Sociale geschiedenis van de late middeleeuwen/Huizen in de stad: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 213.206.242.130 hersteld tot de versie na de laatste wijziging door Erik Baas
Label: Terugdraaiing
Lintfouten: Verouderde HTML-elementen
Regel 1:
{{Sociale geschiedenis van de late middeleeuwen}}
 
<bigspan style="font-size: large;">'''5. Huizen in de stad'''</bigspan>
 
==Kerken en kloosters==
Regel 71:
 
===Het "rijkere" ambachtshuis===
De rijkeren hadden goed gebouwde huizen die zeker na 1400 vaak van steen waren en een dak hadden dat bedekt was met leisteen of pannen waardoor ze goed beschermd waren tegen regen, kou en wind. Hun huizen hadden luiken voor de ramen en de ramen zelf waren na ~1380 bespannen met geolied papier, perkament of linnen dat licht doorliet en vanaf ~1420 waren er voor de rijken zelfs vaste of afneembare glazen vensterruiten.<ref>[[Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/In en rond het huis#Ramen en tocht|Ramen van geolied linnen en later van glas zijn in Toscana uitgevonden.]]</ref>. In deze huizen werd zowel gewoond als gewerkt. Veel van deze rijkere mensen konden er een privéleven op na houden omdat zij eigen kamers hadden die op slot konden.<ref>[[Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/Gezinsleven#Eigen kamers|Welgestelden in Toscane kregen eigen kamers.]]</ref>.
 
In het huis van een rijkere ambachtsman hadden de meeste vertrekken na 1380-1430 muurschoorstenen<ref>[[Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/In en rond het huis#Haardvuur|Schoorstenen zijn in Toscana uitgevonden.]]</ref> hoewel die zeker niet allemaal tegelijkertijd gebruikt werden.
Regel 111:
Deze leden van de grote burgerij namen zo veel mogelijk de gewoonten van de aristocraten over, hun huizen leken dan ook erg veel op die van de patriciërs en de aristocraten met maar één verschil: aan hun huizen kon je nog zien wat voor beroep de bewoners hadden. Er waren nog vertrekken in het huis waar geld werd verdiend. Er waren kantoren waar houten bureaus in stonden, overspannen met groen laken waarop de klerken de boekhouding controleerden. Soms was er zelfs een winkel in het huis.
 
De grote burgers probeerden zich een plaats tussen de adel te veroveren: het waren [[w:Nouveau riche|parvenu]]s. Hun huizen waren zeer groot en indrukwekkend, prachtig versierd, met veel wandkleden en schilderijen, ze hadden zelfs wel eens torens.<ref>[[Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Noord-Franse vestinghuizen#Vestinghuizen van de burgers in de steden 1100-1500|Sommige rijke burgers in de stad hadden versterkte huizen.]]</ref>. Ze hadden tot wel vier zalen, tientallen vertrekken, een aantal studeerkamers en een kapel. Er waren gaanderijen, tribunes en in steen gehouwen [[w:blazoen|blazoenen]].
 
===Adellijke- en patriciërshuizen===
Deze huizen werden bewoond door de edelen ([[Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Feodalisme en adel#Koning|koningen]], [[Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Feodalisme en adel#Vazallen|graven]] en [[Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Feodalisme en adel#ridders|ridders]]), door hoge geestelijken (bisschoppen en prelaten) en door de stadspatriciërs. De adel bewoonde deze huizen meestal alleen maar tijdelijk want de adel had vaak ook nog een kasteel en een buitenhuis en liet een deel van het jaar zijn herenhuis leegstaan.<ref>[[Sociale geschiedenis van de late middeleeuwen/Bevolkingsopbouw#Minder mensen per haardstede|De adel liet vaak zijn herenhuizen in de stad leegstaan.]]</ref>.
 
Deze huizen leken sterk op de herenhuizen van de grote burgerij, ze hadden alleen geen vertrekken waar geld in verdiend werd, hoewel er vaak bestuurlijke kantoren in waren.<ref>Van waaruit een stad, een streek of een bisdom bestuurd werden.</ref>. Natuurlijk waren ze vaak nòg weer groter en luxueuzer ingericht dan de herenhuizen.
 
