Maatschappijleer/Massamedia/Communicatiekaart van Nederland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Regel 345:
 
=== Hoofdstuk 4 Radio ===
 
De afgelopen decennia is de radio een medium dat aan veel verandering onderhevig is. In 2005 werd bijvoorbeeld de digitale radio geïntroduceerd, wat voor veel nieuwe mogelijkheden zorgde. Lang bestond de publieke radio uit verschillende zenders die allemaal een totaalpakket verzorgden. De publieke radio is tegenwoordig meer gericht op de markt gaan programmeren sinds de commerciële zenders in de jaren tachtig succesvol werden.
 
Het Continu Luisteronderzoek verzorgt de gegevens over het luistergedrag, die iedere maand worden gepubliceerd op www.rab.fm. De gemiddelde luistertijd is in de loop van de jaren gestegen. De radio is daarnaast een dagmedium (na 16.00 uur wordt er minder radio geluisterd) en een seizoensgebonden medium (in de winter wordt er meer geluisterd dan in de zomer).
 
 
Geschiedenis
 
In 1919 komt het eerste echte radioprogramma in Nederland (Idzerda a Steringa, donderdagavond musical).
 
In 1923 was er de Nederlandse Seintoestellenfabriek (NSF), een van de eerste radio-uitzenders, die ook zelf radiotoestellen maakte. Daarna kwam de HDO, de Hilversumse Draadloze Omroep. Er verschenen steeds meer andere omroepen door de verzuiling. Elke ‘zuil’ kreeg een eigen radio-omroep:
 
1. Protestants-christelijke NCRV (1924)
 
2. Katholieke KRO
 
3. Socialistische VARA
 
4. De AVRO (behoort niet tot de zuilen en maakt er heftige discussie over, neemt uiteindelijk de Nederlandse Seintoestellenfabriek over)
 
 
In 1930 wordt het zendtijdenbesluit geïntroduceerd. De zenders krijgen allemaal evenveel zendtijd na de Tweede Wereldoorlog. Ook ontstaat er na de Tweede Wereldoorlog de overkoepelende Nederlandse Radio Unie (NRU), de voorloper van de NOS.
 
De identiteit van de verschillende omroepen klinkt sterk door in de programma’s. Bisschoppen verboden in 1954 zelfs het luisteren naar de VARA vanwege haar verderfelijke invloed: het zogenaamde bisschoppelijk mandement. Dit mandement had echter niet het gewenste effect. In de loop van de jaren gingen mensen zich wat betreft hun kijk- en luistergedrag steeds minder beperken tot hun eigen zuil.
 
De opkomst van de televisie betekende terreinverlies voor de radio. Publieke zenders kregen concurrentie van Radio Veronica (april 1960), dat vanaf een schip voor de kust van Scheveningen uitzond en zo de Nederlandse wetgeving omzeilde.
 
Veronica introduceert in 1965 de horizontale programmering: het uitzenden van vaste programma’s op vaste tijden. Daarnaast komt Veronica met dj’s, hitparades, jingles en reclameboodschappen.
 
In 1965 komt de publieke omroep met de radiozender Hilversum 3, als tegen antwoord op Veronica. Tevens was het vanaf 1968 wettelijk mogelijk om als publieke omroep reclame uit te zenden. De Stichting Ether Reclame, beter bekend als de STER, maakte dit mogelijk vanaf 1968.
 
In 1974 wordt het Verdrag van Straatsburg gesloten. Hiermee wordt het voor Nederlanders en voor Nederlandse bedrijven strafbaar om medewerking te verlenen aan radio-uitzendingen vanaf schepen buiten de territoriale wateren. Op 31 augustus 1974 stopt Veronica als gevolg van dit verdrag.
 
