Ab Urbe Condita/Ab excessu metus Punici: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Evil berry (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Evil berry (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
{{Bladeren3|Ab Urbe Condita/Ab excessu plebis Romani|''Ab excessu plebis Romani''|Ab Urbe Condita/Ab excessu metus Punici|''Ab excessu metus Punici''|Ab Urbe Condita/Ab excessu metus Gallici|''Ab excessu metus Gallici''}}
{{Bronnen|[[s:Over Catilina's Complot|Over Catilina's Complot]]<br>[[s:Titus Livius|Titus Livius]]<br>[[s:Velleius Paterculus|Velleius Paterculus]]<br>[[s:Gaius Suetonius Tranquillus|Gaius Suetonius Tranquillus]]<br>[[s:Cassius Dio|Cassius Dio]]}}{{Atlas|[[Historische_atlas/Oudheid#Rome|Kaart 1]]<br>[[Historische_atlas/Oudheid#Gallia|Kaart 2]]}}
Met de verwoesting van Carthago in - 146 werd de meest geduchte concurentconcurrent van Rome uitgeschakkeltuitgeschakeld. Op lange termijn had Cato's ''ceterum censeo Carthaginem esse delendam!'' gezegenvierdgezegevierd en Publius Cornelius Scipio Aemilianus Africanus zag toe hoe zijn mannen zout strooiden op de grond waar eens het zo machtige Carthago gelegen was gelegen.
 
De eerste eeuw was een tijd van verandering, die op gang was getrokken door de {{Uitleg|volkstribunen|''tribuni plebis''}} Tiberius en Gaius Sempronius Gracchus. De Romeinse instellingen en maatschappij, oorspronkelijk bedoelt voor een stadstaat, kwamen onder druk te staan door de teritorialeterritoriale uitbreiding van Rome en de persoonlijke ambities van enkelen. De conservatieve krachten in de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} zouden zich verzetten tegen de ideeën van de Gracchi: de {{Uitleg|akkerwetten|''leges agrariae'' (“akkerwetten”)}} en graanbedelingen die hen populair maakten bij het plebs, en de {{Uitleg|rechtswet|''lex iudiciara'' (“rechtswet”)}}, die {{Uitleg|ruiters|''equites''}} toeliet te zetelen in de jury's die moesten oordelen over uitbuiting in de {{Uitleg|provincies|''provinciae''}}. De strijd zou uiteindelijk worden uitgevochten in {{Uitleg|burgeroorlogen|''belli civili'' (“burgeroorlogen”)}} die de politieke elite van Rome zouden uitputten.
==Ambitieuze politici en burgeroorlogen==
{{Excursie|''[[Ab Urbe Condita/De Gloria et Ambitione|De Gloria et Ambitione]]''<br><small>Over ''Gloria'' en ''Ambitio''</small>}}
Er waren altijd al ambitieuze politici geweest in Rome, maar conflicten waren tot aan het eind van de tweede eeuw altijd binnen de grenzen van het wettelijk toelaatbare uitgevochten (namelijk in de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} en de ''comitia''). Door de uitbreiding van het rijk en de opkomst van de ''equites'' werden de conflicten meer ten top gedreven, want afkomst was niet langer meer een garantie voor politiek succes. Men begon dus van het geijkte pad af te wijken om buiten de instellingen om de macht te bereiken. Een methode die zijn vruchten zou afwerpen voor Marius, Sulla, Pompeius, Caesar, Marcus Antonius en tot slot de jonge Gaius Octavius (a.k.a. Augustus). Bovendien had de hervorming van het leger onder Marius ervoor gezorgd dat ambitieuze politici het leger konden inzetten in hun conflicten met de {{Uitleg|senaat|''senatus''}}.
==Een nieuw Romeins leger==
Het oude Republikeinse leger, gebaseerd op de aan Servius Tullius toegeschreven hervormingen, was “nationaal, op de census gebaseerd en niet permant”permanent” ({{Aut|C. Nicolet}}). Het was de plicht van elk Romeins burger om zijn {{Uitleg|legerdienst|''militia (“legerdienst”)''}} te verrichten afhankelijk van zijn inkomensklasse. Dit systeem kwam tijdens de tweede Punische oorlog onder druk te staan, want de grote verliezen die de Romeinen hadden geleden en de strijd ver van huis wisten de Romeinen niet echt te motiveren om hun militia te verrichten. Men had op crisismomenten zelfs legioenen gevormd bestaande uit {{Uitleg|proletariërs|''proletarii''}} en slaven.
 
