Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Achtergrondkennis schip: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Vd172hb (overleg | bijdragen)
Maywind (overleg | bijdragen)
k sp
Regel 17:
 
 
::''In [[w:nl|Volendam]] komen vaak toeristen op de bottersteiger, met maar één prangende vraag: waarvoor zijn die grote planken aan de zijkant van het schip? Ze bedoelen de zwaarden. Men gokt vaak dat het voor het evenwicht is, als tegenwicht voor het scheef gaan. Dit is natuurlijk onzin. Het betoog hieronder is weliswaar correct, maar wel een beetje saai. Andere varianten die al zijn gehoord: afscherming tegen vliegende vissen, roei-mechaniekroeitechniek, remkleppen, draagvleugels die de romp optillen, fitness-uitrustingfitnessuitrusting, ingeklapte loopplanken, schaatsen voor als het vriest, reserveplanken voor als we lek raken.''
 
 
Een botter is een [[w:nl:Platbodem|platbodem]] met [[w:nl:Zwaard (zeilboot)|zijzwaarden]]. Het lijzwaard laten we op de meeste zeilkoersen geheel of gedeeltelijk onder water steken. Dat zwaard zorgt dan voor extra zijwaartse weerstand van het schip in het water. Het schip wordt door de wind minder makkelijk opzij gezet. De windkracht wordt effectiever in voorwaartse beweging omgezet. Het vleugelprofiel van het zwaard versterkt deze werking, doordat het zwaard [[w:nl:liftkracht|lift]] gaat leveren, net als een vliegtuigvleugel. Dit alles noemen we: drifbeperkingdriftbeperking. Bij een kielschip zorgt de kiel hiervoor. Platbodems hebben geen kiel, om zodoende beter uit te voeten te kunnen op het ondiepe hollandseHollandse binnenwater.
 
De stand van het zwaard is afhankelijk van drie zaken:
Regel 60:
 
 
==BENAMINGEN TUIG-ONDERDELENTUIGONDERDELEN==
 
Elk onderdeel van een kwak heeft een naam. Niets heet zomaar “houtje” of “touwtje”. Zelfs elke huidgang heeft zijn eigen benaming! Veel van deze termen worden alleen op vissersschepen van de [[w:nl:Zuiderzee|Zuiderzee]] gebruikt, bijvoorbeeld deken, braadspil, achterhuisje, schildboord. Sommige namen zijn nog veel lokaler gebonden . Dirk, lansknie, wegeringetje een hakie-op-‘t-boord stond alleen bij de Volendammers in het woordenboek.
Regel 66:
Voor wie het nu al duizelt: lang niet al deze kreten zijn van belang om als bemanningslid je werk te kunnen doen. Eigenlijk hoef je alleen datgene bij naam te kennen, waar je aan staat te trekken en sjorren. Dat wordt op de volgende bladzijden behandeld. Voor alle andere zaken kunnen bijvoorbeeld de boeken van Peter Dorleijn worden geraadpleegd.
 
N.b.NB: de schuingedrukte zaken zijn niet in de tekeningen weergegeven.
 
 
Regel 95:
|style="text-align:right;"|9||'''leuvers, ook wel: kousen'''||lusje aan het lijk, of gaatje in het zeil, om een lijn door te halen, stok in te steken of haak/sluiting aan te bevestigen.
|-
|style="text-align:right;"|10||'''kousleuver'''||lus of gat in het zeil, waar ter verstevingingversteviging een metalen rondje (kous) is ingenaaid.
|}
 