Als gevolg hiervan wordt Hilversum 3 zo populair dat Hilversum 1 en 2 naar de achtergrond verdwijnen. In 1979 is er de invoering van de algehele zenderkleuring:
 
1. Hilversum 1: informatie en lichte muziek
 
2. Hilversum 2: gesproken woord
 
3. Hilversum 3: pop(ulaire) muziek
 
4. Hilversum 4: klassieke muziek (1978)
 
5. Hilversum 5: een verzameling van minderheden en belangenorganisaties
 
 
Zenderredacties worden door de programmadirecteuren van de diverse omroepen gezien als een ernstige bedreiging voor de programmatische autonomie van de omroepen. De zenderredacties halen het niet. In 1985 wordt de volgende stap gezet op de lange weg naar radiozenders met een duidelijk format. De zenders worden omgedoopt tot Radio 1 tot en met 5 en de zenderkleuring wordt waar mogelijk aangescherpt. Waar mogelijk, want de strijd tussen zender- en omroepidentiteit gaat onverminderd door.
 
Eind jaren tachtig komt een nieuwe generatie commerciële zenders op en tevens komen er vele regionale en lokale radiostations, waardoor het marktaandeel van de publieke landelijke zenders sterk afneemt. Later werd het ‘format’ geïntroduceerd: een strakke formule die zo nauwkeurig mogelijk voorschrijft wat er op een bepaalde zender te beluisteren is (vooral qua muziekkeuze). Dit is om een radiostation herkenbaar en aantrekkelijk te maken voor specifieke doelgroepen.
 
Bekabeling is een nieuwe impuls voor het medium radio. Via een U-bocht constructie (via het buitenland op de Nederlandse kabel) worden sommige commerciële zenders toegelaten op de ether. In 1992 krijgt Radio Noordzee als eerste commercieel radiostation een zendvergunning.
 
In 1995 wordt de Mediawet, specifiek de Consessiewet, geïntroduceerd. Omroepverenigingen moeten een concessie aanvragen en ze krijgen niet langer een zendmachtiging. Aan de concessie worden diverse eisen gesteld door de overheid. Op basis van deze wet wordt aan de publieke omroep als geheel een concessie verleend om radio- en tv-programma’s te verzorgen en uit te zenden. Die concessie heeft een looptijd van tien jaar. De minister bepaalt de toewijzingen uiteindelijk via de Mediawet.
 
In de Mediawet van 2008 is een aantal algemene doelstellingen geformuleerd waaraan het programma-aanbod van de verschillende zenders moet voldoen. Erkenningen voor zenders worden nu eens per vijf jaar al dan niet verstrekt. Een commissie van externe deskundigen, de Visitatiecommissie, beoordeelt de wijze waarop de publieke omroep de publieke mediaopdracht vervult.
 
De verslechtering van de positie van de publieke omroep leidt ertoe dat zij dezelfde programma’s gaan maken als commerciële omroepen. Daarnaast vindt er juist ook een tegenbeweging plaats. Publieke omroepen zien het als hun taak educatieve en culturele programma’s te verzorgen.
 
De steeds verder doorgevoerde zenderprofilering leidt er toe dat de breedte en diepte van het aanbod onder druk komen te staan en dat ‘liefhebbers’ van muziekgenres als jazz en wereldmuziek steeds slechter bediend worden door de publieke radio.
 
Het invoeren van een provinciale opslag op de landelijk verplichte omroepbijdrage voor iedere burger in het bezit van radio- en/of televisietoestel, zorgt er vanaf 1988 voor dat de regionale omroepen meer geld hebben voor een forse verbetering van de kwaliteit. Provincie en rijk nemen het grootste deel van de kosten voor hun rekening, opbrengsten uit reclame zorgen voor aanvullende middelen.
 
De Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) ontstaat in 1981 en vormt de belangenorganisatie voor lokale omroepen. Vanuit de overheid gaat geld naar de gemeentes die het op hun beurt kunnen toewijzen aan diverse lokale radio. In 2007 pleit OLON voor wettelijke regelgeving voor de gelden die rechtstreeks naar de lokale omroepen moeten.
 
 
Soorten radiozenders
 
De verschillende radiozenders kunnen worden ingedeeld op basis van een aantal criteria.
 
