Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 10:
 
[[Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen/Thema 6: Pluriforme samenleving|Thema 6: Pluriforme samenleving]]
 
 
=== Actoren en rechtsstatelijke principes ===
 
1. Etnische minderheden
 
Bruikbaar voor de omschrijving van een groep allochtonen uit één land van herkomst, en die zich dikwijls in het gastland in een maatschappelijke achterstandssituatie bevinden. Enerzijds betreft het inwoners die kwantitatief minder in aantal zijn dan de meerderheidsgroep in het betreffende land; anderzijds behoren deze mensen tot een etnische groep waarvan de kenmerken nogal kunnen variëren: een ander land van oorsprong, een andere moedertaal, een andere godsdienst of religie, mogelijk andere lichamelijke kenmerken, andere waarden, normen en opvattingen, enzovoort. Niet te gebruiken voor individuen: ‘lid van een etnische minderheidsgroep’ is minder juist; veel mensen voelen zich geen ‘lid’. Termen als ‘etnische jongeren’, `etnische ondernemers` of ‘etnische personen’ hebben geen zin: ieder mens is etnisch.
 
2. Godsdienstvrijheid
 
Godsdienstvrijheid (ook wel vrijheid van godsdienst, vrijheid van religie of religievrijheid genoemd) is een van de klassieke grondrechten. Het houdt in dat men de vrijheid heeft zelf te kiezen om tot een godsdienst toe te treden en deze te belijden en beoefenen. Zij laat ook ruimte voor de mogelijkheid van een vrije keuze voor een godsdienstloze levenshouding. Het is een van de rechten uit de Universele verklaring van de rechten van de mens.
 
3. Grondwetsartikel 1
 
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
 
4. Vluchtelingenverdragen
 
Het Verdrag over de status van vluchtelingen is door de VN aangenomen in 1951 en van kracht sinds 1956. Het stelt dat vluchtelingen (degenen met gegronde vrees voor vervolging om redenen van ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een sociale groep of politieke overtuiging), niet mogen worden teruggestuurd naar een land waarin zij vervolging te vrezen hebben (verbod op refoulement). Degenen die ernstige misdrijven hebben begaan kunnen volgens artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag worden uitgesloten van asiel. Ruim 140 landen zijn partij bij het verdrag. Oorspronkelijk gold het verdrag slechts voor vluchtelingen in Europa wier achtergrond de Tweede Wereldoorlog was, maar deze beperkingen werden d.m.v. een Protocol uit 1967 opgeheven. Het verdrag is grondslag voor het werk van de UNHCR, maar deze organisatie werkt daarnaast voor oorlogsvluchtelingen die niet onder het verdrag vallen. Er bestaat ook een Afrikaans vluchtelingenverdrag met een bredere definitie van vluchtelingen.
 
 
=== Macht, invloed en ongelijkheid ===
 
1. Discriminatie
 
Discriminatie betekent letterlijk "het maken van onderscheid". De huidige betekenis van het woord discriminatie is in maatschappelijk en juridisch opzicht gaan afwijken van de oorspronkelijke, letterlijke betekenis; in die context wordt onder discriminatie verstaan: "het onrechtmatig onderscheid maken tussen mensen of groepen".
 
2. Emancipatie
 
Het vrijkomen van vroegere beperkende bepalingen en het verkrijgen van gelijke rechten.
 
3. Gelijke behandeling
 
Gelijke behandeling betekent dat alle mensen gelijk worden behandeld, ongeacht de verschillen tussen mensen. Gelijke behandeling kan worden beschouwd als de tegenhanger van discriminatie.
 
4. Onderwijsachterstand
 
Wanneer een kind ten opzichte van leeftijdgenoten achter is in onderwijs of opleiding, dan spreekt men van een onderwijsachterstand. Zo'n kind noemt men een achterstandsleerling. Dit begrip wordt gebruikt om leerlingen aan te duiden die een onderwijsachterstand hebben of dreigen op te lopen omdat hun ouders laag opgeleid zijn.
 
5. Segregatie
 
Sociale segregatie (meestal kortweg segregatie genoemd) is een sociologisch, (cultureel-)antropologisch, demografisch en sociaal-aardrijkskundig proces waarbij een bepaalde culturele groep zich afzondert van de rest van de maatschappij en samentrekt met andere mensen van soms dezelfde etniciteit. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen vrijwillige segregatie (self-segregation) en gedwongen segregatie.
 
6. Sexisme
 
Seksisme is het vellen van een waardeoordeel op grond van iemands sekse. Dit kan leiden tot discriminatie waarbij mensen verschillend behandeld worden, bijvoorbeeld in taalgebruik, op grond van hun geslacht/sekse. Seksisme kan leiden tot vormen van onderdrukking. Het omgekeerde is sekseneutraliteit.
 