Regel 111:
|style="text-align:right;"|13||<b>dirk</b>||ook wel: kraanlijn. Loopt van de mastvoet, via blok in de masttop, naar een haak op het eind van de giek. Bedoeld om de giek mee op te hijsen. Wordt ook als val voor de bezaan gebruikt.
|-
|style="text-align:right;"|14||<b>dirkloper</b>||de giek is te zwaar om rechtstreeks aan de (enkelvoudige) dirk op te hijsen. Daarom zit er een tweeschijfs takeltweeschijfstakel aan de dirk: de dirkloper. Het halend part is tijdens de vaart belegd op de knecht aan BB. In de haven op de voorste kruisklamp in de zij aan BB. Dan kan het dirkepoppetje niet stukslaan tegen de mast.
|-
|style="text-align:right;"|15||<b>dirkepop</b>||blok tussen dirk en dirkloper.
|-
|style="text-align:right;"|16||<b>zeileval</b>||val in de vorm van een drieschijfs takeldrieschijfstakel, waaraan de gaffel, en daarmee het grootzeil, wordt gehesen. Het halend part wordt belegd op de knecht aan SB. Het eind van het halend part is weer aan de gaffel geknoopt en gaat bij het hijsen dus mee omhoog.
|-
|style="text-align:right;"|17||<b>gaffel</b>||licht gebogen essenhouten rondhout, waar het grootzeil aan hangt
|-
|style="text-align:right;"|18||<b>giek</b>||zwaar rondhout, dat de schoothoek van het grootzeil uithoudt. Scharnierend aan de mast bevestigd met een zwanehalszwanenhals
|-
|style="text-align:right;"|19||<b>zwanehalszwanenhals</b>||ijzeren haak aan de voorkant van de giek. De haak hangt in een oog aan de mast. De zwanehalszwanenhals wordt soms gebruikt om de rijglijn op te beleggen, of de bulletalie, als die niet wordt gebruikt.
|-
|style="text-align:right;"|20||<b>grootschoot</b>||schoot waarmee de stand van giek en grootzeil t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt over vier schijven. Het bovenblok hangt aan de giek, het onderblok is een hakblok en zit aan een ring op de grootschoot-overloopgrootschootoverloop.
|-
|style="text-align:right;"|21||<b>hakblok</b>||tweeschijfs onderbloktweeschijfsonderblok van de grootschoot. De hak wordt gebruikt om de schoot op te beleggen.
|-
|style="text-align:right;"|22||<b>halstalie</b>||drieschijfs takeldrieschijfstakel tussen de halshoek van het grootzeil en de plecht; om het voorlijk strak te kunnen doorzetten, vooral van belang op aandewindse koersen. Het halend part wordt belegd op een kruisklamp tegen de waterbalk.
|-
|style="text-align:right;"|23||<b>rijglijn</b>||lijn die zig-zagzigzag door een serie kousjes ter hoogte van het 1e rif is geregen. Bij het reven wordt deze strak getrokken, zodat de overtollige buik van het zeil bij elkaar gebonden wordt. Het doorgetrokken eind wordt belegd op de zwanehals.
|-
|style="text-align:right;"|24||<b>rifkousen</b>||set kousleuvers aan het achterlijk en het voorlijk. Bij het reven laat je het zeil zakken. De achterste rifkous (1e of 2e) wordt met de smeerreep op de giek getrokken en wordt schoothoek. De voorste rifkous wordt met de halstalie naar de giek getrokken wordt halshoek. Er zijn kousleuvers voor het eerste en verder omhoog voor het tweede rif.
|-
|style="text-align:right;"|25||<b>smeerreep</b>||lijn vanaf het eind van de giek door de 1e rifkous in achterlijk, en vandaar terug naar een schijf op de giek en verder naar de smeerreeptalie. Door eraan te trekken met de talie, trek je de rifkous naar de giek. De rifkous fungeert dan als nieuwe schoothoek; de lengte van het achterlijk is verkleind.
|-
|style="text-align:right;"|26||<b>''reeftouw of steekbout''</b>||als er dubbel gereefd moet worden, moet de smeerreep uit de 1e rifkous worden gehaald en omgezet naar de 2e. Met een stevig eind touw wordt de 1e rifkous vantevorenvan tevoren geborgd op de giek. Dat eind touw noem je dan steekbout.
|-
