Maatschappijleer/Lokaal bestuur/Lokaal Bestuur: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 343:
<br />
=== Hoofdstuk 5: Lokale taken, historie en heden ===
Een derde van alle overheidsuitgaven lopen via de gemeente. Daarmee nemen ze een belangrijke
plaats binnen de verzorgingsstaat in.
Lokaal bestuur vanaf de middeleeuwen door landsheren en burgemeesters. Tot tweede helft van de
19e eeuw bleef Nederland een nachtwakersstaat. Met de grondwet van 1848 en de gemeentewet
van 1851 (Thorbecke) raakten gemeenten hun ondergeschiktheid aan het centrale gezag voor een
belangrijk deel kwijt. Vanaf 1870 roep om meer overheidsbemoeienis door het ontbreken van sociaal
aanvaardbare omstandigheden voor alle burgers. De zakelijke gemeenten kregen een politiek
karakter door taken op sociaal en economisch terrein op zich te nemen. Dit onder leiding van
Wibaut.
De politisering van het lokaal bestuur heeft te maken met twee factoren:
De gevolgen van de industriële revolutie.
Opkomst van tal van nieuwe politieke partijen.
Door centralisatie kreeg de overheid steeds meer te zeggen in de lokale gemeenten. Gemeentelijke
taken werden niet alleen gecentraliseerd maar ook gefunctionaliseerd (overgeheveld naar
functioneel bestuur).
Gemeentebesturen werden in medebewind geroepen. Veel van oudsher gemeentelijke taken
keerden als medebewindstaken terug. De autonomie bleef op het gebied van cultuur, recreatie en
sport.
Geschiedenis van het huidige lokaal bestuur in vier fasen:
1. Tot 1870. Nachtwakersstaat.
2. 1870-1930. Bloeiperiode van het lokaal bestuur.
3. 1930-1980. Gemeentelijke taken overhevelen naar de overheid.
4. Vanaf 1980. Decentralisatie.
Autonomie: De vrijheid van gemeenten om hun eigen huishouding te regelen.
Medebewind: De uitvoering van rijksbeleid door gemeenten.
Het onderscheid mag niet lineair in gemeentelijke beleidsvrijheid worden vertaald, alsof autonomie
‘volledige beleidsvrijheid’ en medebewind ‘geen beleidsvrijheid’ zou impliceren.
Typeren van medebewind in:
Politiek medebewind – lokale normstellingen.
Ambtelijk medebewind – recht doen aan doeleinden van de wet.
Mechanisch medebewind – nauwkeurig voorgeschreven hoe te handelen.
Drie dimensies van het gemeentelijk takenpakket:
1. Formele onderscheid tussen autonome taken en opgedragen (medebewind) taken.
2. Onderscheid tussen autonoom en medebewind niet zo scherp.
3. De materiële beleidvrijheid bij bewindstaken voor gemeenten groter dan de beleidsvrijheid
die de gemeentelijke autonomie biedt.
Zes typen gemeenten
Gemeente als
gemeenschap
Gemeente als publieke
dienstverlener
Algemeen belang Representatie van
Emanciperende
gemeente (1920)
Verzorgingsgemeente
(1960)
Hoofdstuk 6: Gemeentelijk beleidsproces
Ambtenaren binnen de gemeente houden zich bezig met beleidsuitvoering en beleidsvoorbereiding,
resultaat is de beleidsoutput.
De beleidsvoorbereiding wordt gedaan door ambtenaren die daarbij externe actoren betrekken. Alles
wordt vastgelegd in het programma-akkoord. Het collegeprogramma heeft een beperkte levensduur
door recente ontwikkelingen. Gemeenteraden worden vaak te laat bij beleidsvoorbereiding
betrokken en voelen zich hierdoor gepasseerd. Coproductie van beleid: beleid dat niet aansluit bij de
burger zal minder effectief zijn.
In de gemeentebegroting wordt beschreven hoe de middelen worden verkregen en hoe zij zullen
worden aangewend. In de begrotingscyclus komt de begroting tot stand.
De gemeenteraad beslist voor het nieuwe jaar over de begroting. Deze wordt voorgelegd aan de
gedeputeerde staten van de provincie. Na het jaar worden de werkelijke inkomsten en uitgaven
vastgelegd in de gemeenterekening.
Ambtelijke vrijheid (discretionaire bevoegdheden) om drie redenen noodzakelijk:
Er kan in het beleid niet met alle individuele gevallen rekening worden gehouden.
