Onderwijsarchitect/Visie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k red.
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 135:
 
Onderwijsprofessionals hebben te maken met een toenemende taakbelasting. Reorganisatie, curriculumvernieuwing, toename van leerlingen en studenten, bij- en nascholingsactiviteiten en tijdsintensieve coachingstrajecten zijn daar debet aan. Door uit te gaan van de reeds aanwezige talenten van de onderwijsprofessional kunnen het aantal trainingen en coachingstrajecten worden gereduceerd. Daarnaast leidt een creatief herontwerp van het onderwijswerk tot meer rendement in minder tijd. Deze benadering is niet alleen eclectisch maar vooral cliëntgecentreerd. Door rekening te houden met de uitdagingen waar de professional mee wordt geconfronteerd, wordt meer bereikt dan men vanuit een strategisch niveau kan bepalen.
 
==Profiel==
Het te ontwerpen onderwijs, een leereenheid, vormt een onderdeel van een opleiding. Een opleiding heeft een profiel en inhoud die mede het gezicht en de leerstof van de leereenheid bepalen. Daarom is het van belang aspecten uit de opleiding te analyseren om ze te koppelen aan de leereenheid.
 
===Aandachtspunten===
Het profiel van de opleiding kan beschreven worden door bepalende en onderscheidende aandachtspunten te identificeren. Gelet dient te worden op
* het opleidingsconcept,
*       de onderwijsfilosofie,
*        de organisatie,
*        het gebruik van onderwijskundige methoden en werkvormen,
*        de geschiedenis en omgeving van de opleiding,
*        de heersende cultuur,
*        de beschikbare middelen en
*        het gebruik van ICT-toepassingen als onderwijsmiddel.
Het is van belang vast te stellen hoe en in welke mate deze factoren het karakter van de leereenheid (zullen) bepalen.
 
===Inhoud===
De inhoud van een leereenheid wordt vooral beïnvloed door de plaats van de leereenheid in de opleiding. Met de plaats wordt bedoeld
*        welke algemene kennis en vaardigheden uit de opleidingsdoelen in de specifieke leereenheid doelen worden gerealiseerd,
*        de chronologische positie in het opleidingscurriculum (wat is er gebeurd voor en wat gebeurt er tijdens en na de leereenheid),
*        het belang van de leereenheid t.o.v. andere onderdelen,
*        welke activiteiten vinden er plaats parallel aan de leereenheid
 
===Maatschappij===
Bij de inrichting van een beroepsopleiding is en wordt steeds weer rekening gehouden met economische, demografische, technologische en sociale processen in de maatschappij en binnen het beroepsveld in het bijzonder. Vanwege deze sterke afhankelijkheid is het noodzaak voor goede procedures voor legitimering van leerdoelen en leerplaninhouden te zorgen. De onderwijsontwerper dient zich van in de opleiding heersende procedures op de hoogte stellen en deze te rapporteren. De relatie tussen uiteindelijke functievereisten en de opleidingsdomeinen moet worden onderzocht en beschreven. Evenals de maatschappelijke invloed op de vormgeving van de opleiding.
 
===Personen===
Speciale aandacht behoeft de invloed van personen uit de werkomgeving van de docent. De docent dient zich af te vragen in hoeverre
*        waarden en normen,
*        meningen en opvattingen,
*        kennis over het werk,
*        voorkeuren en interesses,
*        handelingen en gedragingen
van collegae, leidinggevende en buitencontacten zijn leereenheid opzet en uitvoering daarvan beïnvloeden.
Speciale aandacht vraagt de opvattingen over leren, doceren of goed onderwijs die in de maatschappij, bij de opleiding, bij collegae of bij de docent zelf leven.
 
Al deze aspecten kan de onderwijsontwerper gebruiken om te komen tot het profiel van de omgeving.
 
==Student==
De onderwijsontwerper moet zijn klant kennen om hem te kunnen bedienen. De klant is de student. Wat de student behoeft is leren. Daarvoor bezit de student (leer)ervaringen, een eigen geneigdheid tot leren (leerstijl), een persoonlijke aanleg (leercompetentie) en een individuele motivatie (leerintentie).
 