|style="text-align:right;"|27||<b>smeerreeptalie</b>||drieschijfs takeldrieschijfstakel, tussen een vast oog op de giek en het eind van de smeerreep. Het halend part wordt belegd op een kruisklamp op de giek.
|-
|style="text-align:right;"|28||[[Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#BULLETALIE|<b>bulletalie</b>]]||<font color="red">veiligheidslijn</font> vanaf de giek naar de voorbolder. Voorkomt dat het grootzeil onverwachts kan gijpen op voordewindse koersen.
Regel 145:
|style="text-align:right;"|30||<b>''bindtouwen''</b>||als het zeil gestreken is, wordt het bij elkaar gebonden op de giek met 2 bindtouwen, die rondom zeil en giek worden geslagen. Het voorste bindtouw gaat ook over de gaffel, zodat die ook vastgebonden is.
|-
|style="text-align:right;"|31||[[w:nl:katoen|<b>''katoen''</b>]]||het materiaal van het grootzeil. Mag niet langdurig worden opgedoekt terwijl het nat is, want dan komt het weer erin. Een nat katoenen zeil moet dus zo snel mogelijk te drogen worden gehesen.
|-
|style="text-align:right;"|32||[[w:nl:hennep|<b>''hennep/manilla''</b>]]||het materiaal van de lijken van het grootzeil. Natuurvezel, hiervoor geldt hetzelfde als voor katoen.
Regel 165:
|style="text-align:right;"|36||<b>''kleine gei''</b>||benaming voor fok die driemaal gereefd is.
|-
|style="text-align:right;"|37||<b>gordijn</b>||lijn van halverwege het voorstag naar de voorste kruisklamp in de zij, aan loef. Als de fok bij het [[Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#Overstag|overstaggaanoverstag gaan]] wind vangt over de nieuwe boeg, wordt hij opgevangen door het gordijn. De fok kan daardoor niet te wild tekeer gaan en de maat kan zonder gevaar de fokkeschoot te beleggen.
|-
|style="text-align:right;"|38||<b>buiketouw of rijger</b>||lijn, die de buik van de fok in bedwang houdt bij het [[Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#OVERSTAG|overstaggaanoverstag gaan]]. Eén eind zit aan de ring van de fokoverloop gesplitst. Loopt vandaar via een kousleuver aan het onderlijk van de fok, terug via de ring, naar de kruisklamp op de waterbalk. Op ruime koersen moet de rijger losgemaakt worden. Kan evt. ook als [[Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#BULLETALIE|bulletalie]] dienstdoen.
|-
|style="text-align:right;"|39||<b>fokkeschoot</b>||schoot, waarmee de stand van de fok t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt vanaf de schoothoek met een lus rond achterste kruisklamp in de zij. Dan via een kousleuver of stropblok in de schoothoek, weer terug naar diezelfde kruisklamp, daarop belegd. Het losgooien van het geheel bij overstaggaanoverstag gaan is een handigheidje.
|-
|style="text-align:right;"|40||<b>fokkeval</b>||val in de vorm van een tweeschijfs takeltweeschijfstakel, waaraan de fok wordt gehesen. Het halend part wordt belegd op de halve klamp aan BB op de mast. Het eind van het halend part is weer aan de tophoek van de fok geknoopt en gaat bij het hijsen dus mee omhoog.
|-
|style="text-align:right;"|41||<b>leuvers achterlijk</b>||in het achterlijk van de fok zitten een paar kousleuvers en een touwleuver. Deze worden benut om op bepaalde koersen een grote of kleinere boom in de fok te kunnen zetten. En bij het reven, om de functie van schoothoek over te nemen.
Regel 192:
|style="text-align:right;"|45||<b>non</b>||houten steun voor het achtereind van de kluiverboom. Staat middenop de plecht. Er zit een bindtouwtje of een klapbeugeltje aan, waarmee je het eind van de kluiverboom borgt.
|-
|style="text-align:right;"|46||<b>bit, ook wel: traveller</b>||ring om de kluiverboom. Kan heen-en-weer gehaald worden tussen voorsteven en top van de boom, doormiddel van de uithaler. Er zit een haak aan, om de halshoek van de kluiver aan te pikken.
|-
|style="text-align:right;"|47||<b>uithaler</b>||rondlopende lijn, loopt door een schijf in de top van de kluiverboom. De beide uiteinden zitten aan het bit. De uithaler wordt belegd op de halve klamp middenop de kluiverboom, of op de bolder aan loef.