1. Bron van inkomsten
Publieke zenders worden over het algemeen gemengd gefinancierd (zowel overheidsbijdragen als reclame-inkomsten). Commerciële stations worden geheel gefinancierd door private middelen (reclame, sponsoring). Ook bij lokale omroepen zijn private middelen de voornaamste bron van inkomsten.
 
2. Wijze van verspreiding
Belangrijke distributiekanalen voor radiozenders zijn kabel en ether, maar ook internet is in opkomst. De etherfrequenties zijn het populairst: deze zijn namelijk overal te ontvangen. Rondom de FM-frequenties is veel te doen geweest: nadat een plan voor een veiling door VROM werd verworpen wilden de commerciële zenders in 1997 een herschikking van de FM-frequenties (‘zerobase’). Uiteindelijk zijn in mei 2003 de frequenties opnieuw toegewezen met een speciale toets. Veel radiozenders vielen buiten de boot. Een nieuwe herverdeling in 2009 is opgeschort.
 
3. Type programma
Categorale zenders zenden één type programma uit. Een lastig criterium, omdat het een dubieuze grens is. Radio 4 kan worden beschouwd als een categorale zender, net als de commerciële zenders Sky Radio en Radio 538, maar ook dit wordt bediscussieerd. Een niet-categorale zender zendt meerdere soorten programma’s uit.
 
4. Geografisch bereik
In totaal zijn er zeven publieke landelijke radiozenders te onderscheiden. Vijftien commerciële zenders hebben een landelijk bereik. Verder zijn er dertien regionale of provinciale publieke zenders en dertien commerciële regionale zenders. Ten slotte zijn er bijna driehonderd lokale omroepen. Door internet is vrijwel elke zender wereldwijd te beluisteren.
 
 
Radio in Nederland: een overzicht van vraag en aanbod
 
Het Continu Luister Onderzoek (CLO), onderzoekt de luistercijfers.
 
De luistertijd is het totaal van de tijd dat Nederlanders van 10 jaar en ouder naar een bepaalde radiozender hebben geluisterd.
 
De luisterdichtheid geeft aan hoeveel mensen in welk tijdsinterval naar een specifiek radiostation of programma hebben geluisterd. Een luisterdichtheid van 7% betekent dat 7% van de bevolking boven de 10 jaar naar dat programma heeft beluisterd.
 
Het marktaandeel wordt berekend op basis van ‘luistertijd’: het aantal minuten dat Nederlanders gemiddeld per dag naar de radio luisteren.
 
Het bereik geeft aan welk percentage van de populatie in een bepaald tijdbestek wel eens naar die zender geluisterd heeft. Bereik is vaak groter dan het marktaandeel.
 
In Continu Luister Onderzoek wordt onderscheid gemaakt naar leefstijlgroepen, evenals in Kijkonderzoek. De luisteraars van de radio zijn op te delen in verschillende ‘leefstijlgroepen’:
 
1. Traditionele streekbewoner
 
2. Praktische familiemensen
 
3. Zorgzame duizendpoten
 
4. Betrokken gelovigen
 
5. Drukke forenzen
 
6. Kritische verdiepingszoekers
 
7. Onbezorgde trendbewusten
 
8. Jonge connectors
 
 
Publieke omroepen
 
1. Radio 1. Vrijwel alle regionale zenders die minder dan 24 uur per dag uitzenden, geven op de uren waarin ze zelf geen programma uitzenden Radio 1 door. In 2010 heeft de zender een marktaandeel van 7,7%.
 
2. Radio 2. In 2006 de grootste zender van Nederland. Het succes kwam door de Top 2000, een crossmediaal evenement met radio, Internet en televisie. In 2008 is deze zender gezakt naar de tweede plek met een marktaandeel van 10,5%. De primaire doelgroep is personen tussen de 34 en 54 jaar. Hierin halen ze een marktaandeel van 12.3%.
 
3. 3FM. Popzender waarvan het marktaandeel in 2010 is gestegen naar 9.6%. De doelgroep bestaat uit personen tussen de 15 en 34 jaar. In deze doelgroep schommelt het marktaandeel, dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat dj’s regelmatig overstappen naar een andere zender.
 
