Maatschappijleer/Massamedia/Media en publiek: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Regel 562:
=== 5 De uses and gratifications-benadering 107 ===
 
 
5.1 Inleiding 108
 
5.2 Kenmerken van de benadering 109
Regel 575:
 
5.7 Tot slot 126
 
 
==== Inleiding 108</b> ====
 
Zoals we eerder hebben gezien zijn communicatiewetenschappers ook op zoek gegaan naar andere theorieën dan die van de almacht van de media om de verhouding tussen media en publiek te verklaren. De verwachte grote effecten van de massamedia op de ontvanger kon niet genoegzaam worden aangetoond. Eén conclusie die men daaruit zou kunnen trekken is dat een dergelijk groot effect helemaal niet aanwezig is.
 
Een andere verklaring voor dit verschijnsel zou kunnen liggen in factoren die de invloed van de media ‘filteren’. Eén van die factoren zou kunnen zijn het verschil in mediagebruik door het publiek. Om deze reden zijn communicatiewetenschappers ook meer onderzoek gaan doen naar de effecten van mediaboodschappen vanuit de ontvanger gezien. Het publiek bestaat uiteindelijk uit individuen met specifieke kenmerken, ook ten aanzien van het gebruik van de media.
 
Wetenschappelijk onderzoek vanuit dit gezichtspunt heeft een theorie doen ontstaan die bekend is geworden als de ‘Uses and Gratifications’-benadering. Hierbij gaat men uit van het standpunt dat het individu de media gebruikt om bepaalde behoeften te bevredigen en voldoening te genereren. Katz, Blumler en Gurevitch (1974) hebben een nadere invulling van deze benadering gegeven. In hun optiek onderzoekt de ‘Uses and Gratifications’-benadering de sociale en psychologische bronnen van individuele behoeften die bepaalde verwachtingen genereren met betrekking tot massamedia of andere informatiebronnen. Naar aanleiding van deze verwachtingen ontwikkelt men een divers patroon van blootstelling aan de media dat uiteindelijk resulteert in een tegemoetkoming aan individuele behoeften of andersoortige (niet-beoogde) gevolgen.
 
<br />
 
==== De kenmerken van de benadering ====
 
De ‘Uses and Gratifications’- benadering (hierna te noemen: de functionele benadering) onderzocht dus het individuele gedrag en redenen voor mediagebruik door het publiek. Men kan daarom diverse kenmerken van deze functionele benadering onderscheiden:
 
zij heeft als uitgangspunt een actief publiek. Dit in tegenstelling tot de theorie van de almacht van de media, die uitgaat van een passief en kritiekloos publiek.
 
deze actieve houding van het publiek uit zich onder andere in een doelgericht gebruik van de media, om het individu motiverende redenen.
 
de mens gebruikt de media echter bij wijze van één van de bronnen als behoeftebevrediging; er zijn namelijk ook andere bronnen waaruit geput kan worden.
 
er is een correlatie aanwezig tussen de individuele behoeften en de mediakeuze, aangezien de ontvanger het initiatief tot mediagebruik neemt.
 
het gebruik van de media leidt tot bevrediging van een brede variatie aan individuele behoeften.
 
een inschatting van het behoeftepatroon van het publiek kan niet gemaakt worden aan de hand van de media-inhoud (ontspanning voor de één, kennis of informatie voor de ander).
 
de inhoud van een mediaboodschap heeft invloed op de mogelijkheden waarin een bepaald medium aan een bepaalde behoefte tegemoet kan komen.
 
behoeftebevrediging door de media vindt plaats door de inhoud daarvan, de blootstelling aan de media en de ‘setting’ waarin deze blootstelling plaatsvindt (denk bijvoorbeeld aan het kijken naar voetbalwedstrijden in een café).
 
de functionele benadering treedt niet in de waardering van mediaboodschappen als zodanig of de manier waarop het publiek de media gebruikt voor individuele behoeftebevrediging.
 
<br />
 
==== Publieksactiviteiten ====
 
De functionele benadering onderzoekt de redenen van het publiek om zich aan massamedia bloot te stellen, alsmede in hoeverre hiermee aan de individuele behoeften tegemoet werd gekomen. Het publiek gebruikt de massamedia door bepaalde activiteiten te ontplooien.
 