Regel 200:
|style="text-align:right;"|49||<b>kluiverschoot</b>||enkelvoudige schoot, waarmee de stand van de kluiver t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt van de schoothoek door een oog op het boord. Vandaar naar de loefbolder, waar hij wordt belegd.
|-
|style="text-align:right;"|50||<b>kluiverval</b>||val, uitgevoerd als tweeschijfs takeltweeschijfstakel, waaraan de kluiver wordt gehesen. Het halend part wordt belegd op de halve klamp aan SB op de mast. Als het val buiten gebruik is, wordt het onderblok ingepikt in een oog op de voorsteven. Het halend part wordt dan op dit blok gestoken.
|-
|style="text-align:right;"|51||<b>schrooflijntje</b>||lijntje dat aan het midden van het voorlijk van de kluiver is gesplitst. Bij gehesen kluiver is het eind vastgezet op de voorstag. Met dit lijntje kun je de kluiver snel in de luwte van de fok trekken, tijdens het strijken.
Regel 244:
|style="text-align:right;"|54||<b>stagoog, op de steven</b>||middelste, zware oog op de voorsteven. Hieraan zit het voorstag.
|-
|style="text-align:right;"|55||<b>haak vdvan de fokkehals, op de steven</b>||onderste grote oog op de voorsteven; met een haak eraan, waar de halshoek van de fok aan wordt gepikt.
|-
|style="text-align:right;"|56||<b>halve klamp op de kluiverboom</b>||om de uithaler op te beleggen
Regel 260:
|style="text-align:right;"|62||<b>kepen in de fokoverloop</b>||serie inkepingen op de fokoverloop. Bedoeld om de bovenstok van de [[#Breefok|breefok]] in te zetten. Ook bruikbaar om een stok in te zetten die het achterlijk van de fok openhoudt.
|-
|style="text-align:right;"|63||<b>''autoband om stok in te zetten''</b>||om een stok op een willekeuringwillekeurige plek op de plecht te kunnen zetten, leg je een autoband neer. Touw aan de band aan een vast punt knopen. Stok in het gat van de band zetten.
|-
|style="text-align:right;"|64||<b>halve klampen op de mast</b>||klampen aan BB en SB van de mastvoet, om het [[#Fok|fokkeval]] (BB) en het [[#Kluiver|kluiverval]] (SB) op te [[#Lijnen beleggen op een vast punt|beleggen]].
Regel 276:
|style="text-align:right;"|68||<b>kruisklampen in de zij</b>||aan BB en SB zitten drie klampen op het binnenboord. De voorste zijn voor het [[#Fok|gordijn]]. De middelste voor de [[#Zwaarden|zwaardloper]]. De achterste voor de [[#Fok|fokkeschoot]].
|-
|style="text-align:right;"|69||<b>kruisklamp op de giek</b>||klamp middenopmidden op de giek, om de [[#Grootzeil|smeerreeptalie]] op te beleggen.
|-
|style="text-align:right;"|70||<b>dollen in het dolboord</b>||aan beide kanten zitten er 2 ijzeren pennen door het dolboord: de dollen. Gebruikt om achterlandvasten op de beleggen, de halshoek en schoot van de [[#Bezaan|bezaan]], en soms de grootschoot op ruime koersen.
Regel 311:
!colspan="3"|
|-
|style="text-align:right;"|79||<b>zwaardklamp</b>||lange houten klamp, onder het berghout. Tijdens het zeilen wordt het zwaard hier tegenaan gedrukt. Het optrekken van het zwaard gaat lichter, als deze klampen zijn ingevet. Hiervoor is een vetpot met bokkepootbokkenpoot aan boord.
|-
|style="text-align:right;"|80||<b>zwaardloper</b>||lijn van het uiteind van het zwaard, door een gat in de dop, en dan belegd op de middelste klamp in de zij.
Regel 334:
|style="text-align:right;"|85||<b>''stuurpen''</b>||ijzeren pen. Kan in één van de gaten van de pennebank worden gestoken, om de helmstok in een bepaalde stand vast te zetten.
|-
|style="text-align:right;"|86||<b>stuurtalie</b>||wegneembaar vierschijfs takeltjevierschijfstakeltje. Wordt bij harde wind gespannen tussen de helmstok en de voorste dol aan loef. Sturen via de stuurtalie is een stuk lichter dan rechtstreeks aan de helmstok.
|}
 