Sommige van die huizen hadden een wapenkamer met allerhande oorlogstuig waaronder zelfs kanonnen. Ze hadden allerlei sierdieren op de binnenplaats zoals pauwen, maar beslist geen kippen of eenden, want die waren alleen maar nuttig en daarom getuigde het bezit ervan niet van een verfijnde smaak.
Regel 126:
Er wordt zelfs melding gemaakt van een aristocratisch huis met een raam waar je een hol, ijzeren hoofd doorheen kon steken, waardoor je de mensen beneden op straat kon zien en ermee kon praten zonder dat zij jou te zien kregen.
 
{{wrapperWrapper|links}}
| [[Bestand:Façade du Palais des Papes.jpg|thumb|200px|left|[[w:Pausenpaleis (Avignon)|Pauselijk paleis]] te [[w:Avignon|Avignon]], gebouwd tussen 1335-1352.]]
|-
Regel 149:
 
===Vertrekken van de vorst===
Er was al vanouds een onderscheid tussen de zaal (sala of aula) en de slaapkamer (camera).<ref>[[Sociale geschiedenis van de hoge middeleeuwen/Noord-Franse kastelen en donjons|Sala en camera in de kastelen van de hoge middeleeuwen.]]</ref>. In de late middeleeuwen veranderde de zaal van een vorst of een belangrijke graaf geleidelijk aan van een ontvangstruimte in een soort voorkamer of wachtkamer. Het zat er meestal stampvol mensen, het was er warm en benauwd en het stonk er. Mensen probeerden al duwend en stompend binnen te komen terwijl de reeds aanwezigen hen buiten probeerden te houden. De poortwachter sloeg intussen de aanwezigen met zijn roede op het hoofd. Iedereen wachtte erop dat de ontvangstzaal van de vorst werd geopend.
*de zaal was dus in tweeën verdeeld: een deel (de benedenzaal) diende als wachtkamer voor het gemene volk en een tweede deel (de bovenzaal) als ontvangstzaal (reception).
*De slaapkamer werd ook in tweeën gedeeld: een deel werd de eigenlijke slaapkamer en het tweede deel werd de pronk- sier- of staatsiekamer, rijk behangen met mooie wandkleden, goed verwarmd door een mooi vuur en er stond een mooi gedekte tafel met een mooi servies en een mooie maaltijd erop. Daar stond ook het praalbed (waar niemand in sliep). Hoewel deze kamer openbaar was, moest je tot de intieme vriendenkring van de vorst horen om er te mogen komen. Hier pronkte de vorst met zijn rijkdommen. Aan het einde van de middeleeuwen pronkte en praalde men graag om te laten zien hoe rijk en hoe machtig men was. Men bezat staatsiepaarden, staatsiedegens, sierlakens en sierbuffetten.
Regel 157:
De kleedkamer van de vorst was daar vlakbij evenals zijn studeervertrek, zijn privékantoor, de huiskapel en het "stilletje" met w.c. en vaak ook met een badkuip, een kachel en een ketel.
 
In zijn privévertrekken kon de vorst zich vermaken met gezelschapsspelletjes, luisterde hij naar muziek, keek naar toneelstukjes en hier kon hij zich afzonderen om bijvoorbeeld brieven te schrijven. Bij de rijken waren de privéruimtes voor de man en zijn vrouw samen bestemd, maar bij de heel hoge aristocratie hadden de man en de vrouw ieder hun eigen vertrekken.<ref>[[Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/Gezinsleven#Eigen kamers|Eigen kamers in Toscane.]]</ref>.
 
===De kapel===
Regel 167:
 
===Verwarming===
Op het einde van de dag werden in de huizen de vuren gedoofd (vanwege het brandgevaar), de deuren gesloten en de sleutels opgeborgen of aan een vertrouwenspersoon gegeven. Niemand mocht zonder toestemming van de heer des huizes het huis betreden of verlaten.<ref>[[Sociale geschiedenis van Toscane (1300-1500)/In en rond het huis#Buitendeur|Ook in Toscane werd 's nachts het huis afgesloten.]]</ref>.
 
In de keuken werd op een vuur gekookt dus die was overdag meestal wel verwarmd. De slaapkamers en de kamer van de meester konden desgewenst verwarmd worden. De zaal kon wel verwarmd worden, maar dat gebeurde alleen als daar ontvangsten waren of als er een banket gegeven werd.
Regel 178:
 
==Noten==
{{referencesReferences|95%}}
{{subSub}}
 
{{sub}}
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.