Discrete Kansrekening/Basisbegrippen/Intuïtief kansbegrip: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Lintfouten: Onjuist opgegeven opties mediabestand |
|||
Regel 28:
We doen het volgende experiment. We voeren achtereenvolgens 1000 worpen met een munt uit en noteren voor elke <math>n=1,2,3,\ldots, 1000</math> de waarde van <math>\mathrm{fq}(A)</math>, waarbij <math>A</math> de gebeurtenis "kruis komt boven" is. In figuur 1.2.1 staat de grafiek van <math>\mathrm{fq}</math> getekend voor de eerste 35 worpen en in figuur 1.2.2 voor alle 1000 worpen.
:[[Afbeelding:NYW-DKfreqq35.png|400px|left|thumb
:[[Afbeelding:NYW-DKfreqq1000.png|400px|left|thumb
{{Clearboth}}
Uit figuur 1.2.1. zien we dat de uitkomsten van de eerste 35 worpen waren: KMKMM KKKMK MMKKM KMMMM KKKKK MKMKK KMKKK. Ook zien we dat de frequentiequotiënten in het begin (als <math>n</math> nog klein is) vrij sterke schommelingen vertonen; echter als <math>n</math> eenmaal vrij groot is, vertoont <math>\mathrm{fq}(A)</math> niet veel variatie meer, zoals we kunnen zien in figuur 1.2.2. Het lijkt veeleer alsof <math>\mathrm{fq}(A)</math> met toenemende <math>n</math> tot een limietgetal nadert.
|