Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 219:
 
 
[[Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen/== Thema 2: Politiek, rechtsstaat en democratisch burgerschap|Thema 2: Politiek, rechtsstaat en democratisch burgerschap]]==
 
=== Actoren en rechtsstatelijke principes ===
 
1. Actiegroepen
 
Richt zich op specifiek beleidsonderwerp.
 
; 2. Actoren
: Eenheid van handelen (een individu of groep) (Wilterdink & van Heerikhuizen, 2009).
: Deelnemers aan het politieke proces. Zoals politici, belangengroep en individuele burgers.
 
3. Adviesorganen
 
Adviserend lichaam bijvoorbeeld onderwijsraad, gezondheidsraad en raad van cultuur.
 
4. Algemeen belang
 
Het welzijn of de voorspoed van het volk als geheel.
 
5. Belangengroepen
 
Een groep individuen die gezamenlijk optreden om een gemeenschappelijk belang te behartigen.
 
6. Bureaucratie
 
Uitvaardigen van regels volgens vaststaande procedures.
 
7. Coalitie
 
Samenwerking tussen verschillende politieke partijen in regering en bestuur.
 
8. Eerste kamer; senaat
 
Beoordeelt wetten en controleert regering.
 
9. Formateur/formatie
 
Proces van vormen of samenstellen.
 
10. Fractie/fractievoorzitter
 
Alle Kamerleden van dezelfde partij.
 
11. Gemeente
 
Gebied dat bestuurd wordt door een burgemeester, raad en wethouders
 
12. Grondwet
 
De belangrijkste Nederlandse wet. In de Grondwet zijn onder meer de bevoegdheden van
koning, regering en parlement geregeld. Ook zijn in de Grondwet de belangrijkste rechten en
plichten van de burgers vastgelegd.
 
13. Kabinet
 
De ministers en staatssecretarissen.
 
14. Kamerleden
 
Leden van Staten-Generaal.
 
15. Koning
 
Erfelijk en onschendbaar staatshoofd.
 
16. Legaliteitsbeginsel
 
Elk handelen van de overheid moet een rechtsgrond hebben.
 
17. Maatschappelijk middenveld
 
Geheel van maatschappelijke belangenorganisatie, met name vakbeweging.
 
18. Ministerraad
 
De ministers
 
19. Overheid/overheden
 
De algemeen erkende leiding van de staat.
 
20. Planbureaus
 
Het Centraal Planbureau, een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken.
Het Planbureau voor de Leefomgeving, een overheidsinstantie voor het maken van strategische beleidsanalyses.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau, een sociaalwetenschappelijk onderzoeksinstituut en belangrijk adviesorgaan van de regering.
 
21. Politieke partij
 
Een vereniging van mensen van mensen, die ongeveer dezelfde opvattingen hebben over hoe het land bestuurd moet worden.
 
22. Pressiegroepen
 
Een groep die het overheidsbeleid probeert te beïnvloeden zonder kandidaten te stellen voor
de verkiezingen.
 
23. Provincie
 
Overheidslichaam dat bestuurszaken op provinciaal niveau behartig. (Encyclo.nl)
 
24. Raad van State
 
Hoogste adviescollege van de staat dat adviseert over alle wetsontwerpen en algemene
maatregelen van bestuur.
 
25. Rechtstaat
 
Staatsvorm waarin wordt bestuurd met wet- en regelgeving.
 
26. Regering
 
De koning(in) en ministers.
 
27. Soevereiniteit
 
Exclusieve bevoegdheid tot uitoefening van publiekrechtelijk gezag.
 
28. Staatssecretaris
 
Lid van de uitvoerende macht dat belast is met bepaalde bevoegdheden die tot de
uitvoerende macht behoren, maar die hij door delegatie en onder het toezicht van de
bevoegde minister uitoefent.
 
29. Staten-generaal
 
Eerste en tweede kamer
 
30. Trias politica (machtenscheiding)
 
Zuivere theorie van machtenscheiding van Montesquieu, waarin de wetgevende functie van
de staat opgedragen wordt aan de volksvertegenwoordiging, de uitvoerende functie aan de
regering en rechtsprekende functie aan de onafhankelijke rechters.
 
31. Vierde,vijfde en zesde macht
 
Ambtenaren. Media. Adviseurs en lobbyisten.
 
