Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Leven in de Noord-Franse kastelen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Vangelis (overleg | bijdragen)
k Vangelis heeft de pagina Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwen/Leven in de Noord-Franse kastelen hernoemd naar Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Leven in de Noord-Franse kastelen zonder een doorverwijzing achter te laten: geen hoofdletter volgens taalunie
QZandenBot (overleg | bijdragen)
k M -> m, replaced: Middeleeuwen → middeleeuwen (16), typos fixed: zonodig → zo nodig met AWB
Regel 6:
Op de moderne mens maken de kastelen, de donjons en de vestinghuizen een sombere indruk. Ze zijn donker en bedompt. Sommigen denken dat men er boven op elkaar gepakt leefde en dat de [[w:promiscuïteit|promiscuïteit]] er welig tierde. Dat is onze opvatting. Maar als de kasteelbewoners naar ons zouden kunnen kijken, zouden zij misschien wel vinden dat onze gezinnen vaak in een groot isolement leven en soms zelfs in een afschuwelijk eenzaamheid. En het is maar de vraag of de kastelen werkelijk zo somber en triest waren als wij nu denken.
 
Al rond 1032 had de graaf van [[w:Anjou (provincie)|Anjou]] zeer veel ramen in zijn huis. De sala (of de verdieping van de donjon die als sala werd gebruikt) had meestal veel ramen. Het interieur van de zalen was waarschijnlijk wel een beetje sober. Er was doorgaans weinig wandversiering hoewel er toch vaak kleden aan de muren hingen. Er stonden veel meubels en verplaatsbare spullen. Men had liever kleine siervoorwerpen dan monumentale beeldhouwwerken omdat de eerste gemakkelijker te vervoeren waren. De vorsten trokken in hun gebied rond van kasteel naar kasteel<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Koning, vazal, ridder, volk#Vazallen|Vazallen en rondtrekkende vorsten.]]</ref> en zij en hun gevolg moesten telkens alles meenemen.
 
Als er naast de donjon woningen waren gebouwd, waren die doorgaans comfortabeler en ruimer dan de woningen die in de donjon zelf lagen. Woningen waar (ook) vrouwen en meisjes in woonden waren meestal comfortabeler dan woningen waar alleen mannen in woonden.
 
De hoogste verdieping van de [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen/Noord-Franse kastelen en donjons#Verticale indeling van de paleisdonjons|paleisdonjon]] kreeg meer licht en was waarschijnlijk ook beter verwarmd dan de lager gelegen vertrekken. In de loop van de twaalfde eeuw kwam er wat meer comfort in de paleisdonjons. Al in de late elfde eeuw kwamen er [[w:latrine|latrines]] en betere stookplaatsen. Tegen 1200 kwamen er zelfs waterleidingen op de verdiepingen en werden de muurversieringen eleganter.
 
Men droeg fraaie kleren en sieraden, de zalen waren verlicht door vele kaarsen en mooi versierd met schilden en [[w:zijde (textiel)|zijden]] doeken aan de muren. In de slaapkamer (camera) stond kostbaar servies van goud en zilver en in andere vertrekken werd muziek gemaakt. Het was dus lang niet alles kommer en kwel.
Regel 29:
|}
 
De ridders verveelden zich regelmatig en de kasteelheer moest die verveling zien te verdrijven want die kon tot onderlinge agressie leiden. Hij ging zo veel mogelijk met hen op [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Jacht|jacht]] of naar een oorlog<ref>Er waren bijvoorbeeld aanvallen van de [[w:Saracenen|Saracenen]] die [[w:Narbonne|Narbonne]] belegeren vlak voor 1200.</ref> of een [[w:riddertoernooi|toernooi]]. Hij zorgde ervoor dat er vrouwen voor hen waren, dat ze voldoende kleding kregen (extra mooie voor de feesten), dat ze eens per jaar bontjassen kregen en het lekkerste eten. Hij moest de altijd sluimerende onrust in de hand houden door veel geschenken en vriendelijkheden uit te delen. Vrijgevigheid was verplicht, daar hing zijn macht van af. Rond 1180 was er een economische opleving in heel Noord-Frankrijk. De aristocratie smeet met geld en veel aristocraten dreigden ten onder te gaan aan hun eigen 'vrijgevigheid'.
 
De hele huishouding kon tientallen en soms wel 200 mensen omvatten. Er broeide altijd onrust. De mannen, vooral de ridders, konden met elkaar slaags raken. De jongeren werden onderdrukt door de ouderen en waren jaloers op hen. De vriendschappen moesten doorlopend worden hersteld. De ridders organiseerden zich in partijen die met elkaar streden om de gunst van de heer en de vrouwe. Er was altijd ruzie en rumoer.
Regel 37:
1) De grootste onruststokers werden buiten gegooid. Ze werden bijvoorbeeld op [[w:kruistocht|kruistocht]] gestuurd<ref>Een probaat middel want de kerk waardeerde dit zeer en de onruststoker werd zelden teruggezien.</ref> of (als zwerfridder) op een door de heer betaalde rondreis. De oudste zoon van de heer en de nieuwe ridders werden, nadat ze tot ridder waren geslagen, voor een of twee jaar in een ander kasteel geplaatst voor een opleiding tot ze hun overtollige energie een beetje kwijt waren. Maar het eigen huis kreeg daarvoor in de plaats dan weer de onruststokers van dat andere huis.
 
