Italiaans/Antwoorden/Les14

1.

1.1. Het Sloveense deel van Istrië.

1.2. Daar is een belangrijke aanwezigheid van Italiaanse invloeden.

1.3. Toen kreeg Slovenië onafhankelijkheid.

1.4. De tolar

2.

1. Ik ben de oudste

2. Hij is even goed als zij.

3. Anna is minder lelijk dan Carla.

3.

1. Ik heb gedronken

2. Zij drinken

3. Ik drink

4.

1. De man repareert de fiets voor zijn echtgenote.

2. Ober, wij willen ontbijten met de broodjes.

3. Links zijn er twee winkels met wc's.

4. Hemeltje lief! De kapper repareert de tassen!

5. De geldautomaat is bezocht in Milaan.

5.

1. Il Bancomat è vicino alla posta.

2. L'uomo e sua moglie erano dal parrucchiere.

3. Devi andare dritto per arrivare alla ditta.

4. Purtroppo, non ho il latte e i panini.

5. La torta di mele è stata pagata con la carta di credito.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.