Heraclitus over de natuur/De strijd, het zich afzonderende, het sturende en de rechtvaardigheid: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
idem |
k Stijl/spelling |
||
Regel 6:
Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat een interpretator van de verhandeling van de Efeziër constateerde dat de verhandeling over de staat (''de polis'') handelde en dat het gedeelte over de natuur slechts als illustratie diende.<ref>Diogenes Laërtius, IX, 15: τῶν δὲ γραμματικῶν Διόδοτος, ὃς οὔ φησι περὶ φύσεως εἶναι τὸ σύγγραμμα ἀλλὰ περὶ πολιτείας, τὰ δὲ περὶ φύσεως ἐν παραδείγματος εἴδει κεῖσθαι. “Maar van de grammatici is er Diodotus, die zegt dat de verhandeling niet over de natuur handelt maar over de staat, maar dat verder hetgeen wat over de natuur handelt als voorbeeld dient.</ref> Deze mededeling is van belang, omdat deze interpretator nog de beschikking had over de volledige verhandeling van Heraclitus en dus in principe beter dan wij in staat was inzicht te verwerven in de achterliggende theorie daarvan. Want wij hebben slechts fragmenten tot onze beschikking. Niettemin zal de Efeziër ook in dit verband gesproken hebben over de ware aard of de natuurlijke toestand van de staat, zodat bevestigd wordt dat de titel ''Heraclitus over de natuur'' de juiste is.
Laten wij er voorlopig
Heraclitus presenteert de ontstaansgeschiedenis van deze staat, waarin goden en mensen worden geboren en geeft aldus ook een [[w:theogonie|theogonie]], ofwel een beschrijving over de geboorte van de goden. Zij worden namelijk, evenals de mensen die onder te verdelen zijn in slaven en vrije mensen, geboren uit ''Polemos'' (oorlog), die dus hun vader is en hen binnen het staatsbestel regeert. ''Polemos'' krijgt dus ook de titel van koning (42). De staat wordt bestuurt met behulp van donder en bliksem als attributen (43). Mensen die sterven in de strijd staan aan de zijde van deze gemeenschappelijke vader (44) en worden daardoor geëerd en beloond (44 en 45). Zij hebben immers, in tegenstelling tot degenen die sterven door zieken, een meer zuivere ziel (46). Het gehele bestaan, dat gekenmerkt wordt door strijd, is voor de god rechtvaardig, maar voor de mensen soms onrechtvaardig (47). De god is daarin redelijk. Want oorlog en twist is rechtvaardig, behoorlijk en noodzakelijk en verbindt allen (48). Deze rechtvaardigheid zou echter voor de mensen niet bekend zijn, als er niet ook onrecht bestond (49), die voor de mensen, anders dan voor de god, bestaat. Een voorbeeld van onrechtvaardigheid was de daad van Homerus, die erom smeekte dat de noodzakelijke strijd uit goden en mensen mocht verdwijnen (51). Hij zou daarom bestraft moeten worden (50). Er is echter niet alleen sprake van strijd in eigenlijke zin, maar ook van strijdige dingen die goed bij elkaar afsteken, van elkaar verwijderd zijn en de schoonste harmonie vormen (52). Deze dingen vormen hechte verbindingen en eenheden uit een veelheid (53). Dit alles vormt een harmonie die weliswaar niet voor de zintuigen toegankelijk is (54), maar wel degelijk een samenvoeging uitmaakt waarvan de mensen geen weet hebben (55). Deze samenvoeging uit wat van elkaar verwijderd is komt overeen met een onordelijke hoop dingen die zomaar en zonder ordelijk plan zijn uitgestort (56).
|