Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 805:
<br />
 
== Thema 4: Criminaliteit en veiligheid ==
 
=== Actoren en rechtsstatelijke principes ===
 
; 1. Gerechtshof
: Gerechtelijke instantie dat het hoger beroep tegen een beschikking of vonnis van een rechtbank behandelt. Er zijn 5 gerechtshoven in Nederland. Art. 60 wet RO en 71 Rv.
 
; 2. Griffier
: Een griffier is een ander woord voor secretaris. Griffiers komen voor bij de rechterlijke macht en bij de volksvertegenwoordiging in het openbaar bestuur. In gemeenten en provincies staat de griffier, de eerste juridische beleidsadviseur van de raad, aan het hoofd van de griffie.
 
; 3. Hoge Raad
: De Hoge Raad der Nederlanden (kortweg Hoge Raad) is de hoogste rechtsprekende instantie in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten op civielrechtelijk, strafrechtelijk en belastingrechtelijk gebied. De Hoge Raad zetelt in Den Haag en is belast met het toezicht op de rechtseenheid en rechtsontwikkeling van het Nederlandse recht. Een rechter van de Hoge Raad wordt, ongeacht of het nu gaat om een man of vrouw, een raadsheer genoemd.
 
; 4. Meervoudige kamer
: Bij rechtbanken en gerechtshoven in Nederland kent men enkelvoudige en meervoudige kamers. Bij een enkelvoudige kamer wordt recht gesproken door een enkele rechter, een meervoudige kamer bestaat uit ten minste drie rechters.
 
; 5. Officier van Justitie OvJ
: Een officier van justitie (afk. OvJ) is in Nederland een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM), vergelijkbaar met de procureur des Konings in België. Het Openbaar Ministerie is de organisatie die verantwoordelijk is voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten. Nederland heeft ruim 800 officieren van justitie, volgens de voormalig voorzitter van het College van procureurs-generaal, Harm Nanne Brouwer op 22 november 2009 in het programma Buitenhof.
 
; 6. OM Openbaar Ministerie
: Het Openbaar Ministerie (OM) of parket vormt in het strafrecht samen met de rechters de rechterlijke macht in Nederland. Anders dan de naam suggereert is het Openbaar Ministerie geen ministerie. Het valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie. Samen met de rechters vormt het Openbaar Ministerie de rechterlijke macht - zo staat het in de Wet op de rechterlijke organisatie.
 
; 7. Politie
: De politie is de uitvoerende macht in een rechtsstaat. Het is een overheidsdienst belast met: de handhaving van openbare orde en veiligheid, het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, directe hulpverlening en het uitvoeren van arrestaties (zie ook: Sterke arm).
 
; 8. Politierechter
: De politierechter is een alleen rechtsprekende rechter (in vaktaal: een ‘unex judex') die minder ernstige strafzaken behandeld. Dit kunnen overigens wel misdrijven zijn.
 
; 9. Rechter
: Een rechter is iemand die rechtspreekt. Meestal wordt met het woord rechter een magistraat van de rechterlijke macht bedoeld. De rechter is wettelijk verplicht een oordeel uit te spreken over een concreet geschil, dat hem voorgelegd wordt.
 
; 10. Rechter-commissaris / R-C
: Een rechter-commissaris is een rechter met speciale bevoegdheden die overigens totaal verschillend zijn in Nederland en België.
 
; 11. Rechterlijke macht
: De rechterlijke macht is in een rechtsstaat de macht waaraan de rechtspraak is opgedragen. De andere machten zijn de wetgevende macht en de uitvoerende macht. Een van de kenmerken van een rechtsstaat is een scheiding tussen de drie machten. Dit is om onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
 
; 12. Reclassering
: Reclasseren is het teruggeven van een plaats in de maatschappij. Reclasseringsbemoeienis is een combinatie van motiveren, stimuleren van en controle op de delictpleger. Centraal staat daarbij gedragsverandering van de delictpleger zodat deze delictvrij kan deelnemen aan de maatschappij.
 
