Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Leven in de absolute monarchie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
ISBN in sjabloon |
Lintfouten: Verouderde HTML-elementen |
||
Regel 1:
{{Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795}}
<
==Inleiding==
{{
| [[Bestand:Prise de la Bastille.jpg|thumb|left|200px|[[w:fr:Jean-Pierre Houël|Jean-Pierre Houël]], [[w:Bestorming van de Bastille|Bestorming van de Bastille]], 1789]]
|-
| [[Bestand:Jacques_Bertaux_-_Prise_du_palais_des_Tuileries_-_1793.jpg|thumb|left|200px|[[w:fr:Jean Duplessis-Bertaux|Jacques Bertaux]], Bestorming van het [[w:Tuilerieënpaleis|Tuilerieënpaleis]]]]
|}
De [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwen/Feodalisme en adel#Feodalisme|feodalisering]] van Europa begon feitelijk al in de vijfde eeuw, maar het hoogtepunt ervan lag rond 1100, toen er zeer veel feodale heren waren.
1) Zij bestreden elkaar op leven en dood.
2) Zij maakten het volk tot hun lijfeigenen.
3) Zij beroofden de handelaren en legden daardoor de handel stil.
Rond 1100 keerde de kerk het tij door de [[Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwen/Kerk#Godsvrede|Godsvrede]] aan de adellijke heren op te leggen. Als de heren de Godsvrede afwezen, kon de kerk hen als afvalligen aanmerken en dan hoefde hun volk hen niet meer te erkennen. Daarna werd het centrale gezag van de vorsten geleidelijk aan steeds sterker. Hoewel het feodalisme rond 1550 wel grotendeels voorbij was, bleven op het platteland sommige heren zich nog lang als feodale heersers gedragen.
Regel 31:
==Het volk==
{{
| [[File:Louis Le Nain- Happy Family- 1642- Louvre.jpg|thumb|left|200px|[[w:Frères Le Nain|Louis Le Nain]], Gelukkige familie, 1642]]
|-
| [[File:Bartolomé Esteban Murillo - The Young Beggar.JPG|thumb|left|200px|[[w:Bartolomé Murillo|Bartolomé Murillo]], Jonge bedelaar, 1645]]
|}
Arme mensen hadden werk nodig en als ze dat niet konden krijgen, moesten ze van de bedeling leven. Zowel om werk te vinden als om bedeling te krijgen, hadden ze mensen nodig die hen wilden aanbevelen. Om bij die mensen in de smaak te vallen, moesten ze een onschuldige en werkwillige indruk maken, ze moesten zich netjes kleden en hun huis schoon houden. Ze mochten niet betrapt worden op alcoholgebruik en zeker niet op seksuele betrekkingen vóór of buiten het huwelijk. Het alledaagse leven werd buiten het zicht weggemoffeld. En ze moesten vooral laten zien hoe dankbaar ze waren. Hoe armer ze waren, hoe meer ze zich aan deze regels moesten houden. Men moest ze zo min mogelijk zien of horen, ze mochten vooral niet opvallen. Als er buren op bezoek kwamen, moesten die een goed onthaal krijgen en hun nieuwsgierigheid moest tot op zekere hoogte bevredigd worden. Waarschijnlijk was dit aangepaste gedrag niet meer dan een laagje vernis.
Regel 41 ⟶ 40:
De tijden waarop de armen opstonden, naar het werk gingen, aten en weer naar bed gingen, lagen heel precies vast. Nooit konden ze ergens echt van genieten. Vrouwen mochten haast de straat niet op, ze hadden het ook veel te druk met de huishouding. De armen woonden in bouwvallige huizen of in appartementen met een lage huur. Je kon vreemde dingen meemaken in die huizen: bloed dat door het plafond sijpelde omdat in de kamer erboven een slager gevestigd was, wolken stof en kalk omdat in de ruimte erboven een opslagplaats was, een afgrijselijke stank omdat in de ruimte erboven de huiden van een leerbewerker hingen te drogen.