Gaius Marius, een van Rome's grote generaals, zag in dat het leger moest worden hervormd en begon nu voor de eerste keer op grote schaal {{Uitleg|proletariërs|''proletarii''}} en slaven te rekruteren in plaats van de kapitaalkrachtigere burgers. Hoewel de militia nooit ''de iure'' werd afgeschaft (een typisch Romeins fenomeen) bestond het ''de facto'' niet meer. De legionairs kregen voortaan een loon, bovenop de buit en hadden het vooruitzicht op een stuk grond wanneer ze afzwaaiden. Dit laatste moest echter wel door hun generaal door een bijzondere wet worden vastgelegd, waardoor de legers van de Republiek legers van de generaal die het had opgericht zouden worden.
==Gaius Marius==
[[Afbeelding:Marius Glyptothek Munich 319.jpg|thumb|De zogenaamde Marius (Augusteïsche kopie van buste uit - 2e eeuw, Glyptothek München).]]
Gaius Marius, een {{Uitleg|ruiter|''eques''}} uit Arpinum, begon zijn schitterende militaire en politieke loopbaan met de politieke steun van de ''Caecilii Metelli''. Zij zouden hem helpen om in -115. ''praetor'' te worden. Nadat hij in Hispania had gediend als ''proconsul'', trok hij met Quintus Caecilius Metellus, ''consul'' in - 109, mee als diens {{Uitleg|legaat|''legatus''}} in de oorlog tegen Iugurtha. Tegen het advies van zijn beschermheer in besloot hij zich kandidaat te stellen voor het consulaat in -107. Hij zou dit ere-ambt in totaal zeven maal bekleden.
===Een ''homo novus'' wordt consul===
Toen Marius tot ''consul'' werd gekozen, ondanks de tegenstand van de “oude adel”, zag men in hem een man van de ''populares''. Hoewel sommige van zijn maatregelen op die van een ''popularis'' lijken, nam hij ook maatregelen die een ''optimatis'' had kunnen nemen, zoals zijn verzet tegen graanbedelingen.
 
Nadat de ''comitia tributa'', zonder hierin de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} te kennen, het bevel in de oorlog tegen Iugurtha van Metellus had overgedragen op Marius, stak Marius over om nu als generaal de strijd aan te binden met de opstandige Numidische koning (- 107). Maar terwijl Marius zijn handen vol had in Africa, zwierven de Cimbri, Teutoni en Ambroni rond in de ''provincia'' (d.i. de Provence). Deze hadden de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} verzocht om zich daar te mogen vestigen, maar hun verzoek werd afgewezen. Het draaide op 6 oktober - 105 dus uit op een confrontieconfrontatie tussen de Romeinse legers olv. ''consul'' Gnaius Mallius Maximus én ''proconsul'' Quintus Servilius Caepio en de Germanen. bij Arausio (Orange). De Romeinen werden verpletterend verslagen: slechts tien legionairs zouden de slag hebben overleefd.
 
Uit vrees voor een Germaanse invasie sloten het ''plebs'' en de ''equites'' een coalitie om Marius in - 104 terug tot consul te laten verkiezen, hoewel hij zich niet in Rome bevond daar hij nog in de oorlog met Iugurtha was verwikkeld. Zijn luitenant Lucius Cornelius Sulla zou echter Bocchus, Iugurtha's schoonvader en medestander, kunnen overhalen om zijn schoonzoon uit te leveren aan de Romeinen, waardoor de oorlog werd beëindigd.
 