===Leerstijlen===
[[File:Learning Styles.jpg|thumb|right]]
Leerstijlen hebben betrekking op de wijze waarop studenten gewoonlijk leerinhouden verwerken. Leerstijlen zijn conceptualiseerd door verscheidende leerstijlonderzoekers zoals Kolb, Vermunt, Pask, Schmeck en Dunn. In het hoger onderwijs vinden we vooral de leerstijlindeling van Vermunt terug;
*        Ongerichte leerstijl
De student met deze leerstijl komt aan de verwerking van leerinhouden nauwelijks toe. Vooral omdat ze er niet in slagen grote hoeveelheden leerinhouden te reduceren tot de belangrijkste zaken. Ze vertonen stuurloos leergedrag waarin ze wel hun impasse realiseren maar geen goede oplossing kunnen bedenken om hieruit te geraken.
*        Reproductiegerichte leerstijl
De studenten met deze leerstijl laten zich in hoge mate leiden door de externe sturing van hun leergedrag. Ze hanteren stapsgewijze analytische verwerkingsstrategieën waarbij externe kennis zo onveranderd mogelijk uit hun hoofd wordt geleerd.
*        Betekenisgerichte leerstijl
Studenten met deze leerstijl proberen zelfverantwoordelijk informatie en leerinhouden te ordenen, er hiërarchische relaties in te ontdekken en overdenken de juistheid van redeneringen en gevolgen.
*        Toepassingsgerichte leerstijl
Studenten met deze leerstijl proberen wat ze leren voortdurend te koppelen aan verschijnselen die ze kennen uit eigen ervaring.
 
===Leerstrategie===
De onderwijsontwerper stelt vast welke leerstijl overwegend bij de studenten aanwezig is, welke leerstijl vooral wordt aangesproken in de leereenheid en het hoe en waarom deze plaats heeft. De onderwijsontwerper kan onderzoeken hoe fricties tussen doceerstrategieën en leersstrategieën<ref group="begrip">{{Begrip|Leerstrategie}}</ref> kunnen worden vermeden. Kan kijken of en hoe er rekening kan worden gehouden met verschillen tussen studenten.
 
 
===Leercompetentie===
De leercompetentie die dominant in het huidig onderwijs wordt gestimuleerd is de logische competentie. De verbaal, muzikaal, lichamelijk, interpersoonlijk, visueel, intrapersonaal en natuurgerichte competenties van studenten worden minder aangesproken. De onderwijsontwerper kan zich afvragen of en hoe hij andere kwaliteiten dan de mathematische wil bevorderen. Hij kan vaststellen of de stof verwerkt wordt of kan worden via het doen van beeldende opdrachten, door met elkaar te praten, door dingen te maken of met ritme en muziek te werken.
 
===Leerervaring===
Elke student brengt zijn eigen specifieke leerervaringen in; voorkennis, leervaardigheden, leerconcepties en leerverwachtingen. De onderwijsontwerper zal moeten vaststellen welke leerervaring gewenst is voor en welke wordt aangebracht door de leereenheid.
 
===Leerintentie===
De intentie om te leren kan per student verschillen. De één kan intrinsiek (vindt de activiteit zelf interessant) gemotiveerd zijn, de andere extrinsiek (een buiten de taak gelegen doel meestal een beloning). De onderwijsontwerper dient te bepalen welke vorm(en) van motivatie in zijn leereenheid worden of zullen worden geprikkeld en waar dit gebeurt of zal gebeuren.
 
Al deze aspecten kan de onderwijsontwerper gebruiken om te komen tot het profiel van de student.
 
==Docent==
===Beschouwing===
Het belangrijkste instrument voor het onderwijs is de docent zelf. Daarom is het van belang de docent te verkennen. De onderwijsontwerper dient daarvoor te achterhalen hoe de docent zichzelf ziet, welke onderwijsstijl hem het best ligt, of hij het accent legt op individueel of samenwerkend leren, op welke kennis en vaardigheden de docent focust en welk perspectief hij hanteert.
 
Een docent kan zichzelf beschouwen vanuit zijn persoonlijke kwaliteiten op het gebied van reflectie (leren door terug te blikken), didactiek (kunst of methode van het onderwijzen), communicatie, interpersoonlijke relaties, middelengebruik (instrumenten, multimedia en computer) of inhoudsdeskundigheid. De onderwijsontwerper kan zich daarbij afvragen in hoeverre de waarden en normen, meningen en opvattingen, kennis over het werk, voorkeuren en interesses, handelingen en gedragingen
van de docent zijn doceren beïnvloeden.
 
