hoop deze figuur kwijt te raken. Pas als dat niet hielp, ging men naar de minder toegankelijke justitie.
 
Mensen konden zich dus 's nachts en tijdens het eten terugtrekken binnen de huiselijke kring, maar niet als het om morele kwesties ging. In Engeland werden bijvoorbeeld mensen die overspel hadden gepleegd (de buren zagen alles!) 's ochtends door de buurtgenoten uit hun huis gehaald en in processie met ketelmuziek naar de stadsmagistraat of de pastoor gebracht<ref>Keith Thomas, Religion and the decline of magic.</ref>.
 
Er werd veel geroddeld. Een goede naam was belangrijk. Er waren "[[Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Wellevendheid|wellevendheidshandboeken]]" te koop waar in stond hoe je je gedragen moest. De uiterlijke schijn moest opgehouden worden ten koste van alles, soms zelfs tot de dood erop volgde. Het is niet bekend of de armen achter hun gesloten deuren eigenlijk nog wel konden genieten van de genegenheid binnen hun gezin. Maar misschien gaf deze afmattende strijd de armsten ook wel een soort waardigheid: ze deden alles zoals het hoorde, dus niemand kon henhun iets verwijten.
 
Omdat er in absolutistische staten als Frankrijk en de Duitse staten in de achttiende eeuw een grote behoefte was aan hoger opgeleide mensen en vooral aan bekwame en deskundige ambtenaren, bestond de mogelijkheid om zich via een opleiding op te werken, ook voor mensen uit bescheiden milieus<ref>In de [[w:Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden|Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]] waren de mogelijkheden om zich op te werken in de achttiende eeuw juist kleiner dan in de zeventiende eeuw, want in de achttiende eeuw heersten in de Republiek de gesloten regentenoligarchieën die alle goede banen onder elkaar verdeelden.</ref>. Je moest dan hard werken en talent hebben. Het was verstandig om je plannen niet aan de grote klok te hangen voordat je ze verwezenlijkt had. En het kon van pas komen als je wist wat anderen van plan waren. Men probeerde nogal eens om elkaar de loef af te steken. Als alles meezat, kon je zo een comfortabel leven krijgen waarin je met ontzag behandeld werd, bescherming genoot en je jezelf kon terugtrekken in je privévertrekken. De Spaanse [[w:Jezuïeten|jezuïet]] [[w:Baltasar Gracián|Baltasar Gracián]] schreef in 1646 het boek "El Discreto" waarin hij beschreef hoe een mens zijn plannen achter een masker van geruststellende uiterlijkheid moest verbergen.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.