Onvoorziene omstandigheden of veranderende omstandigheden.
Is er om te leren en door te geven.
Nadelen ambtelijke vrijheid:
Rechtszekerheid voor de burger geringer.
De Rechtsgelijkheid kan door de ambtelijke vrijheid worden aangetast.
Formele beleidsvrijheid: De mogelijkheden voor afweging die de wet aan de behandelende
ambtenaar laat.
Materiële beleidsvrijheid: De vrijheid die ambtenaren zich feitelijk weet te verwerven.
Street-level bureaucrats: Dit zijn ambtenaren op de werkvloer die in direct contact staan met de
cliënt van de overheid.
Effectiviteit van het beleid vaststellen:
Routines van ambtenaren op de werkvloer.
Voorkeuren en opvattingen van de uitvoerende ambtenaren kunnen een rol spelen.
Het overleg tussen uitvoerend ambtenaar en cliënt bepaalt ten slotte de uitkomst.
De handelingen van de overheid zijn feitelijke handelingen en rechtshandelingen.
Rechtshandelingen kunnen we onderscheiden in privaatrechtelijk en publiekrechtelijk.
Verordeningen zijn hier voorbeelden van. Deze kunnen ook van hogerhand worden opgelegd:
medebewindverordening.
Output: De prestatie van de overheid. (Verstrekken subsidie)
Outcome: Het maatschappelijke effect. (Minder armoede)
De politiek bepaalt het beleid, de ambtenaren voeren het beleid uit. Dit klopt niet helemaal:
Ambtenaren hebben ook macht en beleidvrijheid.
Ambtenaren moeten beleidsvrijheid hebben om het beleid uit te voeren.
Hoe vindt er politieke aansturing van het ambtelijk apparaat plaats?
Oorzaken groei van de ambtelijke apparaten:
1. De gemeenten werden door bevolkingsgroei groter.
2. Gemeentelijk takenpakket is uitbereid.
3. De nieuwe gemeentelijke taken vergden een toenemende specialistische inbreng van
ambtenaren bij beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering.
Het concernmodel wordt op dit moment in veel gemeenten gebruikt (blz. 123)
Er wordt steeds meer gekeken naar de organisatiecultuur dan naar de organisatiestructuur.
Vanaf de jaren tachtig moest er bezuinigd worden. Privatisering was een veel gebruikte vorm. De
tussenvormen hiervan zijn:
Taken overhevelen naar publieke organen, zelfstandige bestuursorganen.
Uitbesteding, overheid is wel verantwoordelijk maar legt de uitvoering in private handen.
Hoofdstuk 7: De kwaliteit van de dienstverlening
De overheid is geen bedrijf:
De omvang, verscheidenheid en de aard van de producten zijn wezenlijk anders.
De overheid levert collectieve en gemengde goederen aan burgers.
De overheid heeft publiekrechtelijke bevoegdheden. Burger en overheid kunnen zich niet
aan elkaar onttrekken.
Het gaat om legitimiteit en verantwoordelijk leiderschap in plaats van om winst en verlies.
Kwaliteit van de lokale dienstverlening gaat om:
Tevredenheid van burgers over het contact met de gemeente.
Tevredenheid over hetgeen de overheid te bieden heeft.
Bezwaar, beroep en klachtenregeling.
Awb (Algemene wet bestuursrecht): burgers kunnen tegen een beschikking van een gemeentelijk
orgaan een bezwaarschrift indienen bij hetzelfde orgaan.
De ombudsman (nationaal of gemeentelijk) is er voor klachten van burgers over het
gemeentebestuur. Dringend maar geen dwingend advies.
Er wordt geëxperimenteerd met de éénloketgedachte. Om de burger tegemoet te komen en meer
service te verlenen.
Corruptie: in functie iets doen of nalaten om daarmee persoonlijke financiële of andere gunsten te
verwerven aan derden.
Fraude: persoonlijk profiteren ten koste van de overheid.
Causaliteit: er moet worden bewezen dat de ambtenaar of bestuurder juist door de gift anders heeft
gehandeld dan dat hij zonder gift zou hebben gedaan.
Drie grenzen die betrekking hebben op debatten over integriteit:
Politieke verantwoordelijkheid. Vertrouwensregel.
Morele verantwoordelijkheid.
Strafrecht.
== Begrippen ==
|