Hermetische kabbala/De sefirot
De emanaties[1] die ontspruiten uit Ain Suph Aur - Het Grenzeloos Licht - zijn tien in getal en worden sefirot genoemd. Vanuit Ain Suph Aur neemt Kether, de eerste sefira van de kabbalistische levensboom, vorm aan. Kether op zijn beurt emaneert de rest van de sefirot. In totaal zijn er dus 10 sefirot gevormd: Kether (1), Chokhmah (2), Binah (3), Daath, Chesed (4), Geburah (5), Tiphareth (6), Netzach (7), Hod (8), Yesod (9) en Malkuth (10), waarbij Daath als 'De Verborgene' geen nummer krijgt. Elke sefira op zich wordt beschouwd als een knooppunt (nexus) van goddelijke energie die vaak beschreven wordt als "Het goddelijk licht". Dat goddelijk licht stroomt vanuit het niet-manifeste via Kether in het manifeste.[2] Die lichtstroom wordt op de levensboom voorgesteld als een soort bliksemstraal die door alle sefirot gaat in de volgorde van hun ontstaan.
Elke sefira is de nexus van goddelijke energie en elk heeft een aantal kenmerken (attributen), waardoor de kabbalist de aard van de sefira kan begrijpen. Zo heeft de sefira "HOD" de volgende attributen: Glorie, perfecte intelligentie, de tarotkaarten met een 8, de planeet Mercurius, de Egyptische god Thoth, de aartsengel Michael, de Romeinse god Mercurius en het alchemistische element kwikzilver. De kabbalist zal dan mediteren over deze veelheid aan attributen om zodoende een dieper begrip te verwerven in de aard van elke sefira.
- noten