=== Politiek, macht, invloed en ongelijkheid ===
 
1. Beleid
 
Gezaghebbende probleemoplossing
 
2. Democratie; Het volk bestuurt zichzelf
 
Regeringsvorm waarin (a) de meerderheid beslist (b) de rechten van de minderheid gewaarborgd zijn en (c) de waarden vrijheid en gelijkheid in een bepaalde mate gerespecteerd worden (Bonger). (Woerdman)
 
a. Directe democratie
 
Vorm van democratie waarin politieke besluiten direct door alle burgers genomen worden. (Woerdman)
 
b. Indirecte of representatieve democratie
 
In een representatieve democratie worden politieke besluiten door afgevaardigden van de burgers genomen. (Woerdman)
 
3. Dualisme, duaal stelsel, dualisering
 
Overheidsorganen zijn nevengeschikt. En dus niet aan elkaar ondergeschikt. (Woerdman)
 
4. Evenredige vertegenwoordiging
 
In dit stelsel krijgt elke partij een aantal zetels in het parlement dat overeenkomt met het aandeel van die partij in het totaal aantal geldige stemmen.
 
5. Gezag
 
Gelegitimeerde macht
 
6. Geweldsmonopolie
 
Systeem waarin uitsluitend de staat, door middel van de politie of het leger, het recht heeft om geweld toe te passen.
 
7. Legaliteitsbeginsel
 
Elk handelen van de overheid moet rechtsgrond hebben.
 
8. Machtsmiddelen
 
Netwerk, sociaal kapitaal, geld, geweld, dwang, etc.
 
9. Verkiezingen
 
Het uitbrengen van stemmen door kiezers op kandidaten voor gekozen organen
 
De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de burgers. Dit zijn dus directe verkiezingen.
 
De leden van de Eerste Kamer worden niet rechtstreeks gekozen door de burgers, maar door de leden van de Provinciale Staten. Dit zijn dus getrapte of indirecte verkiezingen.
 
=== Beleid: regels, effecten en dilemma’s ===
 
1. Agendering
 
Agendavorming is het proces waarbij problemen de aandacht van het publiek of de beleidsbepalers krijgen. Problemen die de aandacht van het publiek hebben, worden tot de publieke agenda gerekend. Problemen die de aandacht van de beleidsbepalers hebben, behoren tot de officiële agenda.
 
2. Barrièremodel
 
Model van het hele politieke proces waarin conflicten centraal staan. Politiek is een opeenvolging van hindernissen (Bachrach en Baratz). Belangrijk begrip: barrière. (Woerdman)
 
3. Beleidsprocesmodel
 
Model van het hele beleidsproces waarin verschillende beleidsonderdelen onderscheiden
worden.
 
4. Beleidsvoorbereiding
 
Onderdeel van het beleidsproces waarbij informatie wordt verzameld en geanalyseerd om tot
een advies te komen over het te voeren beleid.
 
5. Beleidsvorming
 
Beleidsvorming is het toneel van zowel conflict als compromis, waarbij actoren competentie en macht gebruiken om hun belangen en waarden na te streven. (Woerdman)
 
6. Beleidsuitvoering
 
Onderdeel van het beleidsproces waarin besluiten worden uitgevoerd.
 
7. Besluitvorming
 
Beleidsbepaling is het nemen van besluiten. Het staat gelijk aan besluitvorming. (Woerdman)
 
8. Codificatie
 
Codificatie, letterlijk 'het maken van een boek', is op schrift gesteld recht, waaraan de overheid uitsluitende gelding of exclusieve werking verleent. Door deze exclusiviteit verkrijgt de codificatie tevens de pretentie van volledigheid. Codificatie kan betrekking hebben op een bepaald rechtsgebied, bijvoorbeeld het privaatrecht. De term is afkomstig van Jeremy Bentham (1748-1832).
 
9. Incrementeel
 
Geleidelijk verder gaand. (Wiktionary)
Incrementele besluitvorming: Overbelaste bestuurders proberen een probleem kwijt te raken door, in een situatie van onvolledige informatie, een beschikbaar middel te kiezen dat niet te veel van het huidige beleid afwijkt (Lindblom). (Woerdman)
 
10. Politieke systeemmodel
 
Model van het hele politieke proces waarin stabiliteit van het politieke systeem centraal staat (Easton). Belangrijke begrippen: steun, invoer, conversie, uitvoer en terugkoppeling. (Woerdman)
 
11. Synoptisch
 
Bij het synoptische besluitvorming kiezen rationele beleidsbepalers het beste middel voor een vastgesteld doel in een situatie van volledige informatie. (Woerdman)
 
12. Terugkoppeling
 
Terugkoppeling is de laatste stap in het politieke systeemmodel. De burgers vormen een oordeel over de uitgevoerde besluiten en presenteren de overheid nieuwe wensen. (Woerdman)
 
=== Sociale orde en cultuur ===
 
1. Constitutionele monarchie
 
Staatsvorm waarin de koning(in) als staatshoofd aan grondwettelijke regels gebonden is. (Woerdman)
 
2. Corporatisme
 
Harmonieuze verhoudingen tussen werkgevers en werknemers in een totalitaire staat. (Woerdman)
Economische leer, die probeert een gulden middenweg te zijn tussen het marxisme en het kapitalisme en verwant is aan het solidarisme. (http://www.juridischwoordenboek.nl/)
 
