Italiaans/AntwoordenLes13

1. 1.1. Een dunbevolkt gebied

1.2. Hunebedden

1.3. Van het bisdom Utrecht.

1.4. 19

1.5. Het aantal gemeenten werd gereduceerd tot 12

1.6. Belangrijke rivieren en meren

1.7. Door de vele toeristen

2.

1. Parlai

2. Eravate stati

3. Partiva

4. Ebbero capito

5. Avranno

6. Ho pianto

3.

1. 1. Deste una cartolina. 2. Davate una cartolina

2. È proibito di andare alla stazione.

3. La settimana prossima, faccio le spese nel centro.

4. Davantieri avevo visto lui e ieri ho visto te.

5. Parlavo sempre dei computer, ma ora parlo del mio telefonino.

4.

1. Op het station had ik de sinaasappels gegeten, en in de trein heb ik de aardbeien gegeten.

2. Ik ging altijd naar het ziekenhuis om mijn verkoudheid en mijn hoofdpijn.

3. Ik ben op het postkantoor voor haar brieven.

4. De postzegel is vies.

5. Ik heb een afspraak met u.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.