Chemisch rekenen/Titreren
Bij titratie wordt een zuur bij een base gevoegd met als doel de pH-waarde op precies neutraal (7) te krijgen. Vaak wordt natronloog (NaOH) als base gebruikt in de meest simpele chemische titraties.
Vanuit deze titratie kan men herleiden wat de concentratie van een zuur is.
Azijnzuur en natronloog reageren bijvoorbeeld in de molverhouding 1:1. Zodra de pH 7 is, zijn ze dus in gelijke molaire hoeveelheden aanwezig. Deze pH-waarde kan bekeken worden door een pH-meter of door gebruik van een reagens die indiceert wanneer de pH 7 bedraagt.
Wanneer men niet in staat is om de pH precies op 7 te stellen of meten, dan is de methode van de tweede afgeleide een bruikbaar instrument.
Door middel van het berekenen van het verschil in pH stijging, en vervolgens de verschillen tussen de stijgingen rond het omslagpunt (waarbij de pH waarde in hoger tempo stijgt dan eerder) is zo het equivalentiepunt te bepalen. Het equivalentiepunt is het punt waarop de pH 7 bedraagt. Op dit equivalentiepunt zijn base en zuur dus 1:1 aanwezig. Aan de hand van toevoeging van de base, kan zo bepaald worden hoeveel mol zuur er aanwezig is in de vloeistof.
Als men bijvoorbeeld titreert met een 1 liter 4M NaOH-oplossing, dan zal er ook 1 liter 4M zuur nodig zijn.
Vaak is het zuur echter een onbekende concentratie, en dient men vanuit de molaire hoeveelheid base de zuurconcentratie te bepalen.
Deze werkwijze kan alsvolgt:
Vind de molverhouding tussen zuur en base: NaOH en Azijnzuur - 1:1
Te weten dat:
Hoeveelheid base op equivalentiepunt in mol = hoeveelheid zuur in mol
We titreren 1 liter 4M Natronloog, en we zien dat er slechts 0.5L azijnzuuroplossing nodig is om het equivalentiepunt (pH=7) te bereiken.
1 Liter Nartronloog bevat 4 molen NaOH.
Omdat het azijnzuur met 0.5 L precies 1:1 reageert met Natronloog, zal de molariteit dus 8M zijn.
Want; 4 molen reageren met 4 molen. De halve liter, moet dus 4 molen bevatten. Dat komt neer op 8 molen per hele liter in het geval van azijnzuur:
8*0.5=4
en
1*4=4