7. Sociale identiteit
 
Sociale identiteit is het bewustzijn van een persoon tot een bepaalde groep te behoren en door anderen als zodanig behandeld te worden. Die groep heeft een (gewenst) zelfbeeld en wordt door anderen als uniek onderscheiden. Het zelfbeeld hoeft niet overeen te komen met het beeld dat buitenstaanders van een groep hebben, dat vaak gekenmerkt wordt door stereotypes. Als zodanig wordt het begrip pas vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw gebruikt.
 
8. Stereotypering
 
Het digitale Nederlandse woordenboek Van Dale (2008) definieert 'stereotype' dan ook als 'vastliggend beeld' of 'karakterisering'. Bij het daadwerkelijk toepassen van stereotypen - het 'stereotyperen' - is sprake van stereotypering, hetgeen door deze bron verwoord wordt als: "het isoleren van één eigenschap uit een verzameling van eigenschappen en het voorstellen van die eigenschap als representatief voor de hele verzameling."
 
9. Stigmatisering
 
Een uitgesproken negatief etiket dat het zelfbeeld en de sociale identiteit van een individu ingrijpend verandert.
 
Een stigma is een schandvlek of brandmerk dat aan een bepaald persoon, een groep personen of aan een zaak wordt gekoppeld. Een stigma kan ook een vooroordeel zijn dat leeft bij een bevolkingsgroep.
In het Nederlands kent men het afgeleide werkwoord "stigmatiseren". Synoniem hieraan is het "brandmerken". Deze woorden worden gebruikt in overdrachtelijke zin.
Als men een bepaalde groep brandmerkt/stigmatiseert, dicht men die groep als geheel een bepaald negatief kenmerk toe. Het is voor de gestigmatiseerde groep, zoals het voor een gebrandmerkte onmogelijk is van het merkteken af te komen, zeer moeilijk om een stigma kwijt te raken. Stigmatisering vindt vooral plaats op het vlak van conflicten tussen bevolkingsgroepen. "Nederlanders" hebben het stigma gierig te zijn, "Belgen" zouden dom zijn, "allochtonen" profiteurs. Aan genoemde voorbeelden is te zien, dat stigmata soms ironisch, dikwijls echter kwaadaardig zijn.
 
10. Vooroordelen
 
Positief of negatief oordeel dat niet of slechts in beperkte mate op feitelijke waarneming berust.
 
11. Xenofobie
 
Xenofobie (Oudgrieks: ξένος xénos, vreemdeling en φόβος phóbos, angst/vrees) is een irrationele en/of obsessieve angst voor vreemden, buitenlanders of buitenlandse voorwerpen/zaken.Xenofobie wordt in het Nederlands ook wel vreemdelingenangst genoemd of soms gelijk gesteld aan vreemdelingenhaat. Xenofobie kan voortkomen uit racisme, en via vreemdelingenhaat leiden tot rassendiscriminatie, haat zaaien, geweld en zelfs genocide.
 
=== Beleid: regels, effecten en dilemma’s ===
 
1. Achterstandsbestrijding
 
2. Gedoogbeleid
 
Gedoogbeleid is het beleid van een bestuursorgaan om overtredingen van een bepaalde wet niet te vervolgen. Men ziet af van het toepassen van handhavingsmiddelen. Gedoogbeleid kan het gevolg zijn van het onvermogen van handhavende instanties om bepaalde wetten te handhaven, maar kan ook een bewuste keus zijn als een wet of de handhaving ervan als niet zinvol wordt gezien, terwijl een wijziging of intrekking van de betreffende wet politiek te gevoelig ligt.
 
3. Gemengde scholen
 
Hier wordt mee bedoeld dat een school ongeveer evenveel autochtone als allochtone leerlingen heeft.
 
4. Getto
 
Getto is de benaming voor een stadswijk die voor het overgrote deel wordt bewoond door mensen die behoren tot een enkele etnische,religieuze of raciale groep, veelal met een laag inkomen. Vaak zijn deze mensen door de overheid of door de omstandigheden gedwongen om daar te wonen.
 
5. Illegaliteit
 
Vreemdeling die op een niet-legale wijze in een land verblijft, zonder over de nodige verblijfsdocumenten te beschikken (zie clandestien).
 
6. Inburgering
 
In een nieuwe cultuur integreren.
 
Eén van de voorwaarden waaraan een vreemdeling moet voldoen voordat hij zich mag laten naturaliseren; mate waarin nieuwkomers zich in de maatschappij kunnen redden. Bijv. kennis van de Nederlandse taal, maatschappij en arbeidsmarkt en sociale redzaamheid.
 
7. Integratie
 
Het opnemen in een (harmonisch) geheel.
 
Het proces waarbij de leden van een gegeven groep in toenemende mate deel gaan uitmaken van en opgenomen worden in de omringende samenleving.
 
8. Minderhedenbeleid
 
 
=== Sociale orde en cultuur ===
 
1. Allochtoon
 
Iemand die niet afkomstig is van het land waar hij woont.
 
2. Autochtonen
 
De oorspronkelijke bewoner van een land.
 
