Sociale geschiedenis van de late middeleeuwen/Erven, parken, tuinen en kastelen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Vangelis (overleg | bijdragen)
QZandenBot (overleg | bijdragen)
k M -> m met AWB
Regel 1:
{{Sociale geschiedenis van de late Middeleeuwenmiddeleeuwen}}
 
<big>'''3. Erven, parken, tuinen en kastelen'''</big>
 
==Erven: privé en publiek==
De meeste landbouwgebieden werden in de late Middeleeuwenmiddeleeuwen afgebakend, net als in de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Eigendom en omheining|Omheiningen]]</ref>. Men gebruikte daarvoor: grensstenen (die echter gemakkelijk verplaatst konden worden), staken, palen, bomen, een muur, beek, weg, rotsblok of een bron.
 
Op zekere momenten in het jaar (bijvoorbeeld na de oogst) verviel voor een tijd het particuliere eigendomsrecht op weilanden, akkerland en bossen. Zij werden dan 'meentgronden' die door alle boeren met weiderecht (of met het recht om hout te sprokkelen) gebruikt mochten worden. Zo gauw de grond weer onder particulier bezit viel (omdat er bijvoorbeeld gezaaid werd), werden er weer staken omheen in de grond gestoken.
Regel 13:
 
{{wrapper|links}}
| [[FileBestand:Orto-medievale.JPG|thumb|200px|left|Middeleeuwse tuin in [[w:Perugia (stad)|Perugia]]]]
|-
| [[FileBestand:Abel Grimmer 001.jpg|thumb|200px|left|Abel Grimmer, 1607]]
|-
| [[FileBestand:CLUNY-Tenture Inflexibilité 1.JPG|thumb|200px|left|Wandtapijt, Musée de moyen age, Paris, L'Inflexibilité du roi, Zuidelijke Nederlanden, rond 1520]]
|}
 
Particulier eigendom vonden de middeleeuwers heel belangrijk. Bepaalde percelen werden omheind of zelfs ommuurd, zo blijkt uit [[w:Miniatuur (handschrift)|miniaturen]], uit in perspectief getekende plattegronden, uit reisverslagen en uit gerechtelijke akten van die tijd. Deze terreinen heetten 'eigen terreinen' ('defense') en waren verboden voor onbevoegden. De eigenaar van dergelijke gronden borg binnen die omheining zijn voorraden, roerende goederen, landbouwwerktuigen en zijn veestapel op<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Eigendom en omheining#Vrijplaats|Vrijplaats.]]</ref>: dat alles was daar onder normale omstandigheden veilig. Door die omheining beschermde hij zichzelf en zijn gezin tegen de blikken van vreemdelingen, tegen buren, rondzwervende huisdieren en vee en tegen wilde beesten die op het einde van de 15de eeuw weer in grote getalen verschenen. En door hun koeien binnen omheind terrein te laten grazen, hoefden de boeren er geen toezicht op te houden, want ze konden niet bij de buren de oogst gaan vertrappen of opvreten.
 
Vlak voor de oogst werden veel akkers omgeven met (tijdelijke) omheiningen om ze tegen al dit soort zaken te beschermen. De [[w:fr:messier|messiers]] hielden de wacht, soms dag en nacht.
Regel 28:
In [[w:Bretagne (regio)|Bretagne]] betekende het woord 'parc' een groot complex van landgoederen. Landgoederen en leenroerigheden waren meestal door wegen van elkaar gescheiden. Ze bevatten allemaal erven, akkers, weilanden, heidevelden en bossen, vaak ook nog een boomgaard en een jachtgebied. En al deze gebieden waren op zich ook weer omheind: door sloten, heggen, een houten of zelfs een stenen omheining.
 
[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Koning, vazal, ridder, volk#Vazallen|Graven]], [[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwenmiddeleeuwen/Koning, vazal, ridder, volk#Ridders|ridders]], [[w:bisschop|bisschoppen]] en [[w:abt (abdij)|abten]] bestemden vaak stukken van hun landgoederen zoals: bossen, jachtgebieden of [[w:lusthof|lusthoven]] tot speciale gebieden waar men plezier aan wilde beleven. Tevens verhoogde een dergelijk bezit het aanzien van de bezitters.
Zij stelden boswachters en houtvesters aan die indringers moesten verwijderen en ervoor moesten zorgen dat de gebieden voldoende opleverden.
 