Teruggekeerd in Rome hield Marius zijn {{Uitleg|triomftocht|''triumphus''}} voor het beëindigen van de oorlog in Africa een dag voor zijn aanstelling als ''consul'' en hij stond erop dat hij de {{Uitleg|triomferetekens|''ornamenta triumphalia''}} mocht dragen in de {{Uitleg|senaat|''senatus''}}.
 
Het is in dat jaar, of mogelijk zelfs al in - 107, dat Marius zijn militaire hervormingen zou doorvoeren. Door de verliezen geleden in de oorlogen tegen de Numidiërs en de Cimbri moesten de legers worden aangevuld en uit vrees voor een nieuwe nederlaag tegen de Cimbri werd Marius min of meer carte blanche gegeven: hij zou nu op grote schaal beroep doen op vrijwillige dienst van leden van de ''capite censi'' (d.i. het proletariaat) als aanvulling op de dienstplichtigen, hij zou zijn mannen gedurende de komende jaren onder de wapens houden en de indeling en bewapening van de legioenen standaardiseren (legioen van 6000 man opgedeeld in 10 ''cohortes'' voor een betere mobiliteit) en tot slot zou hij door middel van nieuwe wetten erin slagen zijn rekruten een stuk land als beloning voor hun dienst in het vooruitzicht te kunnen stellen.
Regel 37:
Om aan hen te ontsnappen wist hij in - 98 een ''missio libera'' (ambassade) naar Asia te ontvangen, waarbij hij er in slaagde om de koning van Pontus, Mithridates VI Eupator, te beledigen met de woorden “O koning, ofwel tracht u groter in macht te zijn dan de Romeinen, ofwel voer je stilzwijgend de bevelen uit.” (Plutarchus, ''Marius'' 31.5.) Mithridates wist voorlopig zijn trots in te slikken en schikte zich naar de wensen van de Romeinen.
 
In - 90 brak de ''bellum sociorum'' (“bondgenotenoorlog”) uit, nadat de {{Uitleg|volkstribuun|''tribunus plebis''}} Marcus Livius Drusus er niet was in geslaagd om de problemen op te lossen (hij had teveel ineens willen doen, waaronder het toekennen van het Romeinse burgerschap aan de bondgenoten) en was vermoord, maar Marius zou erin slagen om zich er grotendeels buiten te houden.
 
Een uitvloeisel van de ''bellum sociorum'' was dat Mithridates VI Cappodocia en Bithynia had veroverd en nu zijn blik had geworpen op de rijke ''provincia'' Asia, waar de inwoners leden onder hoge belastingen en tactloze gouverneurs. Op Mithridates' bevel werden alle Romeinen en ''Italici'' in Klein-Azië vermoord. Rome moest reageren.
 
Maar wie moest de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} sturen? Hoewel men meende dat men maar weinig moeite zou hebben om die verwijfde oosterlingen te verslaan, was de in het vooruitzicht gestelde buit veel te aanlokkelijk om zomaar aan de eerste de beste toe te kennen. Sulla, die nog legioenen onder de wapens had in Campania waarmee hij in de ''bellum sociorum'' had gestreden, werd door de glans van zijn overwinning verkozen tot ''consul'' en werd enkele weken later het bevel over de oorlog tegen Mithridates toegewezen.
 
