Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Recht en belasting: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Lintfouten: Verouderde HTML-elementen
Regel 1:
{{Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen}}
 
<bigspan style="font-size: large;">'''3. Recht en belasting'''</bigspan>
 
==Publiek domein==
Regel 18:
De Germanen<ref>[[w:Visigoten|Visigoten]], [[w:Bourgondiërs|Bourgondiërs]] en [[w:Franken (volk)|Franken]] ([[w:Salische Franken|Salische Franken]] en [[w:Ripuarische Franken|Ripuarische Franken]]) enzovoort</ref> kenden (op enkele [[w:runen|runen]] voor religieus gebruik na) nauwelijks het schrift. De Germaanse rechters moesten het recht van buiten leren. Deze rechtspraak was echter onvoorspelbaar en subjectief, want alleen de rechters kenden het recht: niemand kon het nalezen. Verder hadden alle stammen hun eigen recht. Bij de Romeinen was overal hetzelfde recht geldig geweest en dat recht was opgeschreven. De Germanen begonnen hun recht in de late vijfde eeuw en vroege zesde eeuw weliswaar op schrift te stellen maar de rechters leerden het nog steeds uit hun hoofd. Dit recht bleef toegepast tot in de tiende eeuw en op sommige plaatsen nog later.
 
In het laat-Romeinse rijk was de staat belangrijk geweest. Er was een rechtssysteem met [[w:strafrecht|strafrecht]] en een [[w:openbaar aanklager|openbare aanklager]]. In de vroege Middeleeuwen zou echter het belang van de staat verminderen en het belang van de privé-persoon veel groter worden.<ref>Zoals ook de betekenis van de stad verminderde ten opzichte van de betekenis van het platteland.</ref>. Zowel in de [[w:Merovingen|Merovingische]] als in de [[w:Karolingen|Karolingische]] tijd waren er veel [[w:Burgerlijk recht|privaatrechterlijke]] en weinig [[w:publiekrecht|publiekrechterlijke]] bepalingen. Bij de Romeinen was dat juist omgekeerd geweest. De diefstal van een hond of het breken van iemands vinger waren voor de Frankische rechter net zo belangrijk als voor de Romeinse rechter de fiscale verantwoordelijkheden van stedelijke functionarissen waren geweest. Alleen de [[w:Gallo-Romeinse Rijk|Gallo-Romeinen]] en de christelijke geestelijkheid bleven (deels) vasthouden aan het Romeinse recht.
 
De Germaanse rechters moesten oordelen over: grensgeschillen, aanklachten tegen malafide kooplieden en conflicten over erfenissen, meestal tussen machtige, adellijke families. Verder waren er veel geschillen over diefstal van roerend goed.<ref>De Germanen (behalve de Visigoten) hadden weinig ervaring met onroerend goed of grondeigendom.</ref>. 'Bezit' betekende voor de Germanen het angstvallig bewaren van kostbare of onmisbare voorwerpen: juwelen, gereedschap, voedsel of huisdieren. Een slaaf die (in de zesde eeuw) een pot honing stal kon daarvoor opgehangen worden. Rond 800 werd in [[w:Gallia Narbonensis|Narbonnaise]] diefstal nog bestraft met de doodstraf, terwijl moord bijna altijd bestraft werd met een geldboete.
 
===Diefstal===
Regel 54:
 
===Overspel, verkrachting en castratie===
Overspelige vrouwen konden levend verbrand worden of gewurgd (en daarna in een moeras gegooid). Het Salische recht kende zware straffen voor [[w:aanranding|aanranding]] en [[w:castratie|castratie]]. Men castreerde mannen zowel als wettige straf (als ze een vrouw hadden verkracht) als uit onderlinge wraakneming.<ref>Voor de [[w:Franken (volk)|Franken]] stond castratie gelijk aan de dood.</ref>.
 