<br />
 
=== Macht, invloed en ongelijkheid ===
 
; 1. Rechtsgelijkheid
: Grondrecht dat bepaalt dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld en ongelijke verschillend naar de mate van het verschil. Art. 1 Grondwet.
 
; 2. Staatsrecht
: Het staatsrecht, grondwettelijk of constitutioneel recht is het recht inzake de staat als organisatorisch verband. Het heeft betrekking op de organen van de staat, op de instelling ervan, hun bevoegdheden, hun verhouding tot elkaar en die tot de burgers.
: Het staatsrecht is een onderdeel van het publiekrecht.
 
<br />
 
=== Beleid: regels, effecten en dilemma’s ===
 
; 1. Beschikking
: Bestuursorganen moeten beslissingen maken om hun taken goed uit te voeren. Een beslissing van een bestuursorgaan heet een besluit. Een besluit dat individueel of concreet is, heet een beschikking.
 
; 2. Bijkomende straf
: Bijkomende straffen kunnen samen met hoofdstraffen, met andere bijkomende straffen en zelfstandig worden opgelegd. Bijv. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, ontzetting uit bepaalde rechten (28 v. en 31 WvSr) en verbeurdverklaring (33 v. WvSr). Bijkomende straffen treffen de veroordeelde in een goed, dat hij zich onwaardig heeft getoond. Zo kan een persoon bij een veroordeling wegens een ambtsmisdrijf door de rechter uit dat ambt worden ontzet. Art. 9 WvSr en 106 WvSr.
 
; 3. Cassatie / in cassatie gaan
: Cassatie is een begrip uit de rechtspraak. "In cassatie gaan" betekent dat men beroep aantekent bij het hoogste rechtsprekend orgaan van het land tegen een uitspraak van een lagere rechter. Dit hoogste rechtsprekend orgaan houdt dan enkel rekening met de wijze waarop de lagere rechter de wet heeft toegepast. Een cassatierechter treedt dus niet in beoordeling van de feiten zelf.
 
; 4. Dood door schuld
: Volgens de wet is iemand, aan wie de dood van een ander te wijten is, strafbaar met dood door schuld. Dit houdt dus in dat er iemand is overleden door een handeling (of nalaten) van de veroordeelde, terwijl de veroordeelde dat te verwijten valt. Dit kan zijn doordat hij onvoorzichtig of roekeloos is geweest.
 
; 5. Eigenrichting
: wanneer iemand die meent een recht te hebben, zelf eigenhandig maatregelen neemt om dit recht te verkrijgen. Het recht in eigen handen nemen zonder bijvoorbeeld de uitkomst van een proces af te wachten. Eigenrichting is tevens een ondermijning van de rechtsstaat en staat tegenover het burgerlijk procesrecht dat juist regels bevat om eigenrichting te voorkomen.
 
; 6. Gedoogbeleid
: Gedoogbeleid is het beleid van een bestuursorgaan om overtredingen van een bepaalde wet niet te vervolgen. Men ziet af van het toepassen van handhavingsmiddelen. Gedoogbeleid kan het gevolg zijn van het onvermogen van handhavende instanties om bepaalde wetten te handhaven, maar kan ook een bewuste keus zijn als een wet of de handhaving ervan als niet zinvol wordt gezien, terwijl een wijziging of intrekking van de betreffende wet politiek te gevoelig ligt.
 
; 7. Hechtenis
: Hechtenis is detentie maar anders dan gevangenisstraf. Hechtenis kan verschillende vormen hebben. Een ervan is het tijdelijk vastzitten wanneer iemand wordt verdacht van een misdrijf, wat bekendstaat als voorlopige hechtenis. Een andere vorm is de vervangende hechtenis die kan volgen wanneer men een taakstraf niet, of niet behoorlijk uitvoert dan wel een door de rechter opgelegde strafrechtelijke boete of schadevergoedingsmaatregel niet, of niet volledig betaalt. Bij arrestatie op verzoek van een ander land, ten behoeve van uitlevering, kan in de tussentijd uitleveringsdetentie plaatsvinden. Ten slotte is er de hechtenis als straf voor overtredingen.
 