==Lusthoven==
Elk adellijk verblijf had zijn lusthof (jardin de plaisance) een liefelijk paradijs, waar de tijd stil kon staan. Hier vond men rust en vrolijkheid, hier kon men zingen, spelen, kletsen en grappenmaken. Hier kon men ook genieten van [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen/Leven in de Noord-Franse kastelen#Hoofse liefde en romans|openlijke of geheime liefdes]].
 
Deze lusthoven waren goed ommuurd met een hoge muur die zelfs wel eens van [[w:kanteel|kantelen]] was voorzien (bataillé). Soms lagen er ook nog grachten omheen.
Regel 40:
Vaak was er ook nog een jachtgebied met wild: zwijnen, [[w:damhert|damherten]], herten, hazen, konijnen, wilde geitenlammeren en vijvers met vissen erin. Er stonden [[w:paviljoen|paviljoens]] om tijdens de jacht in uit te rusten.
 
Ieder kasteel in de late Middeleeuwenmiddeleeuwen was het aan zijn stand verplicht om te kunnen pronken met een lusthof. Kosten noch moeite werden gespaard. Zo'n hof kon een omtrek hebben van 3 km. De koninklijke parken waren natuurlijk nog groter en mooier, zoals bijvoorbeeld dat van [[w:Karel VI van Frankrijk|Karel VI]] (1368-1422). Honderd jaar later deed [[w:Lodewijk XII van Frankrijk|Lodewijk XII]] (1462-1515) daar niet voor onder.
 
Ook de vrouwenkloosters hadden lusthoven die symbool stonden voor de maagdelijkheid van Maria.
Regel 46:
==Kastelen'''</big>==
 
''Zie ook:'' [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen/Noord-Franse kastelen en donjons|Kastelen en donjons in de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen.]]
 
Kastelen lagen meestal op het platteland en werden voornamelijk bewoond door een [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen/Feodalisme en adel#Koning|koning]] of een [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwenmiddeleeuwen/Feodalisme en adel#Vazallen|graaf]].
*Er was een tuin, soms met een fontijn.
*Een 'grote binnenplaats' (grand cour), goed en mooi geplaveid, die wel eens 1000 m² groot kon zijn en waar de edelen hun privéleven leidden en zich vermaakten.
Regel 54:
*Een kapel die iedereen verplicht was te bezoeken.
 
Het kasteel was, net als veel [[Sociale geschiedenis van de late Middeleeuwenmiddeleeuwen/Huizen in de stad#Paleizen|paleizen]] verdeeld in een gedeelte bestaande uit de privé- en ontvangstvertrekken van de heer en een ander gedeelte bestaande uit de ruimtes van de huishoudelijke diensten en de vertrekken van het personeel.
 
*De vertrekken van de heer lagen op de zonnigste hoek van het kasteel, vlak bij de fontijn, de tuin en de gaanderij. Het waren onder andere: een grote zaal, pronkkamer, slaapkamer, kleedkamer, privévertrek, studeerkamer, spreekkamer, bibliotheek, de badkamer en een speelzaal om in te [[w:kaatsen|kaatsen]], te [[w:knikker|knikkeren]], [[w:biljart|biljarten]] of ballen.
Regel 68:
De muren van het kasteel konden wel een meter dik zijn. Het dak was bedekt met [[w:leisteen|leisteen]]. Soms was het dak versierd met vergulde koperen [[w:banier|banieren]] waar de wapens van de graaf of koning op geschilderd waren.
 
Het bouwen van een kasteel was een uitermate kostbare zaak. Metselaars, timmerlieden, stucadoors, dakbedekkers, loodgieters en grondwerkers moesten betaald worden en verder natuurlijk ook nog de grond en het materiaal. Als het huis af was, moest er nog voor meubilair, hang-en sluitwerk, beglazing en versiering worden betaald. De bouw van een kasteel kon gemakkelijk 100x duurder zijn dan die van een [[Sociale geschiedenis van de late Middeleeuwenmiddeleeuwen/Boerderijen#Stadse huizen op het platteland|grote pastorie op het platteland]].
 
==Noten==
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.