===Onderwijsstijl===
Een docent kan drie onderwijsstijlen hanteren;
#      de docent (of materiaal) gestuurde manier van lesgeven,
(komt u ook wel tegen als directe instructie, effectief lesgeven, sturend onderwijs, effectief onderwijzen of effectieve instructie)
De docent of het materiaal staat centraal zowel in het overdragen van de inhoud als in de rol van structureerder van leeractiviteiten<ref group="begrip">{{Begrip|Leeractiviteit}}</ref>. Bijvoorbeeld hoorcollege.
#       de gedeelde sturing,
(komt u ook wel tegen als  activerend lesgeven,  activerende didactiek of interactief lesgeven)
De student krijgt (gedeelde) verantwoordelijkheid voor zijn leren. De docent bewaakt de verschillende leerprocessen. Bijvoorbeeld werkcollege.
#      de studentgestuurde manier van lesgeven.
(komt u ook wel tegen als procesgestuurd onderwijs)
De student is verantwoordelijk voor het leren en het leerproces. De docent stelt de eisen aan het resultaat en kan op verzoek de student begeleiden (begeleidend lesgeven). Bijvoorbeeld probleemgestuurd onderwijs.
 
 
===Samenwerken===
De onderwijsontwerper dient te achterhalen hoe de docent staat tegenover samenwerkend leren versus individueel leren en hoe dit wordt toegepast. Er is pas sprake van samenwerking tussen studenten als iedereen kan deelnemen, er aan een collectieve taak wordt gewerkt, de opdracht helder geformuleerd is en de studenten de taak kunnen uitvoeren zonder directe bemoeienis van de docent.
 
===KAD===
De onderwijsontwerper dient te bepalen of de docent kennis als doel (KAD) of als gereedschap (KAG) wil hanteren. Ligt daarbij het accent op kennis van probleemsituaties (situaties uit het vakgebied), declaratieve (feiten en principes), procedurele (acties, manipulaties of handelingen) of strategische (oplosproces) kennis? Op welk niveau dient de kennis gebruikt te worden; oriëntering, toepassing, integratie (verschillende vakgebieden gezamenlijk gebruiken) en beroepsvoorbereiding (doelstellingen over de volle breedte). Wil de docent vaardigheden aanleren die in het algemeen van een afgestudeerde mogen worden verwacht of betreffen het algemene of specifieke beroepsvaardigheden? Zijn de vaardigheden cognitief, metacognitief, motorisch of sociaal van aard?
 
 
===Perspectief===
Voor welk perspectief kiest de docent?
*        Vanuit de lerende
*        Wat wil de lerende weten?
*         Wat weet de lerende al?
*        Welke condities beïnvloeden het leren?
*        Hoe wordt het leereffect bepaald?
*        Of vanuit de inhoud
*        Welke inhoud is belangrijk?
*        Wat is zinvol aan de inhoud?
*        Wat is de beste plaats van de inhoud van het curriculum?
 
Al deze aspecten kan de onderwijsontwerper gebruiken om te komen tot het profiel van de docent.
 
== Bronnen ==
 
* Ebbens, S., Ettekoven, S., Rooijen, J. van (1996). Effectief leren in de les. Basisvaardigheden voor docenten. Groningen : Wolters-Noordhoff; ISBN 90-01-30751-5.
* Nijhof, W.F., et al (red.) (1993). Handboek curriculum : modellen, theorieën, technologieën. Lisse : Swets & Zeitlinger; ISBN 90-265-1273-2.
* Dam, G. ten, Hout, H. van, Terlouw, C., Willems, J. (1997) Onderwijskunde hoger onderwijs. Handboek voor docentenen. Assen : Van Gorcum; ISBN 90-232-3118-X.
* Schouwenburg, H.C., Groenewoud, J.T. (red.) Studievaardigheid en leerstijlen. Groningen : Wolters – Noordhoff; ISBN 90-01-78919-6
 
 
 
{{Onderwijsarchitect/Ondertitel}}
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.