Maatschappijleer/Burgerschap in het onderwijs: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Pbuddenberg (overleg | bijdragen)
Regel 25:
= Wat voor burgers willen we? =
 
Toekomstige burgers moeten in staat om een gezonde (gebalanceerde) relatie op te bouwen met zichzelf en de omgeving. Daarvoor is natuurlijk kennis nodig. Maar kennis is niet neutraal dus zal er men ook voldoende tegenwoordigheid van geest moeten hebben om een actuele vraagstukken naar waarde te schatten, verbanden te leggen en verworven meningen en onderbouwen en bij te stellen. Dit vereist vooral vaardigheden en bepaalde attitudes.
Toekomstige burgers moeten in staat zijn
In een samenleving waarin de overheersende rol van de staat, geloof, tradities en gevestigde denkbeelden over wat goed en slecht is steeds meer terrein verliezen en plaats maken voor burgerrechten en individuele vrijheid, komt meer verantwoordelijkheid bij de burger zelf te liggen. Of de burger deze verantwoordelijkheid aan kan, hangt vooral af van de mate waarin deze bij zichzelf kan blijven zonder te verstarren of vervreemden en de omgeving tegemoet kan treden zonder zichzelf te verliezen of onverschillig te worden.
Kennis is niet neutraal.
 
Hier en nu.
De rol van onderwijs zal er uit moeten bestaan dat mensen help het vermogen te oefenen om zich (steeds opnieuw) in het hier en nu met zichzelf en de wereld te verbinden. Hierbij gaat naast kennis van zaken ook om het eigen maken van communicatieve en sociale vaardigheden, een een onderzoekende en onbevangen houding, discipline en doorzettingsvermogen. Dit laatste is het resultaat van een zekere mate van verdieping, herhaling en ervaring.
Balans.
 
[[File:Hammer-1.jpg|thumb]]
 
Goed onderwijs is daarom verbindend onderwijs. Het met de hand bewerken (zagen, borden, vijlen, schuren en polijsten) van een ruw stuk ijzer zodat uiteindelijk een regelmatige hamerkop ontstaat en het vervaardigen van een houten steel die netjes in de kop past en ook goed blijft zitten, kan een tijdrovende, vermoeiende en eentonige exercitie zijn. Tegelijkertijd wordt op deze manier van alles geleerd: motorische vaardigheden, materiaaleigenschappen, de relatie tussen vorm en functie, inschattingsvermogen, doorzettingsvermogen, taakgerichtheid, overleggen, plannen, etc. Belangrijker nog is dat in dit voorbeeld niet alleen het denken maar vooral ook het gevoel en de (werk)houding worden aangesproken.
 
In de maatschappijvakken is het vaak nodig om te conceptualiseren. Maar daarbij mogen we de 'menselijke maat' niet uit het oog verliezen. Omgaan met anderen is misschien wel het lastigste wat er bestaat en er wordt in het samenleven van alledag een groot beroep gedaan op menselijke vermogens die vaak juist niet te beredeneren of rationaliseren vallen maar het resultaat zijn van langdurige inspanning en oefening.
Het is daarom van belang dat leerlingen zich ook (en misschien wel vooral) in de maatschappijvakken voor een langere periode met een onderwerp bezig houden waardoor ze zich op meerdere lagen met dit onderwerp kunnen verbinden. Juist in een tijd waarin de nadruk wordt gelegd op specifieke kennis en er een overvloed van informatie is waardoor de samenhang, het grote verhaal, spiritualiteit en gedeelde verantwoordelijkheid op de achtergrond dreigen te raken, zullen we mensen moeten tonen dat oefening nog steeds kunst baart.
 
= Bronnen =
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.