4. Radio 4. Klassieke muziek, onderbroken door gesproken woord. De genres jazz, cross-over en wereldmuziek zijn verhuisd naar de concertzender dat in de loop van 2007 radio 6 wordt. Marktaandeel in 200 is 2%. Radio 4 trekt vooral hoger opgeleiden aan.
 
5. Radio 5. Vanaf oktober 1992 opiniezender. Nostalgische muziekprogramma’s gericht op de vijfenvijftigplusser. Beperkte bekendheid. Marktaandeel in 2008 is 2,6%.
 
In 1992 wordt de Mediawet gewijzigd waardoor commerciële radio op de kabel mogelijk wordt. Radio Noordzee Nationaal krijgt als eerste de licentie voor een commerciële radiozender. In 2010 halen de commerciële zenders samen een marktaandeel van 50%, wat hoger is dan die van de publieke zenders.
 
 
Grootste commerciële omroepen
 
1. Radio 538. De zender begint in 1992 met uitzenden en richt zich vooral op jongeren met hits van vroeger. Sinds 2008 is Radio538 weer de best beluisterde zender van Nederland met een marktaandeel van inmiddels 10.6%.
 
2. Sky Radio. Gestart in 1988 met een formule die wordt omschreven als non stop popmuziek die niemand irriteert. 24 uur muziek zonder dj of presentator. Het beroemdste programma in 2008 is Sky Radio@work.
 
3. Q Music. Vanaf september 2005 op de ether en heette voorheen Noordzee FM. Veel goede muziek, strakke vormgeving en enthousiaste dj’s, waaronder Jeroen van Inkel, Wouter van der Goes en Gijs Staverman. Een feelgood zender met een marktaandeel van 6.7% (derde positie in 2010).
 
4. Veronica. In 1991 begonnen als Holland FM met Hollandse muziek en gezelligheid. Vanaf 1995 heet de zender Veronica. Zendy uit op de kabel. Goud van oud is bekendste programma. Het marktaandeel in 2010 was ruim 5%.
 
5. Radio 10. Opgericht in april 1988, gouwe ouwe hits gepresenteerd door dj’s. Het marktaandeel is in 2008 gezakt tot 2,6%. In 2010 is het marktaandeel gestegen tot 4%.
 
 
Regionale zenders
 
Een wijziging in de Mediawet maakt de regionale omroepen in 1988 zelfstandig. Tot die tijd vallen ze onder de Omroepprogramma Stichting (NOS) en worden ze bekostigd uit algemene middelen. Nu komt het geld vanuit de provincie en reclames.
 
De Radio Nieuws Centrale (RNC) heeft als taak een snelle uitwisseling van nieuwsitems en actualiteiten te verzorgen. De ORN is de Omroep Reclame Nederland. Deze haalt reclamegeld binnen voor regionale zenders. Sinds 1996 mogen regionale zenders zelfstandig reclamezendtijd verkopen. Door toegenomen concurrentie en vergrijzing van het luisterpubliek vindt er een teruggang plaats in deze reclameopbrengsten.
 
Vanaf 2005 zijn de provincies verplicht om minstens één regionale omroep per provincie te bekostigen.
 
Aan het begin van 2011 zijn er in totaal 286 lokale radiozenders. De vergunningen worden afgegeven door het Commissariaat voor de Media. De reikwijdte voor een lokale zender is over het algemeen tien kilometer. De programma’s zijn gericht op de gemeenten waarin wordt uitgezonden. De programmering omvat nieuws, informatie, actualiteiten, sport, muziek, jongerenprogramma’s en kerkdiensten. Er wordt veel met vrijwilligers gewerkt en het budget is beperkt. Elke lokale radiozender moet voldoen aan de ICE-norm: een gegeven percentage van het aanbod moet ter beschikking staan van informatie, cultuur en educatie.
 