; 8. Hoger beroep
: Wie het niet eens is met een uitspraak of beslissing van een rechter kan in hoger beroep. Dat betekent dat de rechters van een gerechtshof of bijzonder college opnieuw de zaak bekijken en uitspraak doen.
 
; 9. Hoofdstraf
: De hoofdstraffen zijn de belangrijkste straffen in Nederland. Het zijn tevens de bekendste vormen van straf. Er zijn vier hoofdstraffen: de gevangenisstraf, de hechtenis, de taakstraf en de geldboete.
 
; 10. Jeugdstrafrecht / Kinderstrafrecht
: Jongeren tussen de 12 en 18 jaar oud die in Nederland in aanraking komen met politie en justitie vallen onder de regels van het jeugdstrafrecht.
 
; 11. Jurisprudentie
: Onder jurisprudentie (Latijn: iuris prudentia, door de bezigheden van prudentes ‘adviseurs, experts’) wordt in het algemeen verstaan het geheel van uitspraken van rechters. De term kan echter ook refereren aan de filosofie, wetenschap en toepassing van recht, maar dit concept is meestal bekend als rechtsgeleerdheid of rechtswetenschap.
 
; 12. Juryrechtspraak
: In de rechtspraak is een jury een groep burgers die de schuldvraag van een verdachte beoordeelt. Nederland en Duitsland kennen in tegenstelling tot veel andere Europese landen geen juryrechtspraak meer.
 
; 13. Legaliteitsbeginsel
: Het legaliteitsbeginsel (in het strafrecht ook bekend als het nulla poena-beginsel) houdt in dat overheidshandelen gebaseerd moet zijn op een vooraf aanwezige wettelijke bepaling. Het voorkomt dat de wetgever met terugwerkende kracht regels kan opleggen. Het beginsel wordt beschouwd als een essentieel onderdeel van de democratie en de rechtsstaat.[1] De invulling van het legaliteitsbeginsel verschilt per rechtsgebied, zo kan er een onderscheid worden gemaakt tussen het staatsrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel.
 
14. Maatregelen
 
; 15. Maximumstraf
: Elk delict heeft een eigen maximumstraf en een eigen maximumboete. Daar mag de rechter niet overheen gaan, maar daarbinnen heeft hij veel vrijheid om de straf te bepalen.
 
; 16. Misdrijf
: In het Nederlandse strafrecht is een misdrijf net als een overtreding een strafbaar feit. Overtredingen zijn over het algemeen minder ernstig dan misdrijven, maar op de zwaarste overtredingen staat een hogere straf dan op de lichtste misdrijven.
 
; 17. Noodweer
: Als je slachtoffer dreigt te worden van een misdrijf, mag je jezelf, anderen en je bezittingen verdedigen. Daarbij kan het gebeuren dat degene die zich verdedigt, iets doet dat in principe strafbaar is. Hij of zij kan dan voor de rechter een beroep doen op ‘noodweer’. Als de rechter dat beroep terecht vindt, legt hij geen straf op. De rechter kijkt daarbij of het noodweer in verhouding stond tot de dreiging (‘proportionaliteit’) en of degene die bedreigd werd, ook iets anders had kunnen doen (‘subsidiariteit’).
 
; 18. Ontslag van rechtsvervolging
: Wanneer de rechter van mening is dat de verdachte het ten laste gelegde wel heeft gedaan maar dat de verdachte of het feit niet strafbaar is wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
 
; 19. Onvoorwaardelijke straf
: Een onvoorwaardelijke straf is een straf die daadwerkelijk uitgevoerd wordt. Een voorwaardelijke straf daarentegen wordt pas uitgevoerd als de veroordeelde zich niet aan bepaalde voorwaarden houdt.Binnen de proeftijd mag hij zich niet opnieuw schuldig maken aan een strafbaar feit, anders kan hij de voorwaardelijke straf alsnog opgelegd krijgen.
 