Maar door de net beëindigde oorlog en de vreemde voortekens die men had waargenomen, meende het volk en de ''populares'' dat het beter was een ervaren, weliswaar oudere en zieke, man te sturen in plaats van Sulla: Gaius Marius. Met behulp van de {{Uitleg|volkstribuun|''tribunus plebis''}} Publius Sulpicius Rufus wist Marius het commando van Sulla te laten overdragen op zijn persoon, terwijl deze nog in Nola was. Na straatgeweld toen Sulla was teruggekeerd naar Rome en ternauwernood aan de dood was ontsnapt door te vluchten in het huis van Marius, maakte deze laatste maakte de ongelooflijke blunder om twee ''tribuni militum'' te sturen om de legioenen die onder Sulla's bevel stonden in zijn naam op te eisen. Dit was een regelrechte belediging voor Sulla en met vijf van zijn zes legioenen trok hij op tegen Rome (zijn officiers weigerden op één na met hem op te trekken). Terwijl Sulla Rome binnentrok nam Marius de vlucht naar Africa. Sulla slaagt zonder al te veel moeite de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} ervan te overtuigen dat het in hun voordeel was om zijn commando terug te geven, dat hem door Rufus was ontnomen. Deze laatste werd geëxecuteerd nadat men hem had gevonden in een villa te Laurentum en zijn hoofd werd op het forum tentoongesteld, maar Marius wist te ontkomen.
 
Desalniettemin stak Sulla over naar Asia, terwijl de ''populares'' zich terug begonnen te hergroeperen. Toen in - 87 Lucius Cornelius Cinna tot consul werd verkozen, vatte deze het plan op Rufus' maatregelen terug in ere te herstellen en met dit doel stelde hij een leger samen uit ontevreden bondgenoten om op te trekken tegen Rome. Daarop verklaarde de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} dat Cinna was afgezet - iets wat nog nooit eerder was voorgevallen in der Romeinse geschiedenis - en stelde een nieuwe consul aan. Intussen was Marius teruggekeerd uit Africa en aan land gegaan in Etrurië. Ze bundelden hun krachten, namen Ostia in, hielden de Ianiculum bezet en trokken eind 87 Rome binnen. Verscheidene tegenstanders werden omgebracht en terwijl Marius' verbanning werd opgeheven en Sulla tot staatsvijand uitgeroepen. En op 1 januari 86 werden Cinna en Marius aangesteld als consuls voor dat jaar. Maar Marius zou niet lang genieten van zijn zevende consulaat, want op 17 januari stierf hij aan een borstvliesontsteking.
==Sulla's opkomst==
[[Afbeelding:Sulla Glyptothek Munich 309.jpg|thumb|left|De zogenaamde Sulla (Augusteïsche kopie van buste uit - 2e eeuw, Glyptothek München).]]
Regel 58:
Sulla besloot dat het tijd was voor grote kuis te houden en nam de zaak in eigen hand: hij liet een edict van zijn hand uithangen op de gebruikelijke plaatsen (''proscribere'') waarin zijn maatregelen werden gerechtvaardigd en welke personen moesten worden “opgeruimd”, vaardigde een verbod uit om “geproscribeerde” personen onderdak te bieden of te helpen met de dood als straf, gaf een beloning van 40000 ''sestertii'' aan zijn die de in de lijst vermelde personen hadden verraden of vermoord en een lijst van 80 Mariaanse (ex-)magistraten van senatoriale rang. Deze lijst zou hij later nog aanvullen met twee nieuwe lijsten met de name van nog eens 440 anderen.
 
De “zuivering” richtte een bloedbad aan in Italia (o.a. in Praeneste) en gewiekste zakenlui wisten gouden zaken te doen, door de verbeurd verklaarde goederen aan een prikje op te kopen en met grote winst terug te verkopen. Het levert ook Sulla een enorm persoonlijk fortuin op. Hij werd voortaan ook vergezeld van een lijfwacht van ongeveer 10000 vrijgelatenen, die de voorloper van de {{Uitleg|praetoriaanse garde|''cohortes praetoriae (“praetoriaanse wacht”)''}} zou zijn.
===Sulla's dictatuur===
Op vraag van Sulla stelde de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} Lucius Valerius Flaccus aan als ''interrex'' om een ''dictator legibus scribundis et rei publicae constituendae'' aan te stellen (lees: Sulla aan te stellen als ''dictator'', en deze mocht zijn ambt behouden tot dat hij vond dat zijn opdracht was vervuld. De ''interrex'' bracht een ''lex Valeria de Sulla dictatore'' voor in de ''comitia'' en liet deze vervolgens goedkeuren door de {{Uitleg|senaat|''senatus''}}. Deze wet legaliseerde Sulla's eerder daden, gaf hem recht over leven en dood, om land van de ''ager publicus'' uit te delen (cf. Marius) alsook ''coloniae'' te stichten (vooral in Italia: ''colonia Cornelia Veneria'' in Pompeii) en om over de veroverde koninkrijken te beschikken (cf. Tiberius Sempronius Gracchus en Pergamon). {{Aut|A. Piganiol}} noemt het “het eerste voorbeeld van een wet die de soevereine autoriteit delegeerde (''lex de imperio''), waarop later de “imperiale” macht zou worden gebaseerd.”{{fn|1}}
 