3. Cultuurrelativisme
 
Cultuurrelativisme gaat uit van de opvatting dat culturen niet eenvoudigweg met elkaar vergeleken kunnen worden. Normen en waarden zouden niet universeel zijn, maar slechts begrepen kunnen worden uit de cultuur waarin ze zijn ontstaan.
 
4. Dominante cultuur
 
De cultuur van de overheersende groep in de maatschappij.
 
5. Etnocentrisme
 
Etnocentrisme, van het Griekse "ethnos" (volk, natie, klasse, kaste) en "kentron" (punt/stekel) is het standplaatsgebonden beoordelen van culturen. De eigen cultuur, of een andere van tevoren bepaalde cultuur, wordt gebruikt om andere culturen in een sociaal-cultureel opzicht te meten.
 
6. Fundamentalisme
 
Een orthodoxe, anti-liberale godsdienstige richting.
 
Met fundamentalisme wordt het begrip aangegeven, waarmee men teruggrijpt op normen en waarden zoals deze oorspronkelijk het meest bekend en vaak ook algemeen gebruikelijk waren. Ook wordt het toegepast op kunstvormen, opvattingen, politieke en religieuze leerstellingen.
 
7. Internalisering
 
Een proces waarbij gedragsvoorschriften afkomstig van anderen, onderdeel worden van de persoonlijkheid van een individu.
 
8. Marginalisatie
 
Ervoor zorgen dat iets of een groep minder belangrijk of invloedrijk wordt.
 
9. Multiculturaliteit
Multiculturalisme is een maatschappelijk en politiek standpunt waarbij men gelijkwaardigheid veronderstelt van verschillende culturele, etnische en godsdienstige gemeenschappen binnen een bepaald afgebakend bestuurlijk gebied. Meestal worden etnisch en godsdienstig verschillende gemeenschappen bedoeld. Multiculturalisme wordt als ideologie vaak gecontrasteerd met assimilatie en integratie. Sommige aspecten van multiculturalisme vloeien voort uit eerbiediging van de grondrechten voor individuen, zoals die in de Nederlandse en Belgische Grondwet zijn vastgelegd. Andere aspecten zijn daarmee in strijd.
 
10. Multi-etniciteit
 
11. Normen (gedragsregels)
 
Opvattingen over hoe mensen zich in bepaalde situaties wel en niet dienen te gedragen.
 
12. Onderklasse
 
De onderklasse is een sociale klasse, die bestaat uit dat deel van de bevolking dat arbeid verricht in ruil voor loon. Andere benamingen voor deze klasse zijn arbeidersklasse en proletariaat.
 
13. Pluriformiteit (verscheidenheid, veelvormigheid)
 
Meerdere betekenissen of eigenschappen dragend.
Waarbinnen meer dan één zienswijze of levensbeschouwing verenigd wordt.
 
14. Racisme
 
Een filosofie die uitgaat van de gedachte dat het ene ras op een hoger peil staat dan het andere.
 
De idee dat groepen als minderwaardig kunnen worden beschouwd op grond van veronderstelde culturele minderwaardigheid van sommige groepen en/of van onverenigbaarheid van verschillende culturen in één samenleving.
 
15. SES: sociaal economische status
 
De sociaaleconomische status staat voor de positie van mensen op de maatschappelijke ladder met het daaraan verbonden aanzien en prestige. Sommige mensen nemen een lagere positie in op de maatschappelijke ladder en anderen een hogere. Dit wordt sociale gelaagdheid of maatschappelijke ongelijkheid genoemd.
 
16. Sociale cohesie
 
17. Socialisatie
 
18. Subcultuur
 
19. Tegencultuur
 
20. Verdraagzaamheid
 
21. Vervreemding
 
=== Visies ===
 
1. Aanpassing
 
2. Assimilatie
 
3. Melting-pot
 
4. Multiculturalisme
 
5. Positieverwerving
 
6. Positietoewijzing
 
7. Sociaal Darwinisme
 
8. Sociale categorisatietheorie
 
9. Sociale dominantietheorie
 
10. Sociale uitsluiting
 
=== Maatschappelijke verandering en internationale vergelijking ===
 
1. Beschavingsoffensief
 
2. Etnische zuivering
 
3. Globalisering
 
4. Individualisering
 
5. Inpassing
 
6. Migratie
 
Het verhuizen of zich verplaatsen.
 
7. Mythe van de terugkeer
 
8. Ontzuiling
 
De opsplitsing in allerlei kerkelijk-politieke belangengroepen kwijtraken.
 
9. Pullfactoren
 
10. Pushfactoren
 
11. Secularisatie (ontkerkelijking)
 
Ontkoppeling van het maatschappelijk leven van kerk en geloof.
 
12. Tweede generatie; eerste, derde
 
13. Vergrijzing
 
Stijging van het aandeel van ouderen in de bevolking, waardoor de gemiddelde leeftijd stijgt.
 
 
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.