3. Democratische rechtsstaat
 
Nederland is een democratische rechtsstaat. Democratisch, omdat de burgers kiezen wie het land regeert. Een rechtsstaat, omdat iedereen zich aan het Nederlandse recht moet houden, zowel de burgers als de overheid. (http://www.rechtspraak.nl)
 
4. Dictatuur
 
5. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
 
Staat waarin het gezag van de staat als geheel onder één centrale overheid valt (eenheidsstaat) en een deel van het overheidsbeleid door lagere overheidsorganen wordt uitgeoefend (gedecentraliseerde staat). (Woerdman)
 
6. Parlementaire democratie
 
Een Parlementaire democratie is een representatieve democratie waarbij de burgers via gekozen vertegenwoordigers in het parlement, de wetgevende macht, invloed hebben op het beleid. (Wikipedia)
 
7. Regering
 
De Koning(in) en ministers
 
8. Staten-Generaal
 
De Staten-Generaal zijn sinds 1814 de volksvertegenwoordiging, ofwel het parlement, van Nederland. Bij de Grondwet van 1815 werd een tweekamerstelsel ingevoerd, en sindsdien bestaan de Staten-Generaal uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. (Wikipedia)
 
=== Ideologieën en visies ===
 
1. Anarchisme
 
Anarchisme is een variant binnen het socialisme. (Woerdman)
Anarchisme is het streven naar een situatie of samenleving waarin mensen zonder een hogere macht of autoriteit leven (anarchie).
 
2. Christendemocratie
 
Christendemocratie is een politieke stroming. Ze baseert zich op de Bijbel en de christelijke traditie. Samen met de liberaal-democratie en de sociaaldemocratie behoort de christendemocratie in veel Europese landen het tot de voornaamste politieke richtingen. (Wikipedia)
 
3. Communisme
 
Verzamelnaam van theorieën die een klasseloze samenleving beogen door tijdelijke overname van de staat door (vertegenwoordigers van) het proletariaat.
 
4. Confessionalisme
 
Confessionalisme is de ideologie die stelt dat religie als principe binnen de politiek ten uitvoer gebracht dient te worden. Voorbeelden van Nederlandse confessionele partijen die zich beroepen op de waarden van een religie zijn het CDA, de ChristenUnie en de SGP. (wikipedia.nl)
 
5. Conservatisme
 
Politieke stroming die streeft naar het behoud van traditie en normen en waarden.
 
6. Ecologisme
 
Verzameling ideologieën die de wederzijdse afhankelijkheid van de mens en zijn omgeving benadrukt.
 
; 7. Fascisme
: Het fascisme kent verschillende varianten maar deze hebben de volgende uitgangspunten gemeen: de totalitaire staat; verwerping van democratie; verheerlijking van geweld. (Woerdman, 2009)
: In het fascisme moet een onderscheid gemaakt worden tussen het Italiaanse fascisme van Mussolini en het Duitse nationaal-socialisme (Woerdman, 2009).
: Fascisme in strikte zin is Italiaans en omvat niet het Duitse nationaalsocialisme, dat een andere maatschappijopvatting met minder corporatisme maar meer racisme heeft. Toch duidt men beide stromingen - het nationaalsocialisme en het eigenlijke fascisme - vaak samen aan met "fascisme".
 
8. Ideologie
 
Een samenhangend geheel van voorstellingen en beginselen waarmee een persoon of
groepering zijn positie en beleid bepaalt en rechtvaardigt. (Woerdman)
 
9. Liberalisme
 
Verzameling ideologieën waarin individuele rechten en individuele (economische) vrijheid centraal staan. (Woerdman)
 
10. Links/rechts in de politiek
 
Links wordt geassocieerd met progressief en veranderingsgezind. Rechts met conservatief en behoudend. (Woerdman)
 
Over het precieze ontstaan van termen links en rechts bestaan verschillende verklaringen, hoewel er overeenstemming is dat het ontstaan voortkomt uit de tijd van de Franse Revolutie waarbij in de Franse Staten-Generaal een ruimtelijke opdeling ontstond waarbij voorstanders van het behoud van de oude machtsverhoudingen zich aan de rechterzijde bevonden en de tegenstanders links.
 