Regel 341:
==BOORDINVENTARIS: VINDEN ZONDER ZOEKEN==
 
Er zijn veel spullen in de boordinventaris, die je op een onverwacht moment '''snel''' nodig kunt hebben. Dan is het belangrijk, dat ze altijd op dezelfde plek liggen, zodat je niet hoeft te zoeken. De plek van sommige spullen is per schip verschillend, je zult je dus aan boord moeten laten voorlichten. HierondeHieronder een selectie van spullen die je snel moet kunnen vinden. Materiaal, dat niet direct op het varen zelf betrekking hebben, blijft hier buiten beschouwing (zoals de kombuis-inventariskombuisinventaris).
 
 
Regel 369:
:*reserveblokken
:*reservehelmstok
:*reserve zwemvest-patronenzwemvestpatronen
:*reservejerrycan diesel en drinkwater
:*reservedelen motor: impeller, filters, V-snaar etc.
Regel 412:
===Inleiding===
 
Praktijkoefeningen zijn hier veel nuttiger dan een theorietekst. We volstaan daarom met een opsomming van de belangrijkste “touw-situaties”“touwsituaties” aan boord. Het beleggen van lijnen op een vast punt komt heel vaak voor. Knopen en steken leggen is minder vaak nodig, maar een beperkt aantal steken moet je vlot kunnen maken. Voor de uitleg van paalsteek, mastworp en meer van dat fraais: raadpleeg de vele boekjes en websites die hierover bestaan, of een behulpzame mede-botteraarmedebotteraar.
 
 
Regel 432:
*eerst een hele slag om de knecht heen
*dan drie kruisslagen, onder-boven-onder.
*dan één halve steek op de boven-penbovenbeen.
 
 
'''Op een halve klamp (fokkeval, kluiverval, uithaler vdvan de kluiverboom)'''
 
*sla de lijn eerst twee keer rondom de klamp.
*trek dan een lus in het vrije eind. Neem deze lus achter het strakstaandestrak staande eind langs en trek klem.
*sla de lus naar beneden, om het uiteind van de klamp heen
*stevig aantrekken aan het vrije eind.
Regel 477:
*oog midden in een lijn maken: middenmansknoop.
*twee lijnen aan elkaar knopen: schootsteken of twee zoeteliefjes.
*stopperknoop om te voorkomen, dat een lijn door een blok kan schieten: achtknoop. Wordt b.vbv. in het eind van de [[#Zwaarden|zwaardloper]] gelegd.
*om de fokkeschoot (bij [[Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#FOK_TE_LOEVERT|fok-te-loevert]]) of de dirkloper(bij [[Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak/Vaarpraktijk#Bezaan hijsen|bezaan hijsen]]) in te korten: trompetsteek.
 
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.