Arme mensen konden geld lenen bij [[w:woekeraar|woekeraars]]. Ook bezochten zij [[w:waarzeggerij|waarzeggers]] en [[w:astrologie|astrologen]] in een poging om het waarom van hun ellende enigszins te verklaren en hun lot in de toekomst te verbeteren.<ref>Religion and the decline of magic, Keith Thomas.</ref>
In die volkshuizen was het een komen en gaan van buren en bekenden. De armen lieten zelfs overdag de buitendeur openstaan. Zo kon iedereen zien dat ze niets verkeerds deden en daardoor kregen ze een goede naam. Als een vrouw zich verdacht wilde maken in de buurt, moest ze vooral haar deur gesloten houden, de gordijnen sluiten en niet meedoen aan het geroddel. Toch kon niet iedereen zomaar altijd binnenlopen. Kinderen leerden al dat je niet overal naar binnen mocht en riepen hun vriendjes vanuit het trapportaal of vanaf de straat. De buitendeur ging dicht als men at en als de nacht viel. En hoewel er geen grendel op zat, kon men dan ongestoord met elkaar praten, of zelfs schreeuwen, of lachen, of zeuren. Dan kon men zeggen wat men wilde. Binnen de volksgezinnen had men hechte onderlinge relaties, of ze nu goed waren of slecht. Dit privéleven, deze tijdelijke afsluiting accepteerde men in de volksbuurten van elkaar.
Regel 49 ⟶ 48:
Toch had de bemoeizucht van de buren ook wel nadelen. Nieuwkomers in een dorp werden nogal eens door hun buren in een kwaad daglicht gesteld. Ze werden dan niet zozeer beschuldigd van oneerlijkheid, maar wel van een lage afkomst of een twijfelachtige eerzaamheid. En dat gebeurde ook met mensen die al lang in de buurt woonden maar die in de ogen van de buurt overlast veroorzaakten. De buren gingen dan meestal eerst naar de [[w:fr:Dizainier|diezenier]] (een stadsmagistraat) of naar de parochiepastoor in de hoop deze figuur kwijt te raken. Pas als dat niet hielp, ging men naar de minder toegankelijke justitie.
Mensen konden zich dus 's nachts en tijdens het eten terugtrekken binnen de huiselijke kring, maar niet als het om morele kwesties ging. In Engeland werden bijvoorbeeld mensen die overspel hadden gepleegd (de buren zagen alles!) 's ochtends door de buurtgenoten uit hun huis gehaald en in processie met ketelmuziek naar de stadsmagistraat of de pastoor gebracht.<ref>Keith Thomas, Religion and the decline of magic.</ref>
Er werd veel geroddeld. Een goede naam was belangrijk. Er waren "[[Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Wellevendheid|wellevendheidshandboeken]]" te koop waar in stond hoe je je gedragen moest. De uiterlijke schijn moest opgehouden worden ten koste van alles, soms zelfs tot de dood erop volgde. Het is niet bekend of de armen achter hun gesloten deuren eigenlijk nog wel konden genieten van de genegenheid binnen hun gezin. Maar misschien gaf deze afmattende strijd de armsten ook wel een soort waardigheid: ze deden alles zoals het hoorde, dus niemand kon hun iets verwijten.
Omdat er in absolutistische staten als Frankrijk en de Duitse staten in de achttiende eeuw een grote behoefte was aan hoger opgeleide mensen en vooral aan bekwame en deskundige ambtenaren, bestond de mogelijkheid om zich via een opleiding op te werken, ook voor mensen uit bescheiden milieus.<ref>In de [[w:Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden|Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]] waren de mogelijkheden om zich op te werken in de achttiende eeuw juist kleiner dan in de zeventiende eeuw, want in de achttiende eeuw heersten in de Republiek de gesloten regentenoligarchieën die alle goede banen onder elkaar verdeelden.</ref>
Men keek in die tijd helemaal niet neer op al die uiterlijke schijn. Integendeel, uiterlijk gedrag was heel belangrijk. De duivel kon niet zien of dat namaak was, want hij kon niet in het innerlijk van de mens kijken. Hij zag alleen de gebaren en gezichtsuitdrukkingen en als die waren zoals het hoorde, dan zou hij denken dat die mens zo vroom was, dat hij geen kans maakte om diens ziel te winnen.
