Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/Inleiding: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
k Hier schreef iemand in de "ik"-vorm. Dat doen we hier dus nooit |
||
Regel 8:
Voor veel mensen eindigen de Middeleeuwen in 1453, bij de val van Constantinopel. Toen vluchtten velen naar West-Europa en vooral naar Italië, met medenemen van veel kennis over de Griekse en Romeinse oudheid. Mede daardoor zou toen in Italië de Renaissance zijn begonnen.
Voor anderen begint de Renaissance al in 1350, toen Petrarca een boek in de ik-vorm schreef over zijn beklimming van de Mont Ventoux. En zo zijn er nog veel meer meningen over wat het het jaartal
==Toscane 1300-1500==
Regel 17:
De schilderkunst werd realistischer en men ging [[w:lijnperspectief|perspectief]] gebruiken. De kijker kon 'door het sleutelgat' meegluren naar het dagelijkse leven van de afgebeelde mensen en die mensen begonnen steeds meer gevoelens te tonen. Ook de literatuur werd realistischer en minder fantastisch en bevatte meer informatie over wat zich in de huiselijke kring afspeelde.
Na 1325 komen er veel meer bronnen ter beschikking en zijn er ook veel meer resten in de bodem gevonden<ref>Opgravingen zijn haast allemaal verricht op de plaatsen van dorpen die vanwege de pest (1348 en later) verlaten zijn.</ref>. Er zijn meer schilderijen en literatuur overgeleverd. De burgers gingen steeds meer schrijven: brieven, memoires en familiekronieken. Ze gingen vaker naar een notaris voor inventarisaties, huwelijkscontracten en testamenten. Veel van die documenten zijn ons overgeleverd. Verder kwamen er steeds meer
Men werd geleidelijk aan individualistischer
Vanwege de ontvolking door de pestepidemieën steeg na 1350 het levenspeil van de overgeblevenen. Want veel boeren trokken naar vruchtbaardere gebieden (die toen deels verlaten waren omdat de boerengezinnen die er gewoond hadden, overleden waren) en handarbeiders in de steden kregen een beter loon (vanwege krapte op de arbeidsmarkt). De productie en de welvaart stegen voortdurend. Het gebruik van geld raakte in zwang. Doordat handelslieden en kunstenaars veel rondreisden (altijd met een schriftje op zak) werden Italiaanse uitvindingen, ideeën en modes binnen enkele decennia ook in de Nederlanden overgenomen.
==De gilden, voor- en nadelen==
De steden (die sinds de late oudheid steeds meer aan belang hadden ingeboet) werden (mede door de invloed van de gilden) weer belangrijker, ten koste van de macht van de adel en de geestelijkheid. Er kwam door het optreden van de gilden voor velen meer welvaart. Maar er waren ook nadelen. Door het optreden van de gilden kwam er meer specialisatie en meer schaalvergroting. Eerst deden de boerenfamilies alles zelf: het land bewerken en in huisindustrie spinnen, weven, kaas en bier maken. Nadat de gilden zich van de ambachten meester hadden gemaakt, kwam er een grootschaligere industrie voor textiel, bier enzovoort. Degenen die aan de top van deze industrieën stonden, werden rijker, degenen die ervoor in loondienst moesten werken, werden armer. Dit waren doorgaans de mensen die hun huisindustrie hadden moeten opgeven omdat ze de concurrentie met de gilden niet aankonden. En hoewel de productie steeg, vielen er nu meer mensen uit de boot. Vooral voor vrouwen en voor plattelandsbewoners was er nu minder werk. In de 16de eeuw zou dit verschijnsel doorzetten: steeds meer mannen op het platteland zouden als knecht bij een grote boer gaan werken en steeds meer jonge vrouwen in de stad zouden als bediende bij de rijken gaan werken<ref>Dresen Coenders, het verbond van heks en duivel.</ref>.
Een ander nadeel van de gilden was dat het vaak veel moeite en vooral veel tijd kostte om "meester" te worden, dat wil zeggen: om zelfstandig het ambacht te mogen uitoefenen. Daar wilden bijvoorbeeld de Duitse smeden van [[w:harnas|harnassen]] niet altijd op wachten. Zij weken uit naar Italiaanse steden waar geen gilden waren en zij gewoon aan de slag konden. Daardoor waren de harnassen uit Italië de beste en de modernste van die tijd.
|