; 20. Opportuniteitsbeginsel
: Het opportuniteitsbeginsel heeft het uitgangspunt dat een officier van justitie zelf beslist of een strafbaar feit vervolgd wordt. Als hij beslist om niet te vervolgen, kan een belanghebbende daarover een klacht indienen bij het gerechtshof met het verzoek alsnog opdracht te geven tot vervolging.
 
; 21. Overtreding
: Een overtreding is in het strafrecht een relatief licht strafbaar feit. Iemand die een overtreding begaat, kan hiervoor bestraft worden. In het Nederlands strafrecht staat een overtreding in tegenstelling tot een misdrijf, wat een zwaarder strafbaar feit is.
 
; 22. Pakkans
: Kans om gepakt te worden na het plegen van een strafbaar feit.
 
; 23. Preventie, generaal/specifiek
: generale preventie: potentiële wetsovertreders afschrikken. Bijv. door hoge straffen Art 57 mdw.
: speciale preventie: individuele overtredingen bestraffen, teneinde herhaling te voorkomen.
 
; 24. Proces-verbaal
: Een proces-verbaal is de akte waarmee een overheidsambtenaar (bijvoorbeeld politie of een andere opsporingsambtenaar) verslag uitbrengt, zoals constateringen van feiten en omstandigheden (bijvoorbeeld het tijdstip, de plaats en de toedracht van een overtreding, misdrijf of ongeluk), de schriftelijke weergave van verklaringen (bijvoorbeeld van getuigen en verdachten) in zijn aanwezigheid, zijn verrichtingen, en de persoonsgegevens van betrokkenen en getuigen. Een ingevulde combibon bevat een "mini-proces-verbaal".
 
; 25. Proeftijd
: Binnen het strafrecht wordt met proeftijd de periode aangegeven waarin een door de rechter opgelegde voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd als de veroordeelde opnieuw in de fout gaat, of zich niet aan door de rechter bepaalde voorwaarden houdt. Als de veroordeelde zich binnen die periode dus correct gedraagt komt de voorwaardelijke straf dus te vervallen.
 
; 26. Publiekrecht
: Het publiekrecht geeft regels ten aanzien van de verhouding tussen de burger en de overheid. Ook handelt dit over de verhouding tussen overheidsinstanties onderling. Dit is tevens het onderscheid met het andere grote rechtsgebied, het privaatrecht.
 
; 27. Rechtvaardigingsgrond
: Rechtvaardigingsgrond, in het Belgisch en Nederlands strafrecht, is die omstandigheid waardoor een gedraging, die normaal gesproken een strafbaar feit zou hebben ingehouden, haar wederrechtelijk karakter verliest.
: De gedraging is dan niet langer in strijd met de wet en aldus is er geen sprake van een strafbaar feit.
 
; 28. Recidive / recidivist / recidivisme
: Recidive betekent letterlijk herhaling. De term recidive wordt hoofdzakelijk gebruikt waar het gaat om strafbare feiten ofwel: gaan mensen die ooit veroordeeld zijn opnieuw in de fout? Recidivecijfers geven aan in welke mate mensen na een veroordeling in herhaling vallen.
 
; 29. Repressie / repressief beleid
: De overheid kan de criminaliteit op verschillende manieren aanpakken. Door repressief beleid (wanneer het al gebeurd is) en preventief beleid (het voorkomen van criminaliteit) preventief beleid wordt het meest gebruikt. Als dat niet lukt is er de strafrechtspraak. Bij de aanpak van zware criminaliteit ligt de nadruk juist op het repressieve beleid, door zware straffen, meer cellen enz..
 
; 30. Schikking
: Een schikking is een afspraak tussen twee partijen om af te zien van een rechtszaak. Een schikking is vaak goedkoper en duurt ook minder lang. Bijkomend voordeel is dat het rechtssysteem wordt ontlast.
 
; 31. Schulduitsluitingsgrond
: Een schulduitsluitingsgrond is in het recht een grond waardoor de schuld aan een bepaalde feitelijke handeling ontbreekt. De schulduitsluitingsgrond komt zowel voor in het strafrecht als in het burgerlijk recht.
 