==Foltering==
Regel 61:
==Godsoordeel==
In de Karolingische periode werd het van oorsprong heidense systeem van de [[w:Godsoordeel|Godsoordelen]] weer ingevoerd.
*Vuurproef. Het bekendste Godsoordeel was de vuurproef: de verdachte van een misdrijf moest blootsvoets over negen witgloeiende ploegscharen lopen. Als hij onschuldig was, zou God hem beschermen tegen verbranding en waren zijn voetzolen na drie dagen zo rose als pruimen. Maar God zou een schuldige niet helpen en dat zou meteen te zien zijn aan de verbrandingen. De vuurproef bleef tot in de twaalfde eeuw in de christelijke wereld in gebruik, ondanks verzet van sommige bisschoppen.<ref>Het was vrijwel onmogelijk om voor deze proef te slagen. Er waren echter ook Godsoordelen waarbij het moeilijk was om ervoor te "zakken". In een samenleving waarbij iedereen in deze proeven geloofde, "werkten" ze ook vaak en hadden ze een preventieve werking. Veel schuldigen bekenden reeds uit angst, nog voordat ze de proef deden. Als een onschuldige voor de proef "zakte", kon hij alleen maar denken dat hij dus schuldig was, want de gedachte dat God niet zou bestaan, kwam niet bij hem op. Bron: Keith Thomas, Religion and the decline of magic</ref>.
*Waterproef. Als men een vrouw ervan verdacht dat zij overspel had gepleegd maar men kon dit niet bewijzen, dan werd zij onderworpen aan een zware vorm van de waterproef. Zij werd met een steen om haar nek in de rivier gegooid en als zij zonk (en verdronk) dan was zij schuldig geweest. In een afgezwakte vorm (zonder steen)<ref>De beschuldigde werd met gebonden handen en voeten in een bassin met water gegooid en als ze bleef drijven, was het een heks en werd ze gemarteld of meteen geëxecuteerd. Als ze zonk was ze onschuldig. Ze werd dan met een touw naar boven getrokken en mocht naar huis. De waterproef werd in 1593 in Holland verboden en in 1595 in Brabant. Al in de Malleus (1486) was afgerekend met de vuurproef. Bron: Dresen-Coenders, Het verbond van heks en duivel, </ref> is dit Godsoordeel tot in de late zestiende eeuw toegepast.
 
==Meineed==
Het gegeven woord werd niet gerespecteerd in een gewelddadige wereld die door jeugdige mannen werd geregeerd. Waarheid werd gezien als een waanidee van oude mannetjes.<ref>[[Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwen/Koning, vazal, ridder, volk#Meineed|Meineed]]</ref>. Valse getuigenissen en [[w:Meineed|meineden]] waren aan de orde van de dag, ook tijdens processen. De Kerk was hier dermate ontzet over dat in alle Middeleeuwse [[w:Boeteboek|boeteboeken]]<ref>De boeteboeken waren de handboeken voor de biechtvaders. Zij waren gebaseerd op de angst om door te zondigen in de hel te komen.</ref> vooral dat van [[w:Columbanus|Columbanus]] de meineed werd afgekeurd. Een meineed begaan uit vrije wil diende bestraft te worden met een verder leven in een klooster. Een meineed begaan uit angst voor weerwraak diende bestraft te worden met 7 jaar boetedoening waarvan 3 jaar op water en brood en 4 jaar als ongewapende balling. Vooral het ongewapend moeten leven was in die gewelddadige tijd een groot risico.
 
==Asiel==
Regel 89:
De koningen probeerden, behalve dit systeem van giften, ook directe belastingen te heffen. De Franken zelf waren aanvankelijk door de Merovingische koningen vrijgesteld, want zij hadden in dienst van de koning reeds met hun bloed betaald. Maar de overwonnen Gallo-Romeinen moesten betalen.
 
In de Karolingische tijd werden afhankelijke boeren en slaven gedwongen tot de afdracht van een soort belasting aan de koning privé. De boeren moesten bijvoorbeeld [[w:vlas|vlas]] en [[w:wol|wol]] afdragen. Die afdrachten kwamen onder de hoede van de echtgenote van de koning: een vrouw.<ref>Een vrouw bleef altijd minderjarig en de enkele keer dat zij het huis mocht verlaten, moest zij gesluierd zijn.</ref>.
 
Later probeerden de Karolingische koningen over al hun onderdanen een hoofdelijke- en een grondbelasting te heffen. Maar dat gevecht verliep niet zonder slag of stoot en uiteindelijk verloren ze het. Deze directe belastingen werden feitelijk geprivatiseerd, want ze kwamen alleen de koning als privé-persoon ten goede. 'Frank' betekende echter 'vrij', dus ook vrijgesteld van belasting, dus wie deze wèl betaalde zou niet vrij zijn. Het verschuldigde bedrag werd daarom vaak betaald in de vorm van de een of andere dienst. En zo verwaterde de belasting. In Frankrijk werd hij pas aan het einde van de [[w:Honderdjarige Oorlog|honderdjarige oorlog]] weer ingevoerd.
Regel 96:
 
==Noten==
{{referencesReferences|95%}}
 
{{subSub}}
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.