Klassieke Mechanica/Kinematica-2: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k layout |
|||
Regel 125:
:<math> \vec a_r = \vec a_a - \vec a_s - \vec a_c </math>
Als a<sub>a</sub> = 0 is, dan ziet de waarnemer in een bewegend systeem nog dat alle massa's de neiging hebben om naar buiten te bewegen en dat hun banen op een speciale manier afgebogen worden. Hij kan dit verklaren door aan te nemen dat hij in een systeem leeft waarin op alle massa's een naar buiten gerichte kracht werkt, de middelpuntvliedende kracht, en een speciale dwarskracht die alle banen doet afwijken. Dit is een verklaring door het aannemen van traagheidskrachten of pseudokrachten. Deze krachten komen immers niet van andere voorwerpen maar zijn eerder een wiskundige compensatie om de wet van Newton toch te kunnen opschrijven in een rotered assenkruis. Het is deze -2ω x v<sub>r</sub>, die men binnen een roterend systeem ziet, die meestal als de '''Coriolisversnelling''' gedefinieerd wordt.
De hoeksnelheid van de aarde is vrij klein: 2π radialen in 24 u of 7,27.10<sup>-5</sup> rad/s. De bijhorende middelpuntvliedende kracht is dan ook klein en wordt in de praktijk verrekend in een iets kleinere waarde van g aan de evenaar dan aan de polen.
[[afbeelding:corioliswinden.png|right|wind rond hoge drukgebied]]
Vanuit een hogedrukgebied stromen de winden naar buiten. Zodra ze echter in beweging komen begint de Coriolisversnelling te spelen. Die blijft spelen zolang er een v<sub>r</sub> is. Volgens de conventie van de rechtsdraaiende schroef ziet men dat die versnelling volgens de blauwe pijlen gericht is. De winden worden dus gedwongen te cirkelen in wijzerzin. Bij een lagedrukgebied stromen de winden naar binnen. Daardoor ontstaat een werveling in tegenwijzerzin.
|