In de periode 81-80 hield Sulla zich zowel intensief met politiek als met zijn imago bezig. Hij zou vooral de macht van de ''tribunes plebis'' (de “aanstichters” van het conflict met Marius) inperken, door hen te verplichten hun {{Uitleg|plebiscieten|''plebiscita''}} terug ter goedkeuring voor te leggen aan de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} en hun {{Uitleg|« ik verbied »|''veto''}} in te perken, ten voordele van de {{Uitleg|senaat|''senatus''}}. Hij schafte tevens het verbod tegen {{Uitleg|senators|''senatores''}} als {{Uitleg|rechters|''iudices''}} af, zodat de {{Uitleg|ruiters|''equites''}} hun invloed in de rechtspraak terug zagen afnemen. Anderzijds was de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} door de ''prosciptiones'' van Sulla uitgedund en de voordien driehonderd leden tellende {{Uitleg|senaat|''senatus''}} zou door Sulla worden aangevuld tot zeshonderd, waarvan praktische alle nieuwelingen vertrouwelingen van Sulla waren. Maar hij deed ook aan stadsvernieuwing, zowel in Rome als daarbuiten (en dan vooral in Italia). In zijn propaganda trachtte hij zijn tegenstanders zwart te maken, maar door de propaganda die na hem door de ''dictator'' Caesar zou worden gevoerd, werd het beeld dat Sulla van zichzelf had gecreëerd in de schaduw gesteld door dat van Caesar.
 
In 81 had hij een rijkelijke {{Uitleg|triomftocht|''triumphus''}} gehouden waarbij hem ook het recht op 24 {{Uitleg|lictors|''lictores''}} werd verleend, door sommigen een “koninklijk” aantal genoemd, om aan te tonen dat Sulla het {{Uitleg|militair opperbevel|''imperium''}} van de twee {{Uitleg|consuls|''consules''}} in één persoon verenigde. Zijn Griekse bijnaam ''Epaphrodites'' (“Aphrodite's lieveling”) zou hij in Rome als ''Felix'' aan zijn naam toevoegen. Dit was de eerste keer dat een godin werd verbonden met een ''imperator''. In 80 (of 79?) tenslotte legde de zieke Sulla “de macht neer” (Plutarchus, ''Sulla'' 34.3.) om aan zijn memoires te beginnen schrijven. Hij zou in 78 overlijden, waarop hij als eerste van de ''Cornelii'' werd gecremeerd, mogelijk uit vrees dat men met hem hetzelfde zou doen als hij had gedaan met Marius' lijk (namelijk zijn lichaam opgraven en in de Tiber gooien).
==Gnaius Pompeius==
[[Afbeelding:Pompejus.JPG|thumb|Buste van Gnaius Pompeius (ca. - 50, Ny Carlsberg Glyptotek).]]
Gnaius Pompeius werd geboren in - 106 of - 105 als zoon van de ''eques'' Gnaius Pompeius Strabo, die tijdens de {{Uitleg|bondgenotenoorlog|''bellum sociorum''}} Picenum beheerste en zich had kunnen verrijken. Hij erfde niet alleen de immense rijkdommen van zijn vader, maar ook diens uitgebreide kring aan ''clientes''. Zo kon de prille twintiger met zijn uit eigen tas betaald leger Sulla in - 83 ter hulp komen. Hij zou vervolgens ingezet worden tegen de Mariaanse strijdkrachten in Africa, waar zijn troepen hem in 81 de bijnaam ''Magnus'' zouden geven. Een minder vleiende bijnaam die hij in deze periode kreeg was die van ''adulescentulus carnifex'' (“tiener-beul”).
===Pompeius' opkomst===
In - 79, toen Sulla nog maar net de macht had neergelegd, stelde de ambitieuze Marcus Aemilius Lepidus (ooit nog een medestander van Sulla) zich kandidaat voor het consulaat van 78 met de belofte het merendeel van Sulla's beslissingen terug te draaien. Hij kreeg hierbij de steun van Pompeius, maar Sulla meende dat zijn “herstelde” republiek sterk genoeg was om een Lepidus te weerstaan. Lepidus programma omvatte onder meer het (terug) invoeren van gesubsidieerde graanuitdelingen, teruggave van door Sulla geconfisqueerd land en het herstel van de macht van de ''tribunes plebis''. Verkozen met een grote meerderheid van de stemmen kwam hij in conflict met zijn collega Quintus Lutatius Catulus, waarop Lepidus een opstand begon in Etruria die zich zou uitbreiden naar Gallia. Begin 77 riep de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} hem dan ook uit tot staatsvijand en zijn ex-collega Catulus werd samen met Gnaius Pompeius (!) aangesteld om Lepidus aan te pakken. Nadat hij was verslagen door Catulus, werd hem de absolute nederlaag toegediend door Pompeius te Cosa.
 