2) Juridische bevoegdheden. De heer kon in geval van twist (na overleg met zijn raad) in de zaal een uitspraak doen. In de zaal werden de grieven uitgesproken en de argumenten aangehoord zoals in de [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen/Klooster#Rechtspraak|kapittelzaal]] in de kloosters en er werden beloningen en straffen uitgedeeld. Soms kwam het tot een [[w:Tweegevecht|duel]] tussen twee ridders: een georganiseerde vechtpartij die als uitlaatklep diende voor de onvrede. Dit duel werd gezien als een [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Recht en belasting#Godsoordeel|Godsoordeel]]: God zou degene helpen die in zijn recht stond.
 
3) De [[w:hoofse liefde|hoofse liefde]] ontwikkelde zich halverwege de twaalfde eeuw. De heer hield bewust zijn echtgenote als een soort worst voor aan de ongetrouwde ridders en huishoudfunctionarissen als inzet van een wedstrijd met zeer ingewikkelde en verfijnde regels. Dat dwong hen om hun aandriften in toom te houden.
 
Deze drie middelen werkten niet altijd, er werd wel eens een moord gepleegd in het kasteel. In de feodale tijd van de dertiende eeuw vond men dat elke man zijn prijs had. Deze prijs was het [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Recht en belasting#Moord|weergeld]] dat betaald moest worden als hij vermoord werd. Daarmee kon je bepalen wat iemands plaats was in de hiërarchie. Dat was nog precies hetzelfde zoals de Franken er in de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen over dachten.
 
==Vrouwen==
De meeste mannen vonden dat de vrouwen de ruzies in het kasteel veroorzaakten, want zij waren listig en gevaarlijk. Zij betoverden de mannen en zaaiden tweedracht. Als er iemand zomaar opeens ziek werd of stierf, dan dacht men dat het aan de kuiperijen van de vrouwen lag. En in de eerste plaats wezen dan de vingers naar de kasteelvrouwe.
 
Over de vrouwen in ondergeschikte posities maakte niemand zich zorgen want zij werden door de vrouwe (de gravin of de koningin) stevig onder de duim gehouden. Maar om de dames van hoge geboorte maakte men zich zorgen. De mannen vonden dat vrouwen nu eenmaal zwakker waren en eerder tot zonde geneigd. De heer des huizes bewaakte de vrouwen dan ook streng: zijn eigen vrouw, zijn dochters, zussen, de vrouwen en dochters van zijn overleden broers, neven of vazallen. Hij kon ze straffen en zonodigzo nodig laten terechtstellen.
 
===Vrouwenvertrekken===
Regel 52:
 
===Vrouwenbezigheden===
De vrouwen moesten bezig gehouden worden want 'niets doen' was heel gevaarlijk voor deze zwakke wezens. Ze moesten bidden en handwerken, spinnen en borduren terwijl de mannen oorlog voerden of op jacht gingen. Maar tijdens hun bezigheden fantaseerden de mannen over het kwade waar de vrouwen tijdens hun afwezigheid vast en zeker mee bezig waren. Ze zouden wel tot homoseksualiteit vervallen als ze onder elkaar waren, temeer daar ze met meerderen in een bed sliepen. Ze hadden onderlinge geheimen waar de mannen niets van wisten. Die geheimen kregen de vrouwen te horen van oude vrouwen die in de dorpen les gaven in [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Magie|magie]] (tot in de dertiende eeuw en nog wel later<ref>Keith Thomas, Religion and the decline of magic.</ref>). Ze waren bezig met toverkunsten en met [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Magie#Liefdesdrankjes en doodsdrankjes|liefdesdrankjes en doodsdrankjes]] die ziekte of gezondheid brachten, begeerte prikkelden of doofden. Dit alles (en ook de ziekenverzorging en het afleggen van de doden) onttrok zich aan de controle van de mannen.
 
==Buitenechtelijke seksualiteit==
In de schaduw van de boomgaard, in de kelders, 's nachts in de hoeken en gaten van het huis (er brandden hier geen zwakke lampjes zoals in de [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen/Klooster#Slapen|kloosterslaapzalen]]) waren er mannen en vrouwen die elkaar omhelsden, zo vertelden de romanschrijvers. Volgens hen wemelde het in de kastelen van de willige en uitdagende vrouwen die zelfs het initiatief namen. Meestal waren het dienaressen die voor de mannen als tussendoortje golden, maar ook wel eens familieleden: schoonmoeders, schoonzusters, tantes, dus ook [[w:incest|incest]] kwam vermoedelijk vaak voor. [[w:Buitenechtelijk kind|Bastaarddochters]] (van vaders en ooms uit het college van [[w:kanunnik|kanunnikenen]]) waren zeer actief op zoek naar een man en zij werden doorgaans de moeders van de toekomstige [[w:concubine|concubines]].
 