 
Exploitanten en brancheorganisatie
 
De VCR is de Vereniging van Commerciële Radiostations. Het Commissariaat voor de Media verzorgt jaarlijks de monitor Mediaconcentratie waarin verschuivingen in onder meer eigendomsverhoudingen en aanbiederconcentratie in beeld worden gebracht voor de pers, televisie en radio. Commerciële zenders hebben een hoger marktaandeel dan publieke zenders. Wat radio betreft is de aanbiederconcentratie relatief laag, met name door het grote aantal commerciële aanbieders.
 
ROOS (Regionale Omroep Overleg en Samenwerking) is een vereniging van de dertien publieke regionale omroepen. ORN (Omroep Reclame Nederland) is een landelijke organisatie die de regionale reclame-exploitatie verzorgt. OLON (Organisatie Lokale Omroepen in Nederland) zet zich in voor de gemeenschappelijke belangen van de lokale stations. Men probeert de onafhankelijke positie van de lokale omroepen ten opzichte van de regionale omroepen te handhaven en te versterken. Zij zorgt voor de financiering van lokale omroepen uit publieke middelen.
 
NLCR (Niet Landelijke Commerciële Radio) is sinds 1999 een belangenorganisatie van commerciële radiostations. RAB (Radio Advies Bureau) is een samenwerkingsverband van landelijke en regionale, publieke en commerciële radiostations. Ze is onder andere de opdracht gever voor het Continu Luister Onderzoek (CLO) en verspreidt uitkomsten van elders verricht onderzoek. RAB doet vaak onderzoek, bijvoorbeeld het ‘strijkplankonderzoek’ waarin wordt onderzocht of mensen reclamespotjes herinneren.
 
 
De Mediawet
 
Naleving van de Mediawet valt onder het toezicht van het Commissariaat voor de Media. Het commissariaat verleent de zendmachtigingen, controleert of er niet te veel reclame wordt uitgezonden en of omroepen zich aan het programmavoorschrift houden. Daarnaast is het commissariaat verantwoordelijk voor het steeds verder verruimen van de mogelijkheden om op commerciële basis radio- en tv-uitzendingen te verzorgen.
 
De overheid speelt een grote rol binnen de totstandkoming van de Mediawet. Tegenwoordig is er echter sprake van een voortgaande liberalisering. Door de trend van liberalisering, wordt overheid meer op afstand gehouden en worden de mogelijkheden voor commerciële zenders verruimd. Zo is het sinds begin 2006 toegestaan om op regionaal en lokaal niveau een commerciële radiozender te beginnen en hoeven regionale en lokale omroepen ook geen contract met een uitgever van een dag- of nieuwsblad te sluiten als ze reclame willen gaan uitzenden.
 
In 1997 werden, onder het mom ‘versterking van de samenwerking’, het monopolie van programmagegevens en de koppeling tussen abonnement op programmablad en lidmaatschap van een omroep opgeheven, tot onvrede van de omroepen zelf.
 
Versterking van de samenwerking tussen de verschillende publieke omroepen wordt noodzakelijk geacht om de toenemende concurrentie van de commerciële radio- en televisiezenders het hoofd te kunnen bieden.
 
 
Ontwikkelingen
 
Het aantal lokale publieke zenders is momenteel licht aan het dalen, terwijl het aantal commerciële zenders juist toeneemt. Vooral het aantal radiozenders die via internet te ontvangen zijn neemt sterk toe.
 
De digitale themakanalen nemen eveneens sterk toe. Het is de bedoeling om tot 2015 analoge radio te handhaven en om vervolgens over te stappen op DAB (Digital Audio Broadcasting). Hiervoor is echter wel een flinke investering van de overheid noodzakelijk. Commerciële zenders hebben hier geen interesse in, want die hebben hun FM-frequenties.
 
Radio via internet is een derde optie. Internet biedt talloze mogelijkheden. Desalniettemin is hier een aantal beperkingen aan verbonden. De geluidskwaliteit via internet is vele malen slechter. Bovendien bereikt een boodschap via een analoge radio heel veel luisteraars in een keer, terwijl via internet de boodschap naar iedere luisteraar apart moet worden verstuurd. Tenslotte spelen er enkele juridische procedures rondom de auteursrechten.
 
<br />
 
=== Hoofdstuk 5 Televisie ===
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.