Omdat Pompeius weigerde zijn leger te ontbinden en daarom besloot de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} de jonge generaal zijn geluk te laten beproeven op de opstandeling Quintus Sertorius in Hispania, die als ''praetor'' in 83 reeds tegen Sulla had gestreden en in 80de gouverneur van Hispania Citerior had verslagen. Hij had daarop een alliantie gesloten met de piraten die de kusten van SpanjeHispania afschuimden. In 76 vertrok Pompeius dus naar Hispania, waar Sertorius in de winter van 76/75 een alliantie was aangegaan met Mithridates om in ruil voor geld en schepen zijn claim op Bithynia en Cappadocia te erkennen. De strijd ging met wisselend succes door totdat Sertorius in 72 werd vermoord door een van zijn eigen mannen, Marcus Veiento Perperna. Deze bleek een veel minder bekwaam leider te zijn en nadat hij hem in - 71 had verslagen en gedood, kon Pompeius met trots meedelen dat hij de opstand had neergeslagen. Bovendien wist hij zich in Hispania een groot aantal nieuwe ''clientes'' te verwerven. Intussen was in Italia een slavenopstand onder leiding van Spartacus uitgebrokken en de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} besloot nog een tandje bij te stekken door ook Pompeius in te zetten. Hij kwam nog net op tijd aan in Etruria om de laatste opstandelingen over de kling te jagen, want Marcus Licinius Crassus had intussen het leger van Spartacus verpletterend verslagen. Desalniettemin wist Pompeius zijn optreden tegen de laatste restanten van Spartacus' leger voor te stellen alsof hij verantwoordelijk was voor het beëindigen van de slavenopstand.
===Het consullaat van - 70===
Zowel Pompeius als Crassus wensten zich kandidaat te stellen als ''consul'' voor - 70, hoewel deze eerste nog geen enkel officieel ambt had bekleed. Maar door zijn leger in de buurt van Rome te houden, wist hij van de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} toestemming te krijgen om mee te dingen naar dit hoogste ambt. Beiden werden daarop verkozen en ontmantelen wat restte van Sulla's besluiten. Vervolgens trokken beiden zich - tot ieders verbazing - terug!
===Campagnes in het oosten===
Wanneer drie jaar later (- 67) de {{Uitleg|volkstribuun|''tribunus plebis''}} stelde dat er iets moest gedaan worden aan de piraterij die de graantoevoer naar Rome bedreigde en dat men een man van consulaire rang met een bijzonder {{Uitleg|militair opperbevel|''imperium''}} van drie jaar moest uitsturen, kortom Gnaius Pompeius Magnus. Zijn gezag zou zich uitstrekken over heel de Middellandse Zee en 80 kilometer het binnenland in. Hoewel de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} protesteerde, werd dit voorstel goedgekeurd door het volk. Pompeius verdeelde eerst het gebied in twee delen en begon dan met een vloot van zestig schepen het westelijk deel schoon te vegen in slechts veertig dagen. Vervolgens richtte hij zijn aandacht op het oostelijk deel waar hij de piraten voor de kust van Cilicia versloeg nabij Coracesium, waar hun bolwerk lag dat hij innam. In nog geen drie maand tijd had Pompeius de hele Middellandse Zee schoongeveegd. Aangezien hij toch bezig was, werd hem het bevel gegeven over de oorlog tegen Mithridates (oorspronkelijk onder leiding van Lucullus, maar vervolgens overgenomen door Acilius Glabrio), waarop hij zonder aarzelen Pontus binnenviel en de koning versloeg bij Dasteira.
 