Regel 67 ⟶ 66:
Vrouwen waren bepalend voor de publieke opinie en voor het ontstaan van geruchten. Ze spraken erg veel met elkaar in de deuropening, in het washuis, op de markt, aan de pomp, bij de gemeenschappelijke oven en bij de molen. Ze hoorden gesprekken en bespioneerden de buren. Zij wisten van elke kleine diefstal en van elke buitenechtelijke zwangerschap, niets ontsnapte aan hun aandacht. Een winkelbediende hoefde maar wat veel aandacht aan een zeker meisje te besteden of een stoet vrouwen trok al naar haar moeder, om quasi de huwelijkskansen van het meisje te bespreken en te vragen wanneer ze op de bruiloft konden komen. Vrouwen mochten er van alles uitflappen want ze droegen geen publieke verantwoordelijkheid en daarom hadden hun uitlatingen toch geen gevolgen. Mannen moesten vaak voorzichtiger zijn met wat ze zeiden.
Soms konden mensen, vooral vrouwen, een schandaal veroorzaken door iemands familiegeheimen op straat gooien. Het slachtoffer kon daardoor zijn goede naam verliezen en dan moest hij of zij wel genoegdoening eisen. Zo leefde er bijvoorbeeld in 1780 in een stadje een meisje (waarover het gerucht ging dat het een publieke vrouw was) samen met de plaatselijke dokter. Het meisje was al diverse keren van een kind bevallen en had ook al een paar miskramen gehad, maar ze had zichzelf bij elke bevalling in huis opgesloten. En zolang als ze dat deed, waren er alleen maar geruchten. Mensen beschermden elkaar door te zwijgen zolang ze maar niets zagen en niets hoorden.<ref>[[Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Rechtspraak#Ontduiken van de rechtspraak|Zelfs als de buren bepaalde zaken wel "wisten", zwegen zij vaak. Zolang het maar niet duidelijk gezien of gehoord kon worden.]]</ref>
Vrouwen speelden een belangrijke rol bij het uitoefenen van sociale controle maar waren daar ook zelf de grootste slachtoffers van. Zij bewaakten de moraal en hadden daarbij machtige wapens: zij konden de publieke opinie ophitsen door een privéschandaal te onthullen. Zij konden de wet van het stilzwijgen doorbreken. Ze konden er zelfs justitie bijhalen.
Regel 77 ⟶ 76:
==Lagere edelman in dienst van absolute vorst rond 1650==
De lagere edelen waren veel armer dan de hoge edelen aan het hof. Zij hadden meestal een tamelijk anoniem baantje als (onder)officier.<ref>In het beroepsleger dat vanaf ~1650 het huurlingenleger geleidelijk aan begon te vervangen.</ref>
Deze lagere edelen onderwierpen zich aan de plannen van hun meerderen ook al konden ze die niet begrijpen. Ze berustten. Ze waren eerder slaafs dan dienstbaar. Ze mochten op een gegeven moment niet eens meer ontslag nemen uit het leger van de koning. Ze werden onderworpen aan een strenge tucht. Elk persoonlijk initiatief werd de kop ingedrukt. Daardoor kwam er onderling een soort genegenheid die hun rivaliteit kon overstijgen. Als er tijdens een militaire expeditie doden waren gevallen, waren ze niet meer blij omdat ze opengevallen rangen en een mogelijke promotie zagen maar waren ze bedroefd om een gevallen broeder.
Regel 112 ⟶ 111:
==Bronnen==
Geschiedenis van het persoonlijk leven. Van de renaissance tot de Verlichting.
Onder redactie van [[w:fr:Philippe Ariès|Philippe Ariès]], [[w:fr:Georges Duby|Georges Duby]] en [[w:fr:Roger Chartier|Roger Chartier]].
{{ISBN|90-5157-018-x}}
1986 Editions du Seuil, Paris
1989 Agon, Amsterdam
*Betreffende hoofdstuk geschreven door: [
*Voor de paragraaf "Gerucht en publieke tijding" is als bron gebruikt een hoofdstuk geschreven door: [
==Noten==
{{
▲{{sub}}
|