Archeologie/Geologie/Bodem
Bodemvorming Bewerken
Bodemvorming (of pedogenese) geschiedt door invloed van bijvoorbeeld het klimaat, de mens, planten of dieren op het aardoppervlak. De verandering is meestal het ophopen van organisch materiaal of verandering van het minerale materiaal, zoals uiteenvallen, oplossen, uitspoelen of inspoelen van minerale en organische stoffen. Wanneer door deze bodemvormende processen zichtbare gelaagdheid ontstaat, spreken we van bodemhorizonten. De opeenvolging van bodemhorizonten heet een bodemprofiel.
Bodemtypen Bewerken
De verschillende bodemtypes die Nederland rijk is, worden aangegeven met een hoofdletter. Hierbij kunnen éen of meerdere kleine letters toegevoegd worden, om meer informatie over de bodem te geven. Enkele voorbeelden van deze kleine letters zijn gegeven bij de horizonten.
O-horizont Bewerken
Een strooisellaag, bestaande uit moerig materiaal van opgehoopte plantenresten.
Ol Bewerken
Een verse strooisellaag die nauwelijks aangetast is.
A-horizont Bewerken
Een minerale of moerige horizont, waarin de organische stof geheel is omgezet. In natuurlijke situaties ligt deze horizont onder de O-horizont, maar in cultuurgrondbodems ligt deze horizont bovenaan.
Aa Bewerken
Een antropogeen dek, van elders aangevoerd materiaal.
Ap Bewerken
Door de mens bewerkt (bijvoorbeeld door ploegen), een bouwvoor.
B-horizont Bewerken
Inspoelingshorizont, waarin kleimineralen, ijzer, aluminium en/of humus ingespoeld zijn van bovenliggende horizonten.
E-horizont Bewerken
Uitspoelingshorizont, waaruit kleimineralen, ijzer, aluminium en/of organische stoffen verdwenen zijn (eluviatie). Lichter van kleur dan de onderliggende B-horizont.
C-horizont Bewerken
Het moedermateriaal, weinig tot niet veranderd door bodemvormende processen, met uitzondering van de volgende processen: verrijking van benedenaf (kalk, ijzeroer), wisselende oxidatie en reductie, vorming van structuur, ontkalking, rijping, reductie.
R-horizont Bewerken
Vast gesteente. Komt nauwelijks voor in Nederland, behalve in Zuid-Limburg (krijt) en de Achterhoek (muschel-kalk) binnen 120 cm onder het maaiveld.