Levy en Windahl (1984) hebben in hun onderzoek de activiteit van het publiek ingedeeld naar een verschil in soort publieksactiviteit enerzijds (selectie, betrokkenheid en gebruik) en een tijdslijn anderzijds (vóór, tijdens en na de blootstelling aan de media). Indien men deze twee lijnen tegen elkaar afzet krijgt men een schema met 9 verschillende hokjes van publieksactiviteiten (zie bladzijde 112 van het boek).
 
De lijn van soort publieksactiviteit (selectiviteit, betrokkenheid en gebruik) is een oplopende lijn. We zullen nu de diverse hokjes van publieksactiviteiten nader bekijken.
 
Selectieve blootstelling
 
Een psychologisch aspect van selectieve blootstelling is de behoefte om eventuele strijd met persoonlijke opvattingen of gedragspatronen te vermijden. Ook eerdere ervaringen met het gebruik van de media kan een rol spelen: hierdoor heeft men geleerd welke media welke behoefte kan bevredigen en daarop kan de volgende blootstelling worden afgestemd.
 
Selectieve perceptie
 
Dit vindt plaats tijdens de blootstelling: de één kan hele andere informatie aan een bepaalde mediaboodschap ontlenen dan een ander en deze informatie ook op andere wijze interpreteren.
 
Selectief onthouden/herinneren
 
Dit toont veel overeenkomsten met de selectieve perceptie. Ieder mens onthoudt, na verwerking van een bepaalde mediaboodschap, andere aspecten daarvan dan een ander. Zo werd een verschil gevonden in de herinnering bij het kijken naar het nieuws op televisie omwille van informatie dan wel omwille van ontspanning (Gantz 1978).
 
Anticiperen op de blootstelling
 
Hiermee wordt gedoeld op het hebben van bepaalde verwachtingen ten aanzien van de komende blootstelling aan een bepaalde mediaboodschap (men kijkt er naar uit). De verwachting vooraf kan invloed hebben op hoe de uiteindelijke blootstelling aan de mediaboodschap ervaren wordt.
 
Aandacht/betekenis geven/identificatie
 
De betrokkenheid van een individu bij een bepaalde mediaboodschap tijdens de blootstelling daaraan kan zich uiten in onder andere het ervaren van bepaalde emoties of identificatie met een bepaalde persoon. De ontvanger geeft dus een bepaalde waardering aan de boodschap.
 
Identificatie op lange termijn/fantaseren
 
Indien de betrokkenheid van een ontvanger bij een mediaboodschap heeft geresulteerd in heftige emoties is het mogelijk dat deze na afloop van de blootstelling nog in diens belevingswereld doorwerken (dagdromen, rollenspel).
 
Coin of exchange/planning
 
Hiermee wordt bedoeld dat een individu vóór de uiteindelijke blootstelling aan de mediaboodschap bepaalde activiteiten ontplooit die ten doel hebben de uiteindelijke blootstelling te reguleren. Men praat over de aanstaande voetbalwedstrijd, men vraagt informatie op over de films die in de bioscoop draaien, men kijkt de Tv-gids na op informatie over de te bekijken programma’s, etc. Het gebruik van deze informatie kan ook worden gereguleerd door de stemming waarin men verkeert.
 
Gebruik van de verkregen voldoening
 
Dit kan plaatsvinden door onder andere interpersoonlijke communicatie (bijvoorbeeld praten met huisgenoten), maar ook door de wijze waarop men de boodschap waardeert en een plaats geeft in de eigen werkelijkheid.
 
 
Sociale bruikbaarheid/opinieleiderschap
 
Blootstelling aan mediaboodschappen bevordert ook iemands sociale vaardigheden. Als men naar het nieuws kijkt neemt men informatie tot zich waarover men later kan meepraten. Hoe beter geïnformeerd men is, hoe meer kans men maakt op mogelijkheden om de omgeving te beïnvloeden of zelfs opinieleider te worden.
 