Rondom het koninklijke of grafelijke echtpaar waren er heel veel ongetrouwde mannen en vrouwen en dat leidde onvermijdelijk tot [[w:promiscuïteit|promiscuïteit]]. De heer bood, volgens de romanschrijvers, zijn wettige dochters geregeld aan de ridders aan. En volgens de [[w:Hagiografie|heiligenbiografieën]] werden de mannen vaak uit hun onschuldige slaap gehaald door onverzadigbare vrouwen.
Regel 63:
Men probeerde overspel te voorkomen door de vrouwen doorlopend in de gaten te houden en door ze in het vrouwenvertrek op te sluiten. Als een vrouw echt naar buiten moest (voor officiële plechtigheden, of voor een bezoek aan de kerk) dan werd ze begeleid door mannen. Als ze op reis ging, dan ging het hele huishouden met haar mee om haar op het rechte pad te houden. Zelfs als ze op [[w:bedevaart|pelgrimstocht]] ging, dan moest ze de hele weg in haar draagstoel blijven zitten die met gordijnen van de buitenwereld afgesloten was. Maar een enkele keer wist een vrouw te ontsnappen aan haar voortdurende gevangenschap. Ze liet zich daartoe wel eens [[w:schaking|schaken]].
 
Als er overspel was gepleegd werd deze schande meestal zo veel mogelijk voor de buitenwereld verborgen gehouden, maar soms kwam de echtbreuk van de vrouwe de heer goed van pas. Als ze hem bijvoorbeeld geen zonen gaf of als hij genoeg van haar had. De [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Gezin#1. Vrouwen verstoten|'''Karolingische echtscheiding''']] was al rond 850 door de kerk verboden, dus moest de adellijke heer naar sluwere methodes zoeken om zich van zijn vrouw te ontdoen. Dezelfde methode werd overigens toegepast als een zus van de heer haar deel van de erfenis wilde opeisen. Dan maakte de heer de tekortkomingen van de vrouw in kwestie met luide stem openbaar en liet hij zien hoeveel pijn zij hem gedaan had. Dan kon hij het huisgerecht bijeen roepen dat door hemzelf werd voorgezeten en haar op wettige wijze straffen en het huis uitjagen. Hij kon haar zelfs levend verbranden.
 
Overigens waren er ook wel dames die hun man vergiftigden als zij hem niet meer konden verdragen.
Regel 88:
 
==Doden==
De doden vormden een gevaar want ze keerden vaak 's nachts terug<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Graf|Dit Germaanse geloof van vóór de kerstening bestond dus nog steeds.]]</ref> naar het kasteel om van alles te eisen. De doden moesten 'binnen het hiernamaals' gehouden worden. Als de familie erg rijk was, liet ze de doden ter aarde bestellen in een dure familiegraftombe bij de abdij<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Graf#Publieke dood|Hoewel de Mausolea rond 750 zouden zijn afgeschaft?]]</ref>. Aan het einde van het jaar werden de overledenen herdacht, maar ook hun verjaardagen werden gevierd. Dan hield de familie rond hun graf een banket<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Graf#Terugkerende geesten|Ook de Germanen hielden banketten rond het graf]].</ref> om de dode te vriend te houden zodat hij niet zou gaan rondspoken.
 
De gewonere mensen werden in het [[w:atrium (bouwkunde)#Oud-christelijk atrium|atrium]] van de kerk begraven en de armen op het kerkhof rond de kerk.
Regel 97:
2) Dan trok hij zich terug in zijn kamer in een kleine kring mensen. Vaak trad hij toe tot een broederschap na een flinke som geld aan het klooster geschonken te hebben om zeker te zijn van een plaats in de hemel. Hij stond zijn persoonlijke bezittingen af aan zijn familie en ridders: geld, kleding, sieraden en relikwieën. Hij loste zijn schulden af, hij smeekte degenen die hij had gekrenkt om vergiffenis en biechtte zijn zonden op aan de kapelaan. <br>
3) Daarna nam hij afscheid van zijn vrouw en zijn ridders. Hij legde zich in Gods hand. Tijdens zijn doodstrijd was hij niet alleen: er werd dag en nacht bij hem gewaakt. Pas zijn dood vormde het eerste moment in zijn leven dat hij alleen was.<br>
4) De dode werd in een stoet naar de begraafplaats gebracht. De hele familie liep mee en iedereen had zijn plaats al naar gelang zijn rang. Er werden gulle gaven onder de armen uitgedeeld. De vrouwen uitten hun rouw door te huilen, zich de kleren van het lijf te scheuren en hun gezicht open te krabben<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Graf#Publieke dood|Zoals de Germanen altijd al gerouwd hadden]]</ref>. Na de teraardebestelling werd een groot feestmaal gehouden.
 
==Noten==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.