Daarop begon hij met de herindeling van de hele Romeinse grensregio in het oosten: Bithynia et Pontus werd één {{Uitleg|provincie|''provincia''}}, Paphlagonia werd een ''cliens'' koninkrijk, Cappadocia werd verdeeld in 12 ''cliens'' koninkrijkjes (beiden moesten dienen als buffer tegen het Parthische rijk), Galatia werd bestuurd door vier “dynastieën”, in Cilicia liet hij de ex-piraten (Griekse) steden stichten, Syria werd een ''provincia'' en het Bosporusrijk van Mithridates werd gerust gelaten als “{{Uitleg|bondgenoot en vriend van het Romeinse volk|''socius et amicus populi Romani''}}”. De steden die hij stichtte in Bithynia, Pontus, Asia en Syria werden ingericht als hellenistische ''poleis''.
===Terugkeer naar Rome===
Aan het eind van 62 keerde terug naar Italia en nadat hij in Brundisium was geland, ontbond hij tot ieders verbazing zijn troepen en trok zich terug. Hij zou slechts in 61 even terugkeren op het Romeins schouwtoneel toen hij zijn derde {{Uitleg|triomftocht|''triumphus''}} hield.
==Catilina's complot==
Lucius Sergius Catilina, een verarmde edele, die in 64 had meegedingd naar het consulaat van 63 met de belofte van schulddelging (mogelijk gesteund door Caesar en Crassus), maar de duimen had moeten leggen voor de ''homo novus'' Marcus Tullius Cicero en de louche Gaius Antonius, geraakte, nadat hij het jaar daarop opnieuw niet in slaagde te worden verkozen, gefrustreerd en besloot met geweld te nemen wat hij dacht dat hem rechtens zijn geboorte toekwam. Er zou een opstand zijn gepland tegen 28 oktober, maar Cicero kwam erachter en overhaalde de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} een ''senatus consultum de re publica defendenda'' uit te vaardigen. Catilina haastte zich daarop naar de troepen die zijn mede-samenzweerder Lucius Manlius had verzameld in Etruria om de ultieme confrontatie aan te gaan, terwijl zijn aanhangers in Rome werden opgepakt en na een heftig debat in de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} op bevel van Cicero werden geëxecuteerd. Na moedig te hebben gestreden, sneuvelde Catilina in de slag tegen de consulaire legioenen. Deze gebeurtenis zou het hoogtepunt vormen van de Cicero's carrière, die van de {{Uitleg|senaat|''senatus''}} de titel ''pater patriae kreeg''. Maar de bruuske manier waarop de medestanders van Catilana waren omgebracht - zonder enige vorm van proces - zou Cicero blijven achtervolgen.
 
Hoewel Catilina's complot faalde, is het buiten proportie opgeblazen door Cicero en Sallustius, die het als een teken aan de wand zagen. Als men een ambt niet op legale wijze kon krijgen, dan vocht men er maar voor.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.