11. Politieke stromingen
 
Een politieke stroming een geheel van wensen en opvattingen die mensen hebben over de manier waarop ze hun toekomst gezamenlijk vorm willen geven’. (Woerdman)
 
Groepen mensen met ongeveer dezelfde opvatting over hoe het land bestuurd zou moeten worden. (staatsinrichting.nl)
 
12. Populisme
 
Strikt gesproken verwijst populisme naar een beroep op ‘het volk’, gericht tegen zowel de bestaande machtsstructuur als tegen de waarden van de politieke elite. (Woerdman)
 
13. Pragmatisme
 
Het pragmatisme is een filosofische stroming gekenmerkt door de focus op het verbinden van de praktijk met de theorie, die volgens het pragmatisme niet los van elkaar staan. Het bekendst is wellicht hun pragmatische theorie van de waarheid die stelt dat een opvatting waar is als het in de praktijk werkt. (Wikipedia)
 
14. Progressief-conservatief
 
Progressief houdt in: sociaal culturele vrijheid en beperking van economische vrijheid. Conservatief houdt in: economische vrijheid en een beperking van morele vrijheid. (Woerdman)
 
15. Sociaaldemocratie
 
Sociaaldemocratie is de aanduiding voor een politieke beweging die op democratische wijze binnen de bestaande maatschappelijke of politieke orde een sociale wetgeving of een geleidelijke hervorming op grond van min of meer egalitaire beginselen voorstaat. Sociaaldemocraten zijn aanhangers van deze beweging, die van oorsprong een gematigde vorm van socialisme is. (Wikipedia)
 
16. Socialisme
 
De verschillen tussen de varianten van het socialisme zijn groot. Toch hebben al deze ideologieën de volgende uitgangspunten gemeenschappelijk: economische gelijkheid en kritiek op de vrijemarkteconomie. (Woerdman)
 
Socialisme is een politieke maatschappijvorm gebaseerd op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit, of de verzamelnaam voor een verscheidenheid aan politieke en ideologische stromingen die naar een dergelijke maatschappij streven. (Wikipedia)
 
=== Maatschappelijke verandering en internationale vergelijking ===
 
1. Confederalisme
 
Een confederatie of statenbond is een samenwerking van onafhankelijke staten of (deel)staten die samen een staat vormen. (Wikipedia)
 
2. Decentralisatie
 
Decentralisatie betekent letterlijk 'ont-centraliseren'. Hiermee wordt vooral bedoeld het ongedaan maken van eerdere centralisaties. (Wikipedia)
 
3. Deconfessionalisering
 
Deconfessionalisering betekent dat steeds meer mensen hun religieuze uitgangspunten loslaten. (Woerdman)
 
4. Democratisering
 
Democratisering is het vergroten van inspraak en medezeggenschap in een organisatie, meer specifiek in het bestuur van een overheid. (Wikipedia)
 
5. Dictatuur
 
Een dictatuur is een regeringsvorm waarin absolute macht doorgaans bij één persoon (een dictator) of bij een kleine groep mensen (bijvoorbeeld een politieke partij, junta of familie) berust. (Wikipedia)
 
6. EU
 
7. Federalisme
 
8. Natie
 
Een natie is een historisch gegroeide gemeenschap van mensen. (Wikipedia)
 
9. Ontzuiling/verzuiling
 
Ontzuiling is het wegvallen van naast elkaar bestaande structuren in een samenleving die duidelijk getekend zijn door verschillende levensbeschouwelijke groepen binnen die samenleving. Verzuiling is de verdeling van een samenleving in groepen op levensbeschouwelijke of sociaal-economische basis, waarbij de groepen in bepaalde mate van elkaar zijn afgeschermd. (Wikipedia)
 
10. Parlementair stelsel
 
Het parlementaire systeem of parlementair stelsel is een regeringsvorm waarbij de uitvoerende macht verantwoording schuldig is aan het parlement.
 
11. Presidentieel stelsel
 
Het presidentieel systeem of congressioneel systeem is een regeringsvorm waarbij de uitvoerende-, wetgevende- en rechtsprekende macht strikt gescheiden zijn. (Wikipedia)
 
12. Republiek
 
; 13. VN
: De Verenigde Naties is de belangrijkste internationale organisatie in de wereld. Bijna alle landen zijn lid en tijdens een crisis hoopt men dat de VN de vrede kan bewaren. De VN streeft naar samenwerking en stabiliteit maar is vaak ook middelpunt van discussie.
: De VN houd zich bezig met vrede en veiligheid (vredesoperaties, vredesonderhandelingen, ontwapening, ondersteuning bij democratische verkiezingen, dekolonisatie), economische en sociale ontwikkeling (drugs, criminaliteit), economische ontwikkeling, ontwikkeling van ontwikkelingslanden, deels mensenrechten), mensenrechten (Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, Joegoslavië- en Rwanda-tribunaal, Vrouwenverdrag, Kinderrechtenverdrag, Verdrag voor mensen met een beperking), humanitaire zaken (vluchtelingenwerk, landmijnen, kernramp van Tsjernobyl, voorkoming van rampen) en internationaal recht (verslagen, internationale conflicten, Internationaal Gerechtshof, zee- en oceaanconventies).
 
 
[[Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen/Thema 3: Massamedia en –communicatie|Thema 3: Massamedia en –communicatie]]
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.