Naar aanleiding van dit schema hebben Levy en Windahl een model gemaakt van het communicatieproces, waarin de relatie tussen mediagebruik en behoeftebevrediging tot uiting komt (zie bladzijde 116 van het boek). Dit proces begint met het zoeken naar behoeftebevrediging, dat invloed heeft op de selectieve activiteiten vóór blootstelling aan de media. Deze beïnvloeden op hun beurt weer de daadwerkelijke blootstelling in frequentie en hoeveelheid. De waardering die men na de blootstelling aan de boodschap geeft, heeft invloed op de uiteindelijk gezochte behoeftebevrediging. De mate van voldoening die de blootstelling aan de media heeft opgeleverd, bepaalt ook weer de toekomstige blootstelling. De cirkel is rond.
 
<br />
==== Behoeften-indeling ====
 
Verschillende communicatiewetenschappers hebben getracht de individuele behoeften van het publiek enigszins te groeperen, ten behoeve van de overzichtelijkheid van de functionele benadering. Levy en Windahl hebben, naar aanleiding van een onderzoek naar het kijken van het nieuws in Zweden, de volgende indeling gevonden: ontspanning en parasociale interactie, surveillance/wereldbeeld en interpersoonlijke bruikbaarheid.
 
Andere onderzoekers vonden andere indelingen. Overste bijvoorbeeld (1978) ontdekte vier motievengroepen: informatie/educatie, ontspanning/ontsnapping, verveling/eenzaamheid en wereldbeeld. De Bock(1977) kwam tot de volgende indeling: informatie, sociaal prestige, ontspanning, verveling, ritueel gedrag en zekerheid. De verschillen in deze indelingen vormen geen sterke theoretische basis voor de functionele benadering, die dan ook niet verder komt dan een benadering.
 
<br />
 
==== Wat is de aantrekkingskracht van soapseries? ====
 
De aantrekkingskracht van soapseries is een dankbaar onderwerp van onderzoek in het kader van de functionele benadering. Babrow heeft in 1987 dit onderzoek verricht onder studenten, aangezien zij de grootst mogelijke controle over hun dagindeling hebben. Hij verrichtte de meting in twee groepen. De eerste groep respondenten werd gevraagd naar de motieven voor het kijken naar soaps, de tweede groep respondenten werd gevraagd na te denken over de mogelijke gevolgen daarvan.
 
Uit het onderzoek bleek weinig verschil in motieven tussen de beide groepen respondenten. Overigens waren tijdsoverwegingen en ontspanning de meest aangehaalde motieven in beide groepen respondenten.
 
<br />
 
==== Kritiek ====
 
Zoals wij eerder hebben gezien vormt de diversiteit in indeling van publieksactiviteiten en gezochte vormen van voldoening een zwakte van de theorie van de functionele benadering. Ook de verschillende manieren van uiting van publieksactiviteiten maakt het theoretisch fundament niet sterk.
 
De cirkelredenering van de functionele benadering heeft tot gevolg dat er ook geen sprake is van een duidelijke éénvormige theorie. Door de diversiteit in verklaringen en theorieën is toetsing hiervan door empirisch onderzoek nagenoeg onmogelijk. Bovendien hoeft het mediagebruik niet enkel en alleen door de individuele behoeften bepaald te worden, ook de individuele situaties kunnen van invloed zijn. Ten slotte ontkomen de aanhangers van de functionele benadering niet aan een waardering van de wijze van behoeftebevrediging van het publiek, bijvoorbeeld door de presentatie en het woordgebruik bij het onderzoek van de motieven.
 
<br />
==== Conclusie ====
 
De hierboven aangeduide kritiek op de functionele benadering heeft communicatiewetenschappers er toe bewogen om het onderzoek hiervan te nuanceren. Zo onderkent men nu een verschil in de gezochte en verkregen voldoening. Een scheiding hiertussen levert wel methodologische problemen op, omdat mensen geneigd zijn eerder gegeven antwoorden (bijvoorbeeld bij navraag naar de gezochte voldoening) te ‘onthouden’ en te gebruiken in de volgende onderzoeksfase (bijvoorbeeld bij navraag naar de verkregen voldoening).
 
<br />
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.