; 32. Seponeren
: Het kan gebeuren dat de officier van justitie besluit niet te vervolgen. Bijvoorbeeld omdat er te weinig bewijs is. Dat heet seponeren. De zaak is dan afgedaan.
 
; 33. Strafbaar feit
: Een strafbaar feit ontstaat als iemand verwijtbaar iets doet wat de wet verbiedt en waar een straf op staat, bijvoorbeeld een boete of gevangenisstraf. Juridisch geformuleerd gaat het om ‘menselijk handelen dat in een delictsomschrijving voorkomt, wederrechtelijk is en aan schuld is te wijten'.
 
; 34. Strafrecht
: In het strafrecht beoordeelt de strafrechter of iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en daarvoor gestraft moet worden. Hierbij geldt dat de verdachte onschuldig is totdat het tegendeel bewezen is.
 
; 35. Taakstraf
: De taakstraf bestaat uit een werkstraf, een leerstraf of een combinatie van beide. De taakstraf kan niet worden opgelegd als u wordt veroordeeld voor een overtreding waarop geen vrijheidsbenemende straf (gevangenisstraf of hechtenis) is gesteld.
 
; 36. Terbeschikkingstelling / TBS
: Strafrechtelijke vrijheidsbenemende maatregel bestemd voor veroordeelden met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die in een daartoe bestemde inrichting worden behandeld, begeleid of verpleegd. ~ kan alleen als de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van ~ eist. Art. 13 WvSr en 37a WvSr.
 
;37. Vervolgingsbeleid
: Beleid inzake de gerechtelijke vervolging van personen die een delict hebben begaan.
 
; 38. Voorarrest
: Dagen die een verdachte doorbrengt in een politiecel of huis van bewaring voorafgaand aan de zitting en uitspraak. De dagen die iemand in ~ heeft gezeten worden van de straf afgetrokken. Art. 27 WvSr.
 
; 39. Wet BOB Bijzondere Opsporings Bevoegdheden
: In dit wetsvoorstel worden in de eerste plaats de volgende bijzondere opsporingsbevoegdheden geregeld: observatie, infiltratie, pseudo-koop of -dienstverlening, opnemen van een besloten plaats en het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel.
 
; 40. Wetboek van Strafrecht WvSr
: Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht (in de rechtspraak vaak afgekort tot Sr of WvSr) vormt samen met het Wetboek van Strafvordering de basis van het Nederlandse strafrecht. Daarnaast staan er misdrijven en overtredingen in bijzondere wetten, zoals de Wegenverkeerswet 1994, de Opiumwet, de Wet wapens en munitie, de Wet op de economische delicten en de Arbeidsomstandighedenwet.
 
; 41. Wetboek van Strafvordering WvSv
: Het Wetboek van Strafvordering (Sv.) bepaalt hoe strafbare feiten vervolgd worden (formeel strafrecht). Wat de strafbare feiten zijn en welke straffen ervoor kunnen uitgesproken worden, is te vinden in het Wetboek van Strafrecht (materieel strafrecht). Deze twee wetboeken vormen de basis van het Nederlandse strafrecht.
 
<br />
 
=== Sociale orde en cultuur ===
 
; 1. Resocialisatie
: Opnieuw socialiseren nadat in de ontwikkeling een <i>foute</i> weg heeft plaatsgevonden, een voorbeeld daarvan is een afkickprogramma voor een drugsverslaafde.
 
; 2. Zero-tolerance
: Een nultolerantiebeleid (Engels: zero-tolerance policy; in Nederland meestal zerotolerancebeleid genoemd) is een beleid waarbij zelfs het kleinste vergrijp (hard) bestraft wordt.
 
<br />
 
=== Theorieën, visies en beeldvorming ===
 
; 1. Anomietheorie
: De anomietheorie of straintheorie stelt dat het de sociale structuur van de maatschappij is die deviant gedrag in de hand werkt als het doelen definieert zonder dat de middelen om die te bereiken toereikend zijn.
 
; 2. Bindingstheorie
: Theorie waarin men ervan uitgaat dat elk mens geneigd is om `slecht` te zijn, maar daarin wordt geremd door maatschappelijke factoren als gezin, familie, buurt, etc. Met andere woorden: sociale controle als middel tegen criminaliteit.
 
; 3. Controle-theorie / controle-bindingstheorie
: De controle- of bindingstheorie probeert in tegenstelling tot andere theorieën niet te verklaren waarom deviant gedrag plaatsvindt, maar juist waardoor het voorkomen wordt. Dit heeft volgens Hirschi te maken met de binding met de maatschappij waarbij hij vier bindingsmechanismes onderscheidt.
 
; 4. Etiketteringstheorie
: De etiketteringstheorie of labelingtheorie stelt dat afwijkend of deviant gedrag niet voorkomt uit de handeling, maar uit hoe anderen op de handeling reageren. Dit kan vervolgens de persoon in kwestie beïnvloeden, waarop deze het gedrag gaat herhalen, iets wat ook bekendstaat als het Thomas-theorema. De definitie van de situatie is daarmee van invloed op de betekenis die wordt gegeven aan al het handelen.
 
; 5. Gelegenheidstheorie (rationele keuzetheorie)
: De gelegenheidstheorie stelt dat de kans op deelname aan criminele activiteiten groter wordt als de gelegenheid groot is, 'gelegenheid maakt de dief'. Het is onderdeel van de rationele-keuzetheorie in criminologie.
 
; 6. Lombroso, Cesare
: Cesare Lombroso (eigenlijk Ezechia Marco Lombroso) (Verona, 6 november 1835 - Turijn, 19 oktober 1909) was een Italiaans criminoloog. Hij is de grondlegger van de positivistische stroming in de criminologie en/of de Italiaanse criminologenschool.
 
; 7. Rationelekeuzetheorie
: De rationelekeuzetheorie is een onderdeel van de handelingstheorie. Het is hoofdzakelijk een stroming binnen de economie, die het handelen van mensen beschrijft. De theorie gaat ervan uit dat mensen hun keuzes baseren op rationeel denken. Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen een aantal keuzemogelijkheden. De uiteindelijke keuze is gebaseerd op een rationele, logische afweging van de verschillende opties, waarbij het maximaal haalbare voor het individu centraal staat. Het individu kiest dus wat voor zichzelf de gunstigste optie is.
 
; 8. Sociologische en psychologische oorzaken
 
<br />
 
=== Maatschappelijke veranderingen en internationale vergelijking ===
 
; 1. Georganiseerde misdaad
: De definitie die de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) geeft van de georganiseerde misdaad is de volgende: het moet gaan om een groep die minstens zes van de volgende acht kenmerken vertoont: -hiërarchische structuur; -minimaal twee jaar actief; -pleegt meerdere typen delicten; -intern sanctiesysteem; -geweld tegen concurrenten; -corruptie; -witwassen; -herinvesteren.
 
; 2. Internationaal recht
: Internationaal recht is het recht tussen landen of staten onderling. Het regelt de relaties tussen staten. Het doel van het internationaal recht is dat staten vreedzaam met elkaar omgaan.
 
; 3. Klassenjustitie
: Van klassenjustitie is sprake wanneer meer vermogenden of beter opgeleiden door wetgeving, behandeling of rechterlijke uitspraken bevoorrecht worden ten opzichte van anderen. Wanneer leden van deze groep juist strenger beoordeeld worden spreekt men van omgekeerde klassenjustitie.
 
<br />
 
=== Links ===
 
* http://www.juridischwoordenboek.nl/
* http://www.wetrecht.nl/welke-straffen-kent-het-nederlandse-recht/
 
<br />
 
[[Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen/Thema 4: Criminaliteit en veiligheid|Thema 4: Criminaliteit en veiligheid]]
 
[[Maatschappijleer/Kennisbasisbegrippen/Thema 5: Arbeid en verzorgingsstaat|Thema 5: Arbeid